ECLI:NL:RBGEL:2023:993

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
10226985
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding ontruiming zwembad met betrekking tot gebruikersovereenkomst en ontruimingsbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Siza en een gedaagde partij, die gebruik maakte van een zwembad dat door Siza werd verhuurd. De gedaagde partij had een gebruikersovereenkomst met Siza, die op 1 oktober 2022 was opgezegd. Siza had de ontruiming van het zwembad aangezegd, maar de gedaagde partij stelde dat hij aanspraak kon maken op ontruimingsbescherming op grond van artikel 7:230a BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde partij inderdaad recht had op ontruimingsbescherming, omdat hij tijdig een verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Siza om de gedaagde partij te veroordelen tot ontruiming in strijd was met de wet, aangezien de ontruimingsverplichting was opgeschort door het ingediende verzoek. De rechtbank heeft de vordering van Siza afgewezen en Siza in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis benadrukt het belang van de wettelijke ontruimingsbescherming en de noodzaak voor verhuurders om zich aan de wettelijke procedures te houden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10226985 \ VV EXPL 22-178 \ 512 \ 918
uitspraak van 6 februari 2023
vonnis in kort geding
in de zaak van
de stichting
Stichting Siza
gevestigd te Arnhem
eisende partij
gemachtigde mr. B.H.H.M. Ramakers
tegen
[gedaagde partij] , h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [plaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Siza en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 december 2022 met producties;
- de brief van 25 januari 2023 met productie 13 en 7 van de gemachtigde van Siza;
- de brief van 26 januari 2023 met productie 1 tot en met 5 van de gemachtigde van [gedaagde partij] ;
- de mondelinge behandeling van 27 januari 2023 mede inhoudende de pleitnotities van de gemachtigde van Siza en de gemachtigde van [gedaagde partij] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Siza biedt zorg- en dienstverlening aan mensen met een lichamelijke, verstandelijke of meervoudige handicap, niet-aangeboren hersenletsel of een aan autisme verwante stoornis. Haar cliënten zijn kinderen, jongeren en volwassenen met een handicap. Haar doelstelling is mensen met een handicap zo goed mogelijk ondersteunen, zodat zij zo gewoon mogelijk kunnen leven, wonen en werken. Dit doet zij vanuit meerdere locaties in Gelderland, waaronder ’s Koonings Jaght in Arnhem.
2.2.
Op haar locatie ’s Koonings Jaght in Arnhem exploiteert Siza onder meer een zwembad. Dat zwembad wordt door Siza verhuurd aan diverse zwemscholen, waaronder die van [gedaagde partij] .
2.3.
Tussen Siza en [gedaagde partij] zijn twee ‘Gebruikersovereenkomsten’ tot stand komen. De eerste ingaande op 1 december 2017 en de tweede ingaande op 1 oktober 2019.
2.4.
In de tweede gebruikersovereenkomst, waarin Siza is aangemerkt als eigenaar en [gedaagde partij] als gebruiker, is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Voorwaarden
2.1
Van deze gebruikersovereenkomst maakt deel uit de ‘Gebruikersvoorwaarden zwembad locatie ‘Koonings Jaght’. De inhoud van de gebruikersvoorwaarden zijn de partijen bekend. Gebruiker en Eigenaar hebben een exemplaar van de gebruikersvoorwaarden ontvangen.
2.2
De gebruikersvoorwaarden waarnaar in artikel 2.1 wordt verwezen, zijn van toepassing behoudens voor zover daarvan in deze gebruikersovereenkomst uitdrukkelijk is afgeweken of toepassing daarvan ten aanzien van het gehuurde niet mogelijk is.
De verplichtingen en verantwoordelijkheden van eigenaar
6.1
Eigenaar verplicht zich zorg te dragen voor goede toegankelijkheid van het zwembad en de ondergeschikte ruimten, alsmede het op temperatuur houden van het zwembad en hygiënisch onderhoud conforms de regelgeving.
6.2
De eigenaar is op geen enkele wijze aansprakelijk voor de gevolgen van calamiteiten (ongevallen, brand, inbraak, etc) die zich voordoen tijdens de hierboven genoemde gebruikersperiode.
6.3
De eigenaar is op geen enkele wijze aansprakelijk voor de gevolgen van schade/letsel schade die voortkomen uit calamiteiten, ondeskundig gebruik van apparatuur of technische storingen tijdens de hierboven genoemde gebruikersperiode.
De algemene verplichtingen van gebruiker
7.1
Gebruiker draagt zorg voor het na gebruik opgeruimd en schoon achterlaten van het zwembad alsook de ondergeschikte ruimten. (…)”
2.5.
In de op de overeenkomst van toepassing verklaarde ‘Gebruikersvoorwaarden zwembad locatie ’s Koonings Jaght’ (hierna: de gebruikersvoorwaarden) is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)

Bezoekers dienen aanwijzingen van het toezichthoudende personeel op te volgen. Indien dit niet gebeurd kan de toegang worden ontzegd.
(…)
  • Laat de ruimtes achter zoals vooraf aangetroffen.
  • Er mogen geen voorwerpen tussen de buitendeuren geplaats worden.
  • Parkeren van auto’s in de daarvoor bestemde parkeervakken. (bij geen plaats voor de deur, parkeren op de grote parkeerplaats. (…)
2.6.
Bij brief van 9 mei 2022 heeft Siza [gedaagde partij] onder meer als volgt bericht:
“Bij het tekenen van de huurovereenkomst bent u akkoord gegaan met de onderstaande gebruiksvoorwaarden (…).
Verschillende keren bent u middels diverse kanalen verwezen naar deze gebruikersvoorwaarden, helaas zonder positief resultaat. Hieronder een korte opsomming van enkele correspondentie aan u gericht:
  • Op 29 januari 2020 wordt u door ons gemaild. Er ligt snoeppapier en kauwgom op de grond. Bureaustoelen zijn nat en de vloer van de kleedkamer is vies.
  • Op 28 febr. 2020 ontvangen alle huurders van ons een mail m.b.t. het verkeerd parkeren van auto’s. Hierin staat dat het absoluut verboden is om auto’s direct voor het gebouw, op het grasveld of op het ronde stuk te parkeren.
  • Op 27 september 2021 ontvangen alle huurders een mail over het meten van het water. U wordt er op gewezen dar de blauwe schoentje na gebruik niet meer weggegooid hoeven te worden en u wordt erop gewezen dat de prullenzak vaak op de gang staat als de medewerkers weer in dienst komen U wordt er op gewezen dat het absoluutNIETde bedoeling is dat de prullenbak tussen de deuren van de kleedkamers geplaatst worden.
  • Op 30 september 2021 ontvangt u een mail van ons over de volgende zaken: Er staat een prullenbak tussen de kleedkamerdeur en auto’s staan verkeerd geparkeerd. Hier zijn ook foto’s van gemaakt welke u bij ons op kunt vragen.
  • Op 21 april 2022 wordt er een schuimblok tussen de kleedkamer deur aangetroffen. Hier is een foto van gemaakt welke op te vragen is via ondergetekende.
  • Op 25 april 2022 constateert de schoonmaker dat er een grote sleutel gestoken is tussen de voordeur. De schoonmaker heeft u niet aangesproken maar het signaal bij ondergetekende neergelegd.
Naast deze mailingen bent u de afgelopen jaren meerdere malen op diverse zaken aangesproken door onze medewerkers. Naast dingen tussen de deur zetten, houdt u zich ook niet aan de aangewezen plek voor de opslag van uw spullen. Deze staan vaak buiten het afgetekende vak waardoor onze escape pod niet vrij te pakken is in noodgevallen.
Om deze reden ontvangt u via deze weg een eerste en tevens laatste officiële waarschuwing. De belangrijkste reden hiervoor is dat de veiligheid van onze cliënten niet geborgd kan worden wanneer u gebruik maakt van het zwembad. Mocht u, na verzending van deze brief, nogmaals de voorwaarden overschrijden, wordt de overeenkomst per direct ontbonden.
Tevens deel ik u mede dat de huurovereenkomst inzake het gebruik van het zwembad incl. faciliteiten met ingang van 1 oktober 2022 wordt opzegt. Met inachtneming van de opzegtermijn van 2 maanden, eindigt de overeenkomst op 30 september 2022. Wij hopen in elk geval dat onze huurovereenkomst in de beste wederzijdse verstandhouding kan worden beëindigd.”
2.7.
Bij e-mailbericht van 19 september 2022 heeft de gemachtigde van [gedaagde partij] de gemachtigde van Siza onder meer als volgt bericht:
“(…) Van de rechtsbijstandsverzekering van cliënt (…) heb ik vernomen dat er tussen cliënten een juridisch geschil speelt ten gevolge van een opgezegde huurovereenkomst. Uw cliënte heeft de huurovereenkomst tegen 1 oktober a.s. opgezegd. Cliënt stelt zich op het standpunt dat hij – voor zover er rechtsgeldig is opgezegd – aanspraak kan maken op ontruimingsbescherming conform artikel 7:230a BW.
Op grond van artikel 7:230a BW dient uw cliënte eerst de ontruiming aan te zeggen. Daarna heeft cliënt het recht om, binnen twee maanden na het tijdstip waartegen schriftelijk ontruiming is aangezegd, de rechter te verzoeken om de termijn waarbinnen ontruimd dient te worden, te verlengen.
Uw cliënte kan niet verlangen dat er eerder tot ontruiming wordt overgegaan, dan nadat er op voormeld verzoek door de rechtbank is beslist. Ondanks het voorgaande heeft uw cliënte te kennen gegeven dat de toegang tot het gehuurde aan cliënt per 1 oktober 2022 zal worden ontzegd.
Aangezien de belangen van cliënt hiermee zwaar worden geschaad, heeft mevrouw Van der Steen (DAS) per e-mail van 14 september 2022 aan uw cliënte gevraagd om te bevestigen dat cliënt ook na 1 oktober 2022 toegang tot het gehuurde zal houden. Hierop heeft u te kennen gegeven dat u inmiddels de belangen van uw cliënte behartigt en dat u zo spoedig mogelijk het standpunt van uw cliënte laat weten.
Inmiddels zijn er vijf dagen verstreken en nadert 1 oktober 2022 met rasse schreden. Zodoende heb ik de opdracht gekregen om namens cliënt een procedure in kort geding te starten. Hierbij zal – kort gezegd – toegang tot het gehuurde worden gevorderd totdat een rechter hierover anders heeft beslist.
Hierbij stel ik u zodoende nog éénmaal 24 uur in de gelegenheid om te bevestigen dat cliënt ook na 1 oktober 2022 toegang tot het gehuurde zal hebben op de overeengekomen dagen en tijdstippen. (…)”
2.8.
De gemachtigde van Siza heeft bij e-mailbericht van 20 september 2022 de gemachtigde van [gedaagde partij] bericht dat [gedaagde partij] de toegang niet zal worden ontzegd vanaf
1 oktober 2022.
2.9.
Bij e-mailbericht van 11 oktober 2022 heeft de gemachtigde van Siza [gedaagde partij] onder meer als volgt bericht:
“(…) U hebt met cliënte een gebruikersovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten met betrekking tot – kort gezegd – het zwembad op de locatie van cliënte ’s Koonings Jaght aan de [adres+plaats] .
Op 24 juni 2022 heeft cliënte u de overeenkomst met u opgezegd, voor zover dat noodzakelijk was. De overeenkomst is geëindigd op 1 oktober 2022.
Namens cliënte zeg ik u bij deze ook – voor zover zulks vereist zou zijn – de ontruiming aan per 12 november a.s.
Het zwembad is gelegen op een locatie waar mensen met een verstandelijke of meervoudige beperking wonen en werken. Het behoeft geen betoog dat ongecontroleerde toegang tot een zwembad gevaarlijk kan zijn voor de doelgroep van mijn cliënte.
Cliënte heeft aan de opzegging onder meer ten grondslag gelegd dat u meerdere keren bent aangesproken op het schenden van de gebruikersvoorwaarden van het zwembad. Dit heeft met name betrekking op het schenden van veiligheidsvoorschriften, zoals het blokkeren van de ‘escape pod’ of het plaatsen van voorwerpen tussen de kleedkamerdeur, zodat deze niet in het slot viel en er ‘dus’ vrije toegang tot het zwembad was.
Ondanks herhaaldelijke waarschuwingen bent u de veiligheidsvoorschriften blijven overtreden. Voor cliënte is dit onaanvaardbaar. Dat is de reden waarom zij u op 24 juni 2022 heeft bericht dat de gebruikersovereenkomst eindigt.
Bij brief van 19 september 2022 heeft mr. M.L.A. van Hurne namens u bericht dat u aanspraak kunt maken op ontruimingsbescherming. Ook indien dat standpunt juist zou zijn, heeft mijn cliënte het voornemen om de relatie met uw zwemschool te beëindigen.
Cliënte overweegt een procedure te starten, waarin – voor zover vereist – ontbinding van de gebruikersovereenkomst en – eveneens voor zover vereist – ontruiming te vorderen. In dat kader zij opgemerkt dat de ruimte slechts enkele uren per week door u gebruikt wordt en dat die ruimte voor het overige niet voor u toegankelijk is. (…)”
2.10.
Bij e-mailbericht van 3 november 2022 heeft de gemachtigde van [gedaagde partij] de gemachtigde van Siza onder meer als volgt bericht:
“Op 11 oktober jl. heeft u – namens uw cliënte – de ontruiming van het gehuurde aangezegd per12 november 2022. Zoals reeds eerder is aangegeven, stelt cliënt zich op het standpunt dat hij aanspraak kan maken op ontruimingsbescherming. In de brief d.d. 19 september 2022 is al aangegeven dat cliënt dit verzoek kan indienen binnen twee maanden na het tijdstip waartegen schriftelijk ontruiming is aangezegd. Dit volgt uit artikel 7:230a, laatste volzin BW.
In het derde lid van artikel 7:230a BW is bepaald dat de verhuurder niet van de huurder kan verlangen dat de huurder voor het einde van de voornoemde termijn tot ontruiming zal overgaan. Mijn cliënt geniet dus in beginsel van rechtswege ontruimingsbescherming gedurende twee maanden na het tijdstip waartegen de ontruiming is aangezegd. Concreet betekent dit dat van mijn cliënt niet kan worden verlangd dat hij vóór 12 januari 2023 tot ontruiming zal overgaan.
Inmiddels heb ik van cliënt de opdracht gekregen om de rechter te verzoeken om de ontruiming te verlengen. Het verzoek zal ik op korte termijn, maar tenminste binnen de termijn van twee maanden, indienen bij de rechtbank.
Totdat er op het verzoek is beslist, zal cliënt zijn activiteiten in het gehuurde continueren. Echter, voor de volledigheid ontvangt cliënt graag van uw cliënte de bevestiging dat zij aan hem toegang tot het gehuurde blijft verlenen op de overeengekomen dagen en tijdstippen. (…)”
2.11.
Bij e-mailbericht van 7 november 2022 heeft de gemachtigde van Siza de gemachtigde van [gedaagde partij] bericht dat Siza [gedaagde partij] in beginsel totdat door een rechter is beslist toegang tot het gehuurde zal blijven verschaffen.
2.12.
Op 23 december 2023 heeft [gedaagde partij] een verzoekschrift tot verlenging van de ontruimingstermijn ingediend. De mondelinge behandeling van het verzoek staat gepland op 9 maart 2023.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Siza vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis dat de kantonrechter:
[gedaagde partij] veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde gelegen aan de [adres+plaats] me alle personen en zaken die zich daar van zijnentwege bevinden, te ontruimen en te verlaten en aldus ontruimd en verlaten te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Siza te stellen;
[gedaagde partij] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten met bepaling dat indien deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zijn voldaan daarover de wettelijke rente verschuldigd is.
3.2.
Siza legt aan haar vordering ten grondslag dat zij de gebruikersovereenkomst, die kwalificeert als een huurovereenkomst, heeft opgezegd en de ontruiming heeft aangezegd. [gedaagde partij] doet weliswaar een beroep op wettelijke ontruimingsbescherming, maar hieraan dient voorbij te worden gegaan. [gedaagde partij] handelt immers in strijdt met de veiligheidsvoorschriften en daarmee in strijd met de huurovereenkomst en hij gedraagt zich aldus evenmin als goed huurder. Deze tekortkomingen leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst voor zover dat rechtens nog vereist is. Het einde van de huurovereenkomst brengt met zich mee dat [gedaagde partij] het zwembad dient te ontruimen.
3.3.
[gedaagde partij] voert hiertegen verweer waarop hierna, waar van belang voor de beoordeling van de zaak, wordt ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] betwist in de eerste plaats dat Siza een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Siza stelt dat zij wel degelijk een spoedeisend belang heeft, aangezien [gedaagde partij] de veiligheidsvoorschriften niet in acht neemt, waardoor de veiligheid van haar cliënten niet gewaarborgd kan worden. De kantonrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang van Siza daarmee is gegeven.
4.2.
Tussen partijen staat vast dat sprake is van een huurovereenkomst die betrekking heeft op een zwembad, zijnde bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7:230a BW. Niet in geschil is voorts dat de huurovereenkomst rechtsgeldig door Siza is opgezegd en aldus is geëindigd en dat de ontruiming is aangezegd. Evenmin is in debat is dat [gedaagde partij] in beginsel ontruimingsbescherming geniet gedurende twee maanden na het tijdstip waartegen ontruiming is aangezegd. Uit de processtukken blijkt dat [gedaagde partij] reeds voor de ontruimingsaanzegging op 14 en 19 september 2022 aanspraak heeft gemaakt op deze ontruimingsbescherming ex artikel 7:230a BW en dit is op 3 november 2022 nogmaals herhaald. Daarbij is ook aangekondigd dat [gedaagde partij] voornemens was een verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn in te dienen. De indiening van een verzoekschrift om de ontruimingstermijn te verlengen schorst de ontruimingsverplichting op totdat op het verzoek is beslist.
4.3.
Nu de ontruiming is aangezegd tegen 12 november 2022 en [gedaagde partij] tijdig, te weten op 23 december 2022, een verzoekschrift om de ontruimingstermijn te verlengen heeft ingediend, is de ontruimingsverplichting aldus van rechtswege opgeschort. De vordering van Siza is als gevolg hiervan in strijd met de wet en kan om die reden in beginsel niet worden toegewezen. Dit is slechts anders indien het beroep op ontruimingsbescherming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat is een strenge toets. Dat hiervan in het onderhavige geval sprake is, is voorshands niet gebleken. Dat [gedaagde partij] in het verleden de veiligheidsvoorschriften niet in acht heeft genomen doet daar niet aan af. Op de mondelinge behandeling heeft [gedaagde partij] gemotiveerd gesteld dat hij na de brief van 9 mei 2022 maatregelen heeft genomen en dat nadien geen overtredingen meer hebben plaatsgevonden. Siza heeft weliswaar aangevoerd dat zich op 12 oktober 2022 nog een voorval heeft voorgedaan, maar dit heeft [gedaagde partij] betwist en is door Siza op geen enkele wijze onderbouwd, zodat dit voorshands onvoldoende aannemelijk is. Aldus heeft Siza onvoldoende aangevoerd om tot het oordeel te kunnen komen dat het beroep van [gedaagde partij] op ontruimingsbescherming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De vordering wordt om die reden afgewezen.
4.4.
Siza wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Siza in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij] , tot op heden begroot op € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2023