ECLI:NL:RBGEL:2024:1053

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
NL23.7468
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om opheffing van schorsing van de sluiting van een woning op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek van de burgemeester van de gemeente Doetinchem om opheffing van een voorlopige voorziening behandeld. De zaak betreft de sluiting van de woning van eiseres, die in verband wordt gebracht met criminele activiteiten, specifiek de productie en handel in synthetische drugs. De burgemeester had eerder een last onder bestuursdwang opgelegd, die op 16 oktober 2023 was geschorst. Eiseres, die met haar minderjarige kind in de woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting van de woning voor de duur van twee maanden noodzakelijk is om de openbare orde en veiligheid te waarborgen. De voorzieningenrechter weegt de belangen van eiseres, waaronder de zorg voor haar kind, tegen het belang van de gemeente af en komt tot de conclusie dat de sluiting gerechtvaardigd is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en de eerder getroffen voorlopige voorziening wordt opgeheven. De voorzieningenrechter bepaalt dat de sluiting van de woning niet eerder mag plaatsvinden dan drie weken na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/7468 en 23/6386

uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek van:

de burgemeester van de gemeente Doetinchem

(gemachtigde: mr. F.A. Pommer).
om opheffing van de voorlopige voorziening van 16 oktober 2023 in de zaak tussen:

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A. Prins),
en

de burgemeester van de gemeente Doetinchem

(gemachtigde: mr. F.A. Pommer),

derde-partij: [derde-partij]

(gemachtigden: [persoon A] en [persoon B] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van de burgemeester om opheffing van een voorlopige voorziening ten aanzien van het besluit tot sluiting van de woning van eiseres.
1.1.
De burgemeester heeft bij besluit van 11 mei 2023 een last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning van eiseres opgelegd. Met het bestreden besluit van 14 september 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingediend tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 16 oktober 2023 is dit verzoek toegewezen en is het bestreden besluit geschorst.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot opheffing van de schorsing op 20 februari 2024 op zitting behandeld. Aan deze zitting hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde, de gemachtigde van de burgemeester en [persoon C] , en namens [derde-partij] [persoon A] en [persoon B] .
1.3.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiseres daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. Dat artikel is op grond van artikel 8:87, tweede lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing bij verzoeken tot opheffing van een voorlopige voorziening.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Eiseres huurt een woning aan de [locatie] in [woonplaats] van [derde-partij] . Zij woont daar met haar minderjarige kind.
2.1.
De politie heeft op 3 februari 2023 de woning van eiseres doorzocht in het kader van de landelijke klapdag, naar aanleiding van de berichten die zijn verstuurd via de versleutelde app [naam app] Deze app heeft de politie inzicht gegeven in meerdere criminele samenwerkingsverbanden (CSV), waaronder een CSV van personen die voornamelijk in [woonplaats] en omgeving wonen. Dit samenwerkingsverband houdt zich bezig met de productie, handel en verkoop van synthetische drugs. Eiseres is de zus van een van de andere in het onderzoek aangehouden verdachten en tevens de partner van [persoon D] , die zijn verblijfplaats heeft op het adres van eiseres. Uit onderzoek van de politie is naar voren gekomen dat [persoon D] samenwerkt in de opbouw van productielocaties van synthetische drugs en regelt dat productielocaties (synthetische drugslaboratoria) stoffen worden omgezet. Hij voert synthetische drugs in vanuit België naar Nederland.
2.1.1.
De politie trof in de woning van eiseres het volgende aan:
  • beige gekleurde pillen met opdruk “db” of “qp” en op de andere kant de opdruk van een kop. In totaal 64 hele pillen, zes halve pillen en vier afgebroken stukjes;
  • een vuurwapen;
  • een geldbedrag van in totaal € 65.375, verpakt in een plastic jumbo tas en daarin verpakt een zwart gekleurde plastictas. Bedrag voornamelijk in coupures van 200, 100 en 50 euro;
  • rijbewijs op naam van [persoon D] ;
  • een geldbedrag van een geldbedrag van € 1.300, hoofdzakelijk in coupures van vijf en tien euro;
  • een geldbedrag van € 1.580 voornamelijk in coupures van 20 euro;
  • correspondentie gericht aan [persoon D] .
Verder zijn op het adres diverse digitale gegevensdragers, mobiele telefoons, een personenauto en administratie in beslag genomen. Het totale inbeslaggenomen geldbedrag bedroeg € 68.255,-. Bij de doorzoeking is [persoon D] aangehouden in de woning.
2.2.
Op 2 maart 2023 heeft de politie een bestuurlijke rapportage uitgebracht en verzonden aan de burgemeester. Bij het opstellen van de bestuurlijke rapportage waren de indicatieve testresultaten van de inbeslaggenomen pillen nog niet bekend.
2.3.
Naar aanleiding van het ontvangen rapport van de politie heeft de burgemeester op 29 maart 2023 aan eiseres het voornemen meegedeeld om een last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning op te leggen. Naar aanleiding van dit voornemen heeft eiseres een zienswijze ingediend.
2.4.
Uit het proces-verbaal van bevindingen vanuit de Forensische Opsporing blijkt dat de aangetroffen verdovende middelen inmiddels onderzocht zijn. Hieruit blijkt dat het volgende is aangetroffen in de woning: een dicht geknoopte plastic zak, gevuld met tabletten, crème gekleurd, van in totaal 31,19 gram, in totaal 67 stuks, positieve indicatie voor MDMA (lijst 1 Opiumwet).
2.5.
Vervolgens is de burgemeester overgegaan tot het opleggen van de voorgenomen last onder bestuursdwang, inhoudende dat de woning wordt gesloten vanaf maandag 22 mei 2023 om 11:30 uur voor de duur van drie maanden (tot dinsdag 22 augustus 2023 om 11:30 uur).
2.6.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
2.7.
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 juni 2023 is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en is het besluit van 11 mei 2023 geschorst tot zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar. [1]
2.8.
Bij bestreden besluit heeft de burgemeester het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De burgemeester heeft rekening gehouden met het tijdsverloop en daarom beslist dat de woning van eiseres zal worden gesloten vanaf 27 oktober 2023 om 10.00 uur voor de duur van twee maanden (tot 27 december 2023 om 10.00 uur).
2.9.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 oktober 2023 is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en is het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de uitspraak op beroep. [2]
Het primaire besluit
3. De burgemeester heeft aan het besluit van 11 mei 2023 – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd.
3.1.
Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat gezien de onderzoeksbevindingen het aannemelijk is dat de woning onderdeel is van het CSV. Dat blijkt onder andere uit de aangetroffen goederen, die in verband kunnen worden gebracht met de handel in synthetische drugs. Naast een vuurwapen en aanzienlijk contant geldbedrag, is er een handelshoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen (harddrugs) aangetroffen. Het aangetroffen vuurwapen is daarnaast een verklaring voor de rol van de woning binnen het drugscircuit. Daaruit kan worden opgemaakt dat sprake was van een reële kans op dreiging waarvoor bescherming noodzakelijk was. Daarnaast zijn de goederen verspreid over de woning aangetroffen. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat eiseres familiaire banden, dan wel een relatie heeft met twee van de deelnemers van het CSV. Deze twee deelnemers zijn beiden aangehouden als verdachten in het opsporingsonderzoek dat zich bezighoudt met de productie en verkoop van synthetische drugs. Als bewoner van de woning heeft eiseres er weet van gehad, dan wel had zij er weet van moeten hebben, dat in de woning verdovende middelen, contant geld en een vuurwapen aanwezig waren. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat artikel 2 van de Opiumwet door eiseres is overtreden. Er is sprake van een handelshoeveelheid verdovende middelen, omdat de gevonden hoeveelheid aanzienlijk meer is dan de gebruikershoeveelheid van 0,5 gram harddrugs. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden aangetoond waaruit blijkt dat de hoeveelheid voor eigen gebruik zou zijn. Op basis van de aangetroffen handelshoeveelheid harddrugs, bestaat de bevoegdheid om over te gaan tot sluiting van de woning op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet. Uit de omstandigheden blijkt dat de ernst van de overtreding vaststaat, waardoor de noodzaak voor sluiting groot is. Een minder ingrijpende maatregel wordt daarom onvoldoende geacht. Daarom is sluiting van de woning voor de duur van drie maanden noodzakelijk.
3.2.
Uit vaste rechtspraak van Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist is voor de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet. [3] De vraag of betrokkene een verwijt kan worden gemaakt, kan daarentegen wel aan de orde komen in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. [4]
3.3.
Uit de verklaring van eiseres in de bestuurlijke rapportage blijkt dat zij op de hoogte was van de aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in de woning. Bovendien is zij als bewoner van de woning verantwoordelijk voor wat zich afspeelt in de woning. Uit het strafrechtelijk onderzoek dat nog gaande is zou de rol van eiseres in het CSV nog moeten blijken. Daarom is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid, waardoor de sluiting onevenredig zou zijn. De negatieve gevolgen van de sluiting, waaronder het vinden van een nieuw onderkomen voor zowel eiseres als haar minderjarige kind en de financiële gevolgen, komen daarom voor haar eigen rekening en risico. Uit de rechtspraak blijkt dat de enkele omstandigheid dat eiseres moeilijk of geen vervangende woonruimte kan vinden, geen bijzondere omstandigheid is. Ook de zorg voor een minderjarig kind wordt volgens vaste rechtspraak niet zonder meer beschouwd als een bijzondere omstandigheid die maakt dat een woning niet mag worden gesloten. [5]
De burgemeester heeft het belang van eiseres als bewoner van de woning afgewogen tegen het openbaar belang van openbare orde en veiligheid van de gemeente. Het belang van de gemeente beoogt de overtreding van artikel 2 van de Opiumwet ongedaan te maken en een nieuwe overtreding te voorkomen. Daarnaast wil de burgemeester de bekendheid van de woning bij drugshandelaren en/of drugsgebruikers doorbreken. Daarnaast heeft de sluiting een signaalfunctie en helpt het de openbare orde en het woon- en leefklimaat te herstellen. De burgemeester acht het individuele belang van eiseres als bewoner bij gebruik van de woning ondergeschikt aan het openbaar belang van openbare orde en veiligheid. Daarom acht de burgemeester een sluiting van drie maanden gerechtvaardigd.
Het bestreden besluit
4. In het bestreden besluit is de last onder bestuursdwang gehandhaafd en de termijn aangepast van drie naar twee maanden vanwege het tijdsverloop.
4.1.
De burgemeester heeft aan dit besluit in reactie op het bezwaar van eiseres onder meer het volgende ten grondslag gelegd.
De aangetroffen hoeveelheid harddrugs moet in het licht van de jurisprudentie van de Afdeling in beginsel (mede) bestemd worden geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking.
4.2.
Gelet op het feit dat er op verschillende plekken in de woning harddrugs, een grote hoeveelheid geld en een vuurwapen zijn aangetroffen is het naar de mening van de commissie aannemelijk dat de woning van bezwaarde onderdeel uitmaakt van het CSV en dat bezwaarde daarvan op de hoogte was. Hierbij heeft de burgemeester in aanmerking genomen dat er naast de woning van bezwaarde meer locaties in [woonplaats] zijn betrokken bij de drugshandel. Een van die locaties betreft een loods die door de partner van bezwaarde werd gebruikt en waar diverse druggerelateerde goederen zijn aangetroffen. Met een sluiting van de woning van bezwaarde voor de duur van twee maanden heeft de burgemeester in overeenstemming met zijn beleid gehandeld.
4.3.
Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen harddrugs (meer dan 60 keer de toegestane hoeveelheid), het grote bedrag aan contant geld, het vuurwapen en gezien de (familiaire) relaties van bezwaarde met personen uit het CSV heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een ernstig geval, dat sluiting noodzakelijk maakt. Inherent aan een sluiting van een woning is dat de bewoner de woning moet verlaten. Dat is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Ook de enkele omstandigheid dat bezwaarde een minderjarig kind heeft is niet voldoende om te kunnen spreken van een bijzondere omstandigheid, waardoor de burgemeester van sluiting zou moeten afzien. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. De gevolgen van een woningsluiting kunnen ook bijzonder zwaar zijn indien bezwaarde niet kan terugkeren na de sluiting, bijvoorbeeld omdat zijn of haar huurcontract door de woningsluiting wordt ontbonden.
Ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel door eiseres heeft de burgemeester overwogen dat ook aan de broer van eiseres inmiddels een last onder bestuursdwang is opgelegd, zodat de grondslag van het beroep op het gelijkheidsbeginsel is komen te vervallen.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
5. Eiseres meent dat de burgemeester niet de bevoegdheid heeft om op grond van artikel 13b van de Opiumwet over te gaan tot sluiting van haar woning, omdat zij aannemelijk heeft gemaakt dat de aangetroffen drugs niet bestemd zijn voor handel, maar voor eigen gebruik.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. Niet in geschil is dat door de politie tijdens de doorzoeking van de woning van eiseres op 3 februari 2023 drugs zijn aangetroffen die op Lijst I van de Opiumwet staan en dat de hoeveelheid (31,19 gram MDMA) daarvan ruimschoots meer is dan toegestane hoeveelheid van 0,5 gram. Gelet op deze aangetroffen hoeveelheid harddrugs en vaste rechtspraak [6] is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan.
5.1.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel, net als in de eerdere uitspraken, dat de stelling dat de aangetroffen hoeveelheid MDMA bestemd was voor eigen gebruik niet leidt tot een ander oordeel. De enkele stelling is daarvoor onvoldoende. Daarbij is van belang dat het niet gaat om een geringe overschrijding van de toegestane hoeveelheid van 0,5 gram, maar om meer dan 60 keer deze toegestane hoeveelheid. De voorzieningenrechter vindt het reeds daarom niet geloofwaardig dat de aangetroffen MDMA voor eigen gebruik zouden zijn. Het betoog slaagt niet.
Is de sluiting van de woning voor drie maanden evenredig?
De noodzakelijkheid van de sluiting
6. Eiseres meent dat de noodzaak tot het sluiten van haar woning ontbreekt. Zij wijst erop dat een CSV slechts tussen (rechts)personen kan bestaan. Ook stelt zij dat de aanwezigheid van het grote geldbedrag verklaard kan worden. Dit is afkomstig van de verkoop van een partij infraroodpanelen. Ter onderbouwing is een factuur overgelegd. Er had ook kunnen worden volstaan met een waarschuwing. Deze waarschuwing zou geschikter zijn nu deze sluiting onevenredige gevolgen met zich meebrengt voor haar. Eiseres en haar minderjarige kind zullen hun huis uit moeten en het is hoogst onwaarschijnlijk dat zij op korte termijn een nieuw onderkomen zullen vinden. Bovendien zal de sluiting ertoe leiden dat zij niet of nauwelijks kan werken en zij in mindere mate zorg kan dragen voor haar dochter. Ook wijst zij erop dat zij het moeilijk heeft, nu haar vader onlangs overleden is.
6.1.
De Afdeling heeft in de uitspraak van 28 augustus 2019 het specifieke toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet weergegeven. [7] Deze uitspraak zal hierna worden aangehaald als ‘de overzichtsuitspraak’.
6.2.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, [8] volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de overzichtsuitspraak is de Afdeling ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. In de uitspraak van 6 juli 2022 [9] heeft de Afdeling vervolgens een aantal verduidelijkingen aangebracht. Daarbij heeft de Afdeling geoordeeld:
“Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.”
6.3.
Het betoog van eiseres slaagt niet. De burgemeester heeft voldoende onderbouwd dat sluiting van de woning gedurende twee maanden noodzakelijk is om de gestelde doelen daarvan, te weten het verhinderen dat de woning (weer) wordt gebruikt voor de handel in verdovende middelen dan wel grondstoffen voor verdovende middelen, het doorbreken van de bekendheid van de woning bij drugshandelaren en/of drugsgebruikers en het herstellen van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, te behalen. Weliswaar is niet gebleken van aanwijzingen dat de harddrugs vanuit de woning van eiseres werd verhandeld en van druggerelateerde overlast in de woning of de omgeving daarvan. Daardoor zou een sluiting voor de duur van zes maanden, gelet op het citaat in 8.2 van de uitspraak van 6 juli 2022, in beginsel niet evenredig zijn. Hier is de burgemeester echter, mede gelet op het tijdsverloop, overgegaan tot een sluiting van de woning voor een periode van twee maanden. Hierbij heeft de burgemeester in de eerste plaats de aanwezigheid van de grote hoeveelheid harddrugs van belang mogen achten, te weten meer dan 60 keer de toegestane hoeveelheid. Ook het grote bedrag aan contant geld heeft de burgemeester mee mogen wegen. De overgelegde factuur acht de voorzieningenrechter geen aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van dit bedrag. Daarvoor is van belang dat de factuur dateert van ruim een maand voor de huiszoeking waarbij de contanten zijn gevonden, zodat niet valt in te zien dat zo’n groot geldbedrag in die tijd niet wordt afgestort. Daarbij staat de factuur op naam van [persoon D] op een ander adres dan [locatie] . De burgemeester heeft de grote hoeveelheid geld in coupures daarom terecht als handelsindicator meegewogen. [10] Ook het (vuur)wapen dat tijdens de doorzoeking van de woning op 3 februari 2023 is gevonden en de (familiaire) relaties van eiseres met personen in het CSV mag de burgemeester van belang achten. Dat een CSV slechts tussen (rechts)personen kan bestaan laat onverlet dat de woning wel een rol heeft gespeeld. Daarmee heeft de burgemeester voldoende onderbouwd dat een sluiting van twee maanden noodzakelijk is om de hiervoor genoemde doelen te bereiken. Daarbij is het niet van belang of het aangetroffen wapen daadwerkelijk een vuurwapen of een luchtdrukgeweer betreft.
De evenwichtigheid van de sluiting
7. In de in 6.2. aangehaalde uitspraak van 6 juli 2022 heeft de Afdeling over de evenwichtigheid van de sluiting het volgende overwogen:
“Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. In de overzichtsuitspraak is overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig”.
7.1.
Een sluiting van een woning leidt er altijd toe dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting.
7.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft onderbouwd dat de sluiting van de woning van eiseres voor de duur van twee maanden evenredig is. Daarbij is van belang dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van de MDMA in haar woning. Als bewoner van de woning is eiseres verantwoordelijk voor wat er zich in haar woning afspeelt. Eiseres was daarom bekend, of had bekend moeten zijn, met de aanwezigheid van de grote bedragen aan contant geld en het (vuur)wapen in haar woning. Het is niet gebleken dat eiseres een dermate bijzondere binding met haar woning heeft dat zij deze niet (tijdelijk) kan verlaten. De omstandigheid dat de minderjarige dochter, door de tijdelijke sluiting van de woning, de woning ook tijdelijk dient te verlaten, is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester van de sluiting moet afzien. [11] In beginsel zijn de ouders van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. [12] Echter geldt hier wel dat de burgemeester zich dient te informeren over geschikte opvang, waarbij gekeken moet worden in hoeverre het kind of de betrokken ouders of verzorgers zelf in staat zijn om iets te regelen. [13] Op de zitting heeft de burgemeester nogmaals bevestigd dat wanneer eiseres op zoek gaat naar vervangende woonruimte, maar desondanks problemen heeft met het vinden van vervangende tijdelijke woonruimte voor haar en haar dochter daarbij ondersteuning te kunnen bieden. Gelet op deze toezegging is, naar het oordeel van de voorziening, door de burgemeester voldoende rekening gehouden met de situatie van de minderjarige dochter van eiseres.
Slaagt het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel?
8. Eiseres voert verder aan dat sluiting van haar woning strijdig is met het gelijkheidsbeginsel. Daarvoor verwijst zij naar het besluit met betrekking tot de woning van haar broer, [persoon E] . In zijn woning zijn meerdere zakken met daarin vermoedelijk xtc-pillen, een zak met grijsbruine brokken, een pot met witte brokken, een weegschaaltje, plastic zakjes en een lepeltje aangetroffen. Bovendien werd een nep vuurwapen in zijn woning gevonden. In de bestuursrechtelijke rapportage wordt gesteld dat zijn woning onderdeel uitmaakt van hetzelfde criminele samenwerkingsverband als die waarvan haar woning onderdeel uit zou maken. Aan de broer is aanvankelijk bij besluit een last onder dwangsom opgelegd. De burgemeester heeft echter op grond van nieuwe informatie dit besluit herzien en ook het besluit genomen om de woning voor twee maanden te sluiten. Eiseres stelt zich op het standpunt dat, nu er sprake is van een gelijk geval, in haar situatie ook een last onder dwangsom of een lichtere maatregel opgelegd had moeten worden.
8.1.
De burgemeester stelt dat hij op basis van nieuw verkregen informatie over de broer, diens woning en de rol daarvan binnen het CSV, het besluit heeft genomen om de betreffende last onder dwangsom in te trekken en te vervangen door een last onder bestuursdwang, strekkende tot sluiting van de woning voor de duur van twee maanden. Gelet op laatstgenoemde situatie kan het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel volgens de burgemeester niet slagen.
8.2.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak moet voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel een rechtens vergelijkbaar geval worden genoemd, dat het betreffende bestuursorgaan ongelijk heeft behandeld. [14]
8.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. De bezwaarfase is erop gericht om het besluit, waartegen bezwaar is gemaakt, volledig te heroverwegen. Bij die heroverweging heeft de burgemeester terecht de omstandigheden betrokken zoals die waren op het moment dat op het bezwaar werd beslist. Op dat moment was ook ten aanzien van het huis van de broer van eiseres een last onder bestuursdwang genomen. Dat betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat er ten tijde van de beslissing op het bezwaar van eiseres geen sprake is van een ongelijke behandeling van vergelijkbare gevallen. Dat dit wellicht anders was in een eerdere fase van de besluitvorming doet hier niet aan af. Het besluit op het bezwaar van eiseres ligt immers ter toetsing voor.

Conclusie en gevolgen

9. Op grond van het voorgaande heeft de burgemeester kunnen besluiten om het pand voor de duur van twee maanden te sluiten. Het beroep is ongegrond. Nu op het beroep is beslist, vervalt de eerder getroffen voorlopige voorziening van rechtswege op grond van artikel 8:85, tweede lid, onder c van de Awb. De voorzieningenrechter zal het verzoek tot opheffing reeds daarom afwijzen.
10. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheid dat de burgemeester direct na deze uitspraak over kan gaan tot sluiting wel aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid om op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb, een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het pand niet eerder mag worden gesloten dan 3 weken na verzending van deze uitspraak.
11. Voor een proceskostenveroordeling ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt, bij wijze van voorlopige voorziening op basis van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb, dat het pand aan de [locatie] te [woonplaats] niet eerder mag worden gesloten dan 3 weken na verzending van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om opheffing van de voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.Y. Snoeren-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.ARN 23/2828
2.ARN 23/6502
3.ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:851.
4.ABRvS 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2241.
5.ABRvS 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1174.
6.Zie bijvoorbeeld ABRvS 14 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:738) en ABRvS 21 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2830).
10.Zie bv. ABRvS 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:148.
11.Bijvoorbeeld ABRvS 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1174.
12.Bijvoorbeeld ABRvS 12 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4046.
13.Bijvoorbeeld ABRvS 30 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3167 en ABRvS 9 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2562.
14.Bijvoorbeeld ABRvS 7 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2417.