ECLI:NL:RBGEL:2023:745

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
C/05/412456 KG RK 22-856
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve vooringenomenheid

Op 27 januari 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. E. Gürcan, was gericht tegen mr. A.A. Roodenburg, de rechter die in een andere zaak betrokken was. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was omdat hij zijn stukken buiten beschouwing had gelaten wegens strijd met de goede procesorde. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De aangevoerde gronden van verzoeker voldeden niet aan deze hoge drempel. De wrakingskamer benadrukte dat een rechterlijke beslissing of de motivering daarvan in beginsel geen grond voor wraking kan zijn, tenzij deze onmiskenbaar als blijk van vooringenomenheid kan worden verstaan. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid en dat de rechter niet had aangegeven verzoeker niet te geloven. Het verzoek tot wraking werd daarom afgewezen, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/412456 / KG RK 22/856
Beslissing van 27 januari 2023
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen, verzoeker,
raadsman mr. E. Gürcan
strekkende tot de wraking van
mr. A.A. Roodenburg
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen, de rechter,
procederend in persoon

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 9 december 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 20 december 2022;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 17 januari 2023.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman
mr. E. Gürcan, advocaat te Arnhem, en de rechter verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/05/405758 / HA ZA 22-282 tussen Judith Bos en verzoeker.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
“- Ik wraak u omdat u mij niet gelooft. Ik heb altijd netjes betaald. Dat u mij niet gelooft blijkt uit het feit dat u mijn stukken buiten beschouwing hebt gelaten wegens strijd met de goede procesorde.
- Ik wil u kenbaar maken dat ik u vooringenomen vind. U neemt wel het bijlagenoverzicht mee maar niet de bijlagen zelf. Dit is feitelijk gezien een lege huls.
- Daarnaast geeft u aan de wederpartij aan dat zij schriftelijk na de zitting mag reageren. U had acht moeten slaan op de tijdig ingediende stukken.”.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
3. De beoordeling
3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker zich aanvullend op het standpunt gesteld dat de rechter al had beslist dat de stukken werden toegelaten en daar vervolgens weer op teruggekomen is. De wrakingskamer stelt voorop dat deze stelling niet ten grondslag is gelegd aan het wrakingsverzoek en ook geen discussiepunt geweest tijdens de zitting waarin de rechter is gewraakt.
De wet schrijft voor dat alle omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Het doel van dit voorschrift is dat onnodige vertraging wordt voorkomen. Nieuwe omstandigheden worden alleen in de beoordeling betrokken als deze pas na indiening van het verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. De door verzoeker aangevoerde nadere gronden waren hem echter al vóór indiening van het verzoek bekend. Hoewel deze later aangevoerde grond daarom buiten beschouwing kan blijven, ziet de wrakingskamer aanleiding daar op in te gaan.
Uit het proces-verbaal van de zitting en hetgeen de rechter daarover heeft gezegd, blijkt dat de rechter tijdens de zitting van 9 december 2022 heeft gezegd dat de stukken van verzoeker tijdig (binnen de tien dagen termijn) waren ontvangen en daarom alsnog werden toegevoegd aan het dossier. Hieruit blijkt niet dat zij daarmee ook heeft bedoeld een juridische beslissing te nemen over of deze stukken ook meegenomen dienden te worden bij de beoordeling. Dat is namelijk een andere procesbeslissing. Een beslissing daarover was (pas) nodig toen eiseres in de bodemprocedure (Judith Bos), nadat de stukken waren ingevoegd in het dossier, zich op het standpunt stelde dat de stukken van verzoeker, ondanks dat deze tijdig waren ingediend, zo laat waren ingebracht dat dit in strijd was met de goede procesorde. Uit het enkele feit dat de rechter vervolgens de beslissing heeft genomen om de stukken alsnog buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde, volgt dan ook niet de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor.
3.3.
Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt dat verzoeker de rechter vooringenomen vindt omdat deze een onjuiste beslissing heeft genomen door de stukken, althans niet het bijlagenoverzicht maar wel de bijlagen zelf, buiten beschouwing te laten. Volgens verzoeker blijkt hieruit dat de rechter hem niet gelooft. De rechter heeft bovendien aangegeven dat de wederpartij na de zitting schriftelijk op de stukken mocht reageren.
De juistheid van de rechterlijke procesbeslissing kan echter alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Een rechterlijke beslissing of de motivering daarvan kan in beginsel geen grond vormen voor wraking, zelfs niet als deze beslissing onjuist is of de motivering onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier wordt geacht of ontbreekt. Dit is uitsluitend anders indien de beslissing of de motivering daarvan in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. (Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet. Concrete feiten waaruit de rechtbank de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, ontbreken. De rechter heeft niet gezegd dat ze verzoeker niet gelooft. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de beslissing om de stukken wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing te laten. Daar komt nog bij dat nog geen sprake was van een inhoudelijke behandeling van de zaak, laat staan een beoordeling daarvan. De rechter heeft de mogelijkheid voor verzoeker, om de stukken na een daartoe gedaan bewijsaanbod alsnog in het geding te brengen, ook niet uitgesloten. De stelling dat de rechter de wederpartij heeft aangegeven dat zij na de zitting schriftelijk op de stukken kan reageren, berust op een misverstand. Uit het proces-verbaal en hetgeen de rechter daarover in haar reactie heeft geschreven blijkt dat de rechter deze mogelijkheid enkel heeft besproken om te onderzoeken of dit het bezwaar van de wederpartij weg zou nemen, hetgeen niet het geval bleek. Deze handelswijze geeft geen blijk van vooringenomenheid van de rechter.
3.4.
Het verzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.B. Heijmans, voorzitter, mr. A.S.W. Kroon en
mr. Y.H.M. Marijs, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.I. Stoltenborg en in openbaar uitgesproken op 27 januari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.