ECLI:NL:RBGEL:2023:850

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
05.155031-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS met voorwaarden voor een reeks bedreigingen

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere bedreigingen en wapenbezit. De verdachte, geboren in 1987 en momenteel gedetineerd in de P.I. Vught, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.G.M. Frerix. De rechtbank behandelde drie parketnummers, waarbij de verdachte werd beschuldigd van bedreigingen aan het adres van verschillende slachtoffers, waaronder bedreigingen met de dood en zware mishandeling. De feiten vonden plaats tussen 2021 en 2022 en omvatten onder andere het dreigen met een vuurwapen en beledigende uitlatingen op sociale media.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte lijdt aan schizofrenie, wat zijn gedrag beïnvloedde. De psycholoog en psychiater adviseerden om de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten voor de feiten die zich voordeden vóór zijn heropname in februari 2022. De rechtbank volgde dit advies en sprak de verdachte vrij van enkele feiten, maar achtte hem wel strafbaar voor de bedreigingen die na deze datum plaatsvonden.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 260 dagen op en besloot tot het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden, ter bescherming van de maatschappij. De verdachte moet zich laten behandelen in een forensisch psychiatrische instelling en zich houden aan diverse voorwaarden, waaronder het vermijden van contact met bepaalde slachtoffers. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05-155031-22, 05-080009-22 en 05-203537-22 (gev.ttz)
Datum uitspraak : 21 februari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] in [woonplaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Vught, PPC in Vught.
Raadsvrouw: mr. M.G.M. Frerix, advocaat in Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging met betrekking tot parketnummer 05-155031-22, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 juni 2022 te [woonplaats 2] [slachtoffer 1] en/of haar gezin heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door met een (vuur)wapen meermalen, althans eenmaal, op, althans in de richting van en/of ter hoogte en/of in de directe nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] ( [adres 2] te [woonplaats 2] ), te schieten, althans feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2022 te Wolfheze, althans in Nederland, ten overstaan van [verbalisant] (brigadier bij de politie Eenheid Oost-Nederland) [slachtoffer 2] en/of zijn minderjarige kinderen en/of zijn gezin heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk ten overstaan van voornoemde [verbalisant] meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden geuit:
- ''dat hij [slachtoffer 2] dood zou maken'' en/of
- ''dat hij het kind van [slachtoffer 2] zou openrijten'' en/of
- ''dat hij [slachtoffer 2] dood zou schieten'',
van welke bedreiging(en)/dreigende woorden voornoemde [slachtoffer 2] kennis heeft genomen;
3.
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Spankeren, althans in Nederland, [slachtoffer 3] en/of haar minderjarige kinderen en/of haar moeder, [slachtoffer 4] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting,
door die [slachtoffer 3] en/of haar minderjarige kinderen en/of die [slachtoffer 4] (middels Facebook/social media) (telkens) dreigend de woorden toe te voegen en/of bericht(en) te plaatsen op Facebook/social media:
- ''Lekker de ex vriendin van [verdachte] neuken toch...binnekort kom ik ff jullie kinderen doodmaken met me nieuwe vriendin'' en/of
- ''zondag ff na Wageningen kijken bij me ouwe schoonmoeder die kk slet...steek huis wel in de fik ofzo als ze der niet is'', althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking, van welke bedreiging(en)/dreigende woorden voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] kennis hebben/heeft genomen;
4.
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Spankeren, althans in Nederland, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer 3] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door berichten te plaatsen op Facebook met daarin de woorden: ''Die Afrikaanse ex van me is lkkr ehh grootste hoer van Nederland'';
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Spankeren, gemeente Rheden opzettelijk [slachtoffer 3] , heeft beledigd in het openbaar bij geschrift door berichten te plaatsen op Facebook met daarin de woorden: ''Die Afrikaanse ex van me is lkkr ehh grootste hoer van Nederland'', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Onder parketnummer 05-080009-22, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 januari 2022 te Arnhem munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 20 stuks knalpatronen van het kaliber 9mm P.A.K. voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 21 januari 2022 te Arnhem een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Zoraki, type 917, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.
Onder parketnummer 05-203537-22, dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2022 tot en met 16 juni 2022 te Arnhem, althans in Nederland, [medewerker bewindvoerderskantoor] en/of de medewerkers van [bewindvoerderskantoor] (telkens) schriftelijk (per e-mail), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [medewerker bewindvoerderskantoor] en/of de medewerkers van [bewindvoerderskantoor] een of meerdere e-mails te sturen met daarin (onder andere) de dreigende woorden:
- ''Graag mijn geld storten, heb geen zin om 40 km te lopen en vervolgens iets raars te doen met jou of je collega...ik ben doorgeladen...aangifte mag altijd ook vanuit mijn kant'' en/of
- ''Morgenochtend kon ik ff jouw opwachten op je werk. Google maar [verdachte] op Youtube, dan kan je mijn omgebouwde liquidatie pistool vast bekijken. Ik ben bereid om naar een TBS kliniek te gaan voor een huurmoord en ik heb dat gitseren lekker op het politiebureau verteld....spaargeld voor onvoorziene uitgaven...hou je kinderen lekker voor de gek..betalen met je leven wordt dit.'' en/of
- ''Ik ga wel naar de geheime dienst van Rusland bellen als je aangifte doet met je Pro Persona, je speelt echt met je leven hoertje''., althans woorden van gelijk dreigende aard of strekking.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05-155031-22 [1]
Feit 1:Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] p. 21– p. 22
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 9;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2023.
Feit 2:Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, p. 6-7;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 54;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2023.
Feit 3:Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 75;
- screenshots van berichten geplaatst op Facebook, p. 77-79;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2023.
Feit 4:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 75;
- screenshots van het bericht geplaatst op Facebook, p. 77;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2023.
De rechtbank is van oordeel dat in de uitlating van verdachte geen duidelijk te herkennen concrete gedraging van [slachtoffer 3] is aan te wijzen. Wanneer een dergelijke geconcretiseerde gedraging ontbreekt, is volgens vaste jurisprudentie niet voldaan aan een van de vereisten voor bewezenverklaring van smaadschrift, te weten de tenlastelegging van een ‘bepaald feit’ als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafrecht (zie HR 14 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1198). De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken. Voor de subsidiair aan verdachte verweten belediging geldt niet dat daarin concreet gedrag dient te worden beschreven. Naar het oordeel van de rechtbank is het geplaatste bericht evident beledigend van aard ten opzichte van [slachtoffer 3] . De belediging is derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 05-080009-22 [2]
Feiten 1 en 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, waarbij ieder bewijsmiddel wordt gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud ziet:
- het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, p. 4-5;
- het aanvullend proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 14 maart 2022, p. 1–3 van dat proces-verbaal;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2023.
Parketnummer 05-203537-22 [3]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [medewerker bewindvoerderskantoor] , p. 7-9;
- screenshots van de e-mailwisseling, p. 13-14, 22;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten:
Onder parketnummer 05-155031-22, dat:
1.
hij op
of omstreeks20 juni 2022 te [woonplaats 2] [slachtoffer 1] en/
ofhaar gezin heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door met een (vuur)wapen meermalen
, althans eenmaal, op, althans in de richting van en/of ter hoogte en/ofin de directe nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] ( [adres 2] te [woonplaats 2] ), te schieten
, althans feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks20 juni 2022 te Wolfheze
, althans in Nederland,ten overstaan van [brigadier] (brigadier bij de politie Eenheid Oost-Nederland) [slachtoffer 2] en
/ofzijn minderjarige kind(eren)
en/of zijn gezinheeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk ten overstaan van voornoemde [brigadier] meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden geuit:
- ''dat hij [slachtoffer 2] dood zou maken'' en/of
- ''dat hij het kind van [slachtoffer 2] zou openrijten'' en/of
- ''dat hij [slachtoffer 2] dood zou schieten'',
van welke bedreiging(en
)/dreigende woordenvoornoemde [slachtoffer 2] kennis heeft genomen;
3.
hij op
of omstreeks3 december 2021 te Spankeren, althans in Nederland, [slachtoffer 3] en/of haar minderjarige kinderen en/of haar moeder, [slachtoffer 4] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandelingen/of met brandstichting,
door die [slachtoffer 3] en/of haar minderjarige kinderen en/of die [slachtoffer 4] (middels Facebook
/social media)
(telkens)dreigend de woorden toe te voegen en/of bericht(en) te plaatsen op Facebook
/social media:
- ''Lekker de ex vriendin van [verdachte] neuken toch...binnekort kom ik ff jullie kinderen doodmaken met me nieuwe vriendin'' en/of
- ''zondag ff na Wageningen kijken bij me ouwe schoonmoeder die kk slet...steek huis wel in de fik ofzo als ze der niet is'',
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking, van welke bedreiging(en)/dreigende woorden voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] kennis hebben/heeft genomen;
4. subsidiair
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Spankeren, gemeente Rheden opzettelijk [slachtoffer 3] , heeft beledigd in het openbaar bij geschrift door berichten te plaatsen op Facebook met daarin de woorden: ''Die Afrikaanse ex van me is lkkr ehh grootste hoer van Nederland''
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Onder parketnummer 05-080009-22, dat:
1.
hij op
of omstreeks21 januari 2022 te Arnhem munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 20 stuks knalpatronen van het kaliber 9mm P.A.K. voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks21 januari 2022 te Arnhem een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Zoraki, type 917, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool voorhanden heeft gehad.
Onder parketnummer 05-203537-22, dat:
hij
in ofomstreeks de periode van 30 mei 2022 tot en met 16 juni 2022 te Arnhem, althans in Nederland, [medewerker bewindvoerderskantoor] en
/ofde medewerkers van [bewindvoerderskantoor] (telkens) schriftelijk (per e-mail), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [medewerker bewindvoerderskantoor]
en/of de medewerkers van [bewindvoerderskantoor] een ofmeerdere e-mails te sturen met daarin (onder andere) de dreigende woorden:
- ''Graag mijn geld storten, heb geen zin om 40 km te lopen en vervolgens iets raars te doen met jou of je collega...ik ben doorgeladen...aangifte mag altijd ook vanuit mijn kant'' en
/of- ''Morgenochtend kon ik ff jouw opwachten op je werk. Google maar [verdachte] op Youtube, dan kan je mijn omgebouwde liquidatie pistool vast bekijken. Ik ben bereid om naar een TBS kliniek te gaan voor een huurmoord en ik heb dat gitseren lekker op het politiebureau verteld....spaargeld voor onvoorziene uitgaven...hou je kinderen lekker voor de gek..betalen met je leven wordt dit.'' en
/of- ''Ik ga wel naar de geheime dienst van Rusland bellen als je aangifte doet met je Pro Persona, je speelt echt met je leven hoertje''., althans woorden van gelijk dreigende aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05-155031-22
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met brandstichting
feit 4 subsidiair:
eenvoudige belediging
parketnummer 05-080009-22
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
parketnummer 05-203537-22:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De standpunten van de officier van justitie en van de verdedigingDe officier van justitie en de verdediging hebben beide gesteld dat de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen zijn. Derhalve zijn de officier en de verdediging van mening dat verdachte voor alle feiten een strafbare dader is.
Deskundigenrapporten
GZ-psycholoog dr. D.J. Burck heeft op 21 december 2022 gerapporteerd over de geestvermogens van verdachte. Daarnaast heeft een psychiatrisch onderzoek plaatsgevonden door psychiater G.J.R. Mensink, die op 6 januari 2023 een rapport heeft opgemaakt over verdachte.
In het rapport naar aanleiding van het psychologisch onderzoek heeft de rechtbank onder meer het volgende gelezen. Verdachte lijdt aan de psychische stoornis schizofrenie, die tot uitdrukking komt in de vorm van psychotische episodes waarin paranoïde wanen en grootheidswanen optreden. Gedurende de ten laste gelegde periode kreeg hij antipsychotica toegediend per depot maar de kenmerken van de stoornis bleven altijd aanwezig. De schizofrene ontwikkeling staat op zichzelf, maar middelengebruik, overprikkeling en overvraging kunnen een luxerende werking hebben en het proces van psychotische ontregeling versnellen.
In de periode van de ten laste gelegde feiten was het middelengebruik toegenomen tijdens een negatief verlopend traject gericht op zelfstandig wonen. Vrijwel vanaf het begin was duidelijk dat het traject de draagkracht van verdachte te boven ging en het toenemende middelengebruik zal er aan hebben bijgedragen dat hij psychotisch decompenseerde. Ten tijde van de ten laste gelegde bedreigingen in december 2021 was bij verdachte sprake van psychotische wanen die optraden in het kader van schizofrenie. Verdachte had het gevoel dat zijn ex-partner, haar familie en vrienden tegen hem samenspanden en hem het leven onmogelijk wilden maken. Ten aanzien van het middelengebruik heeft verdachte zijn wil niet geheel vrij kunnen bepalen, zodat de psycholoog adviseert om verdachte dit tenlastegelegde feit niet toe te rekenen.
Ten tijde van de bedreigingen in juni 2022 was verdachte opgenomen in Wolfheze. Er was geen sprake van een acuut psychotisch beeld en ook het middelengebruik was meer onder controle. De psycholoog ziet daarin aanleiding tot het advies verdachte deze ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
In het psychiatrisch rapport wordt over verdachte eveneens opgemerkt dat sprake is van een zeer kwetsbare persoonlijkheidsorganisatie, schizofrenie, een matige stoornis in het gebruik van cannabis en aanwijzingen voor een stoornis in het gebruik van stimulantia. De ten laste gelegde bedreigingen eind 2021 vonden plaats in een periode die gekenmerkt werd door ontregelingen, middelengebruik (cannabis en stimulantia) en opnames. Een bepaalde invloed van psychische destabilisatie op het tenlastegelegde is aannemelijk. Dat leidt tot het advies om het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Ten aanzien van de bedreigingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is de psychiater er niet van overtuigd dat verdachte tijdens die feiten geen gedragsalternatieven had.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank neemt over de conclusie van de psycholoog en psychiater dat er ten tijde van het begaan van de strafbare feiten sprake was van een psychische stoornis bij verdachte, namelijk schizofrenie.
De rechtbank volgt de psycholoog in zijn conclusie dat de ten laste gelegde feiten die zich hebben voorgedaan voorafgaand aan de heropname van verdachte in februari 2022 niet aan hem kunnen worden toegerekend. De psycholoog heeft hierover opgemerkt dat verdachte, vanwege ernstige draagkrachtoverschrijding en gebruik van middelen, in de waan verkeerde dat zijn ex-partner, haar familie en haar vrienden tegen hem samenspanden en hem het leven onmogelijk wilden maken. Zijn dreigende en beledigende handelen zijn volgens de psycholoog in dat licht te verklaren, evenals de aanschaf van een wapen waarmee hij zich veronderstelde te moeten beschermen. De rechtbank overweegt dat dit ertoe leidt dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor de feiten die zich voorafgaand aan de heropname hebben voorgedaan. Het gaat dan om de bedreiging van [slachtoffer 3] , haar gezin en haar moeder, de belediging van [slachtoffer 3] (parketnummer 05-155031-22) en het aanwezig hebben van een wapen en munitie (parketnummer 05-080009-22). Ten aanzien van de feiten die zich hebben voorgedaan na februari 2022 is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een strafbare dader.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs-maatregel) met voorwaarden, zoals grotendeels omschreven in het reclasseringsrapport. Zij heeft van deze tbs-maatregel met voorwaarden de dadelijke uitvoerbaarheid (DUT) gevorderd. De officier heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de tbs-maatregel bij eventuele toekomstige omzetting naar dwangverpleging ongemaximeerd kan worden opgelegd. Daarnaast de officier van justitie gevorderd dat een Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) wordt opgelegd. De officier van justitie heeft tot slot een gevangenisstraf van 260 dagen gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een gevangenisstraf bepleit gelijk aan het reeds ondergane voorarrest en een voorwaardelijke oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden. Voor zover daartoe niet wordt overgegaan heeft de raadsvrouw verzocht om een voorwaardelijk strafdeel met voorwaarden. Verder heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de geweldscomponent in het indexdelict niet dusdanig is dat de tbs-maatregel ongemaximeerd kan worden opgelegd. Tot slot heeft zij zich verzet tegen de oplegging van een GVM.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt dat verdachte in de periode van december 2021 tot medio juni 2022 ernstig grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Er is sprake van een patroon van delicten, waarbij verdachte niet schuwt om verboden wapens aan te schaffen om daarmee zijn bedreigingen kracht bij te zetten. Zo heeft verdachte tussen eind mei en medio juni 2022 zijn bewindvoerder en haar collega’s met de dood bedreigd. Vervolgens heeft hij op 20 juni 2022 in de nabijheid van een woning geschoten met een alarmpistool. Bij zijn aanhouding heeft hij bedreigingen geuit naar een eerdere vriend en diens kind. Daarnaast heeft hij ten gevolge van zijn psychische stoornis op 3 december 2021 bedreigingen en een belediging geuit aan het adres van [slachtoffer 3] en ook heeft hij haar moeder bedreigd. Uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgelezen, blijkt dat deze bedreiging bij [slachtoffer 3] grote gevoelens van angst heeft opgeroepen. Uit haar verklaring blijkt dat [slachtoffer 3] sinds 2011 bij tijd en wijle wordt geconfronteerd met onberekenbaar gedrag van verdachte. Tot slot heeft verdachte, in de waan dat anderen tegen hem samenspanden, op enig moment een alarmpistool aangeschaft en voorhanden gehad.
De ernst van de feiten die aan verdachte worden toegerekend, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Ook deze feiten dienen echter te worden bezien in het licht van de psychische problematiek waarmee verdachte kampt. Ten aanzien van de feiten gepleegd na februari 2022 acht de rechtbank verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Het betreft dan de bedreigingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (parketnummer 05-155031-22) en de bedreiging van de bewindvoerder en haar collega’s (parketnummer 05-203537-22). Voorts weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij excuses heeft gemaakt voor zijn gedrag en heeft meegewerkt aan een mediationtraject met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het uittreksel justitiële documentatie van 4 oktober 2022. Daaruit blijkt dat verdachte met name in beeld komt sinds hij in mei 2021 zelfstandige woonruimte kreeg. In de periode die daaraan voorafging verbleef verdachte bij Pro Persona en was geen sprake van noemenswaardig delictgedrag. Dit geeft steun aan de conclusies uit de rapportages, dat verdachte in een duidelijk kader een min of meer stabiel leven kan leiden. Het voorgaande overziend, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 260 dagen conform de eis van de officier van justitie in de onderhavige omstandigheden passend en geboden is.
Tbs-maatregel met voorwaardenDe rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een tbs-maatregel dient te worden opgelegd ter beveiliging van de maatschappij. Verdachte voldoet aan de daarvoor wettelijk gestelde eisen in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaarde bedreigingen zijn misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht, waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Uit hetgeen hiervoor is overwogen over de toerekenbaarheid volgt dat bij verdachte ten tijde van het begaan van deze feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis en stimulantia.
Gelet op de over verdachte uitgebrachte rapportages is de rechtbank van oordeel dat ook aan het gevaarscriterium is voldaan en dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden eist. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de over verdachte opgemaakte rapportages blijkt dat verdachte zijn mogelijkheden overschat en onvoldoende inzicht heeft in de mate van zijn kwetsbaarheid. Dit terwijl uit de bevindingen van de gedragsdeskundigen blijkt dat schizofrenie een chronische ziekte is met een veelal progressief verloop. Uit de rapportage blijkt verder dat verdachte onvoldoende inzicht heeft in zijn behoefte aan structuur, zijn afhankelijkheid van zorg en de risico’s met betrekking tot zijn middelengebruik. Dat brengt volgens de psycholoog het risico met zich dat verdachte beperkt open staat voor behandeling en dat bij hem de neiging bestaat om zich op de momenten dat het niet goed met hem gaat aan de behandeling te onttrekken. Door de psycholoog wordt geconcludeerd tot een hoog risico op herhaling van soortgelijk gewelddadig gedrag. De psychotische symptomen die uit de schizofrenie voortvloeien, in combinatie met het middelengebruik en het beperkte ziekte-inzicht vormen de voornaamste risicofactoren voor recidive. Hierop kan in de praktijk niet zoveel invloed worden uitgeoefend met behandeling gericht op gedragsverandering, waardoor er waarschijnlijk blijvend enige vorm van controle nodig zal zijn.
Ook de psychiater schat het risico op (dreigend) agressief gedrag zonder adequate behandeling en begeleiding hoog in. Duidelijk is dat het risico op (dreigend) agressief en overlast gevend gedrag zal samenhangen met psychotische ontsporingen. Door de psychiater wordt een intensieve behandeling van maximale duur geadviseerd vanuit een klinisch kader in een gesloten setting, waarbij aan verdachte geleidelijk vrijheden kunnen worden toegekend, als zijn situatie dat toelaat. Na stabilisatie dient het juridisch kader voldoende mogelijkheden te bieden om te controleren op middelengebruik en wapenbezit, nu verdachte er blijk van heeft gegeven in dit opzicht activiteiten te ontwikkelen buiten het blikveld van zijn begeleiders en behandelaars. Een behandeling als voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel is naar de mening van de psychiater een gepasseerd station. Ook lijkt het niet langer verantwoord om de meer dwingende/controlerende aspecten van de behandeling door middel van een zorgmachtiging te borgen, nu langdurige, zo niet blijvende, behandeling, begeleiding en bescherming nodig is.
De beide rapporteurs geven het advies om een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Daarnaast heeft Tactus Reclassering op 26 januari 2023 positief geadviseerd over een tbs-maatregel met voorwaarden. Verdachte heeft aangegeven hieraan mee te willen werken.
De rechtbank neemt het advies van de gedragsdeskundigen en de reclassering over. Dat de veiligheid van anderen nog binnen een minder dwingend of voorwaardelijk kader zou kunnen worden ingedamd, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, volgt de rechtbank niet. Adequate behandeling van verdachte kan, zeker bezien vanuit de neiging bij verdachte om zich aan behandeling te onttrekken, naar het oordeel van de rechtbank niet binnen een minder dwingend kader dan dat van een tbs-maatregel met voorwaarden worden bereikt.
De rechtbank neemt de voorwaarden over die Tactus Reclassering in haar advies van 26 januari 2023 heeft opgenomen, maar bepaalt, conform de eis van de officier van justitie, dat het locatieverbod zal komen vervallen en dat het contactverbod alleen zal gelden ten opzichte van [slachtoffer 3] en haar familie. De voorwaarden die voor verdachte gelden zijn hierna onder het kopje ‘De beslissing’ opgesomd.
De maatregel wordt opgelegd wegens een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer anderen, zodat de maatregel, ingeval van omzetting in terbeschikkingstelling met verpleging, niet gemaximeerd zal zijn.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De officier heeft gevorderd dat de tbs-maatregel en de daaraan gekoppelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De raadsvrouw heeft zich hiertegen niet verzet. De reclassering heeft in haar rapport van 26 januari 2023 de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel met voorwaarden geadviseerd omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is. De rechtbank is van oordeel dat het, rekening houdend met het hoge recidiverisico, noodzakelijk is dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard en zal de dadelijke uitvoerbaarheid opleggen.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM)
De officier heeft gevorderd dat de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd. De raadsvrouw heeft zich hiertegen verzet en betoogd dat oplegging van de maatregel veel te ver gaat.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken blijkt dat de schizofrenie waaraan verdachte lijdt chronisch van aard is en dat deze stoornis een veelal progressief verloop heeft. Omdat de stoornis met het delictgedrag verband houdt zal het risico op recidive aanwezig blijven. Door het opleggen van een GVM is het mogelijk om ook na afloop van de terbeschikkingstelling toezicht uit te blijven oefenen op verdachte. De rechtbank is daarom van oordeel dat het opleggen van de GVM aangewezen is ter bescherming van de algemene veiligheid van personen. Aan de eisen voor het opleggen van deze maatregel is voldaan.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1]De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05-155031-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 911,- te vermeerderen met de wettelijke rente, omdat zij drie dagen niet heeft kunnen werken. Ook is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevraagd.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, maar dat deze niettemin kan worden toegewezen omdat verdachte zich bereid heeft verklaard de schade te vergoeden. Voorts heeft zij het standpunt ingenomen dat de wettelijke rente daarbij kan worden toegekend en de schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht de vordering te matigen, omdat de vordering onvoldoende gespecificeerd is.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank valt uit de onderbouwing van de vordering niet af te leiden of dit omzet of winst betreft. Evenmin kan daaruit de conclusie worden getrokken dat deze afspraken in haar schoonheidssalon niet op een later moment zijn ingehaald. Dat laat onverlet dat de rechtbank aannemelijk acht dat de benadeelde partij vanwege de bedreiging drie dagen niet in staat is geweest om haar werkzaamheden als schoonheidsspecialiste uit te voeren. De rechtbank acht het aannemelijk dat zij daardoor enige schade heeft geleden. De rechtbank zal derhalve van haar schattingsbevoegdheid gebruik maken. Zij stelt de schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 400,-. Dit bedrag zal, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 juni 2022, worden toegewezen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, zodat de benadeelde partij zich daarvoor nog tot de civiele rechter kan wenden.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met de feiten 3 en 4 van parketnummer 05-155031-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 400,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder heeft zij om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft verzocht de vordering te matigen, voor zover de rechtbank daartoe aanleiding ziet.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Indien het nadeel niet in vermogensschade bestaat, kan de benadeelde ingevolge artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek recht hebben op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde ertoe leiden dat sprake is van ‘aantasting in zijn persoon op andere wijze.’ Naar het oordeel van de rechtbank liggen de nadelige gevolgen van de bedreiging door verdachte om haar kinderen te vermoorden en brand te stichten bij haar moeder, te weten dat zij zich angstig en onveilig voelt, zo voor de hand dat sprake is van een dergelijke aantasting in de persoon. Deze gevolgen zijn door de benadeelde partij onderbouwd in haar schriftelijke schadevordering. De gestelde schade is niet gemotiveerd betwist en komt de rechtbank ook niet onredelijk voor, zodat de rechtbank de gevorderde schade van € 400,- zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 december 2021.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregelen is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 37a, 38, 38a, 38z, 266, 285 van het Wetboek van Strafrecht.
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van feit 4 primair van parketnummer 05-155031-22;
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder de feiten 3 en 4 van parketnummer 05-155031-22 en de feiten 1 en 2 van parketnummer 05-080009-22 tenlastegelegde en ontslaat verdachte voor deze feiten van alle rechtsvervolging;
 verklaart verdachte voor de overige feiten strafbaar;
 veroordeelt verdachte voor de feiten waarvoor hij strafbaar is tot een gevangenisstraf voor de duur van 260 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om zijn identiteit vast te stellen.
- Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
- Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
3. Verdachte laat zich opnemen in FPA Kompas of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start 7 maart 2023. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
4. Verdachte laat zich na beëindiging van de klinische fase ambulant behandelen door Pro Persona of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan het klinische traject. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
5. Verdachte verblijft in een RIBW of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na afronding van de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
6. Verdachte werkt mee aan een time-out in een forensisch psychiatrisch centrum (fpc) of andere instelling, als de rechter-commissaris dat beveelt.
7. Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
8. Verdachte heeft geen contact met [slachtoffer 3] of haar familie, zolang de reclassering dat nodig vindt.
9. Verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
10. Verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
  • geeft de reclassering opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
 legt een gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
· veroordeelt verdachte in verband met feit 1 van parketnummer 05-155031-22 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 400,- aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
· veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
· legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 400,-. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 8 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
· bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
· verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
· veroordeelt verdachte in verband met de feiten 3 en 4 van parketnummer 05-155031-22 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 400,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
· veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
· legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] een bedrag te betalen van € 400,-. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 8 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
· bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
· heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 7 maart 2023 op het tijdstip waarop verdachte met justitieel vervoer aankomt bij FPA Kompas in Wolfheze of een soortgelijke zorginstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022107786, gesloten op 22 juni 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022031949, gesloten op 31 januari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022290126, gesloten op 16 augustus 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.