ECLI:NL:RBGEL:2023:7232

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
10522239 \ CV EXPL 23-1525
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.TH. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en uitbetaling vakantietoeslag na beëindiging dienstverband met beroep op verrekening

In deze zaak vordert de werknemer, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder, betaling van openstaande vakantiedagen en vakantietoeslag na het beëindigen van zijn dienstverband bij de werkgever. De werknemer was in dienst van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 en heeft tijdens zijn dienstverband geen vakantiedagen opgenomen. De werkgever heeft echter betwist dat de werknemer geen vakantiedagen heeft opgenomen en heeft daarnaast beschuldigingen geuit over ongepast gedrag van de werknemer tijdens zijn dienstverband. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever de vakantietoeslag van € 1.532,28 nog moet betalen en dat de werknemer recht heeft op uitbetaling van 10 vakantiedagen, wat resulteert in een bedrag van € 818,40. De kantonrechter heeft het beroep van de werkgever op verrekening afgewezen, omdat de werkgever haar stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. Uiteindelijk is de werkgever veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.526,02 aan de werknemer, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is de werkgever verplicht om een deugdelijke schriftelijke eindafrekening te verstrekken. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 10522239 \ CV EXPL 23-1525
Vonnis van 24 november 2023
in de zaak van
[bewindvoerder] , handelend in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[onderbewindgestelde],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: werknemer,
gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: werkgever,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 mei 2023
- de per e-mail op 8 november 2023 ontvangen stukken namens werkgever
- de per e-mail op 8 november 2023 ontvangen producties 1 tot en met 5 namens werknemer
- de mondelinge behandeling van 9 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Na de zitting is nog ingekomen de brief van de bewindvoerder van 25 oktober 2023.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Werknemer is op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst geweest bij werkgever van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2022 in de functie van medewerker cafetaria. Zijn laatstverdiende loon op basis van een 36-urige werkweek bedroeg € 1.596,12 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het horeca- en aanverwante bedrijf van toepassing.
2.2.
Werknemer is vanaf 25 april 2022 tot aan het einde van het dienstverband arbeidsongeschikt geweest.
2.3.
Werknemer en zijn bewindvoerder hebben werkgever op 10 oktober 2022 een brief gestuurd met het verzoek om de nog openstaande vakantiedagen en de vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan werknemer uit te betalen en een nieuwe eindafrekening aan hem te sturen.
2.4.
Op 4 november 2022 heeft de gemachtigde van werknemer een brief aan (de directeur-eigenaar van) werkgever gestuurd (op het adres van de directeur-eigenaar
in [plaats 1] ) waarin hij werkgever verzoekt om de nog openstaande vakantiedagen en de vakantietoeslag uit te betalen en de salarisspecificaties over de maanden januari tot en met juni 2022 toe te sturen. Werkgever heeft hierop gereageerd per brief van 11 november 2022 met de mededeling dat de heer [onderbewindgestelde] geen medewerker is of is geweest van de B.V. gevestigd in [plaats 1] . In reactie hierop heeft de gemachtigde van werknemer op 13 december 2022 nog een brief aan de directeur-eigenaar gestuurd waarin hij schrijft:
“(…)Ik was ervan op de hoogte dat cliënt in dienst was van [gedaagde] Omdat dit etablissement gesloten is heb ik u aangeschreven op uw adres in [plaats 1] .
Tot op heden is [gedaagde] ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Ook is de jaarrekening gedeponeerd op 3 november jongstleden.
Gezien het bovenstaande verzoek ik u mij binnen 7 dagen na heden een kopie van de volgende stukken toe te sturen:
- Cliënt’s salarisspecificaties over de maanden januari tot en met juni 2022
- bewijs van betaling van de niet opgenomen vakantiedagen tot aan het einde van het dienstverband
- bewijs van betaling van het vakantiegeld tot en met de einddatum van het dienstverband.
Mocht ik de gevraagde informatie op 21 december aanstaande nog niet hebben ontvangen, dan zal ik een loonvordering instellen bij de kantonrechter tegen [gedaagde] (…).”

3.Het geschil

3.1.
Werknemer vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, werkgever veroordeelt:
- aan werknemer te voldoen het netto equivalent van € 4.753,62 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening
- aan werknemer een deugdelijke schriftelijke eindafrekening te verstrekken waarin een bruto-netto berekening is opgenomen van het nog aan werknemer toekomende loon tot en met juni 2022;
- in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt werknemer kort gezegd dat hij tijdens zijn dienstverband nooit vakantiedagen heeft opgenomen en geen vakantietoeslag heeft ontvangen en dat hij, ook nadat hij daartoe meerdere keren heeft verzocht, geen vergoeding van de openstaande vakantiedagen en uitbetaling van het vakantiegeld van werkgever heeft ontvangen.
3.3.
Werkgever voert verweer en voert aan dat werknemer wel degelijk vakantiedagen heeft opgenomen. Bovendien heeft werknemer drugs gedeald in de horecaonderneming en geld uit de kassa gestolen, aldus werkgever.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig bij de beoordeling van het geschil, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De formele procespartij
4.1.
Werknemer is onder bewind gesteld. Op grond van artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte. Van de vervulling van de taak van de bewindvoerder is sprake wanneer het gaat om handelingen in verband met de onder bewind staande goederen. Nu alle goederen van werknemer onder bewind zijn gesteld, vallen ook de rechten die werknemer kan ontlenen aan de arbeidsovereenkomst met werkgever onder het bereik van het bewind. Met het voeren van een procedure zijn bovendien ook kosten gemoeid, zodat de goederen van werknemer ook om die reden in het geding zijn. De kantonrechter heeft werknemer echter - in lijn met de uitspraak van hof Leeuwarden van 13 april 2010 (ECLI:NL:GHLEE:2010:BM1464) - in de gelegenheid gesteld om een bewijs van instemming van de bewindvoerder met het voeren van deze procedure in het geding te brengen. Werknemer heeft van die gelegenheid gebruikt gemaakt en een brief overgelegd waarin de bewindvoerder mr. Ngasirin namens werknemer een volmacht verleent om de onderhavige procedure te voeren. De bewindvoerder zal daarom worden aangemerkt als formele procespartij. Dit is verder niet van invloed op de beoordeling van de vorderingen en de uiteindelijke beslissing.
De loonvordering
4.2.
Niet in geschil is dat werkgever de aan werknemer toebehorende vakantietoeslag nog aan hem moet betalen. Zoals werknemer heeft berekend moet werkgever hem in dat kader nog een bedrag van € 1.532,28 bruto betalen (8% van het jaarloon van (12 x € 1.596,12)).
4.3.
Werknemer heeft aanvankelijk in de dagvaarding gesteld dat hij nooit vakantiedagen heeft opgenomen en daarom nog 20 openstaande vakantiedagen heeft die uitbetaald moeten worden. Tijdens de zitting is echter gebleken dat partijen het erover eens zijn dat werknemer in ieder geval 10 vakantiedagen heeft opgenomen tijdens zijn dienstverband. Volgens werkgever heeft werknemer nog meer vakantiedagen opgenomen, maar werknemer heeft dat betwist en werkgever heeft geen administratie kunnen overleggen waaruit de opgenomen vakantiedagen blijken. De kantonrechter zal werkgever daarom veroordelen tot het uitbetalen van 10 vakantiedagen. Rekening houdende met een uurloon van € 10,23 bruto en een werkdag van 8 uur resulteert dat in een bedrag van € 818,40 bruto.
4.4.
Voor zover het verweer van werkgever aldus moet worden begrepen dat zij een beroep doet op verrekening wijst de kantonrechter dat beroep af. Werknemer betwist dat hij geld uit de kassa heeft gestolen en drugs heeft verkocht of gebruikt tijdens werktijd in het cafetaria en werkgever heeft haar stellingen dat zij uit dien hoofde een verrekenbare tegenvordering heeft niet nader onderbouwd.
4.5.
Gelet op voorgaande overwegingen moet werkgever nog een bedrag aan werknemer betalen van € 2.350,68 bruto (€ 1.532,28 + € 818,40). Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW zoals gevorderd. Rekening houdende met 50% wettelijke verhoging resulteert dat in een bedrag van € 1.175,34 bruto. In totaal moet werkgever dan het netto equivalent van het brutobedrag van € 3.526,02 aan werknemer betalen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening.
De eindafrekening
4.6.
De kantonrechter zal werkgever tevens veroordelen om aan werknemer een deugdelijke schriftelijke eindafrekening te verstrekken waarin een bruto-netto berekening is opgenomen van het nog aan werknemer toekomende loon tot en met juni 2022.
De proceskosten
4.7.
Werkgever wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
De kantonrechter stelt deze kosten nader vast op € 86,00 aan griffierecht en € 464,00 aan salaris van de gemachtigde (2 punten x tarief van € 232,00). In totaal is dat € 550,00.
Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt werkgever om aan werknemer te voldoen het netto equivalent van € 3.526,02 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt werkgever om aan werknemer een deugdelijke schriftelijke eindafrekening te verstrekken waarin een bruto-netto berekening is opgenomen van het nog aan werknemer toekomende loon tot en met juni 2022;
5.3.
veroordeelt werkgever in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van werknemer vastgesteld op € 550,00 in totaal;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.TH. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op
24 november 2023.
610 \ 41245