ECLI:NL:RBGEL:2023:7161

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
C/05/426927 KG RK 23-822
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens schijn van partijdigheid

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 30 oktober 2023 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door mr. H. Raza, stelde dat er sprake was van partijdigheid van de rechters. De wrakingsgrond was gebaseerd op het per ongeluk noemen van de naam en dienst van een getuige tijdens een zitting, wat volgens verzoeker zijn vertrouwen in een eerlijke behandeling door de rechters had geschaad. Daarnaast werd gesteld dat de rechters al een oordeel hadden geveld over de toerekeningsvatbaarheid en detentiegeschiktheid van verzoeker, wat eveneens een schijn van partijdigheid zou wekken.

De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat het noemen van de naam en dienst van de getuige geen schijn van partijdigheid met zich meebrengt. De rechters hebben tijdens de zitting toegelicht dat dit per ongeluk was gebeurd en dat dit niet voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van partijdigheid. Bovendien is het uitgangspunt dat een (proces)beslissing van een strafrechter nooit grond kan zijn voor wraking, zoals eerder door de Hoge Raad is bepaald. De wrakingskamer concludeerde dat de motivering van de rechters niet als vooringenomenheid kan worden opgevat en dat het verzoek tot wraking daarom werd afgewezen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/426927/ KG RK 23-822
proces-verbaal van de mondelinge beslissing van 30 oktober 2023
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. Y.H.M. Marijs, mr. R.M.H. Pennings en mr. F.E. Venema,
rechter(s) in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter(s).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het (ongedateerde) proces-verbaal van de terechtzitting gehouden op 30 oktober 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld
  • de wrakingszitting van 30 oktober 2023 waarbij verzoeker en zijn gemachtigde mr. H. Raza, alsmede de rechters aanwezig waren.
1.2.
Ter zitting heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan, die in uitgewerkte vorm, met de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, als volgt luidt.

2.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge wrakingsverzoek zoals toegelicht tijdens de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Bij de afwijzing van het aanhoudingsverzoek om een getuige te horen, zijn de (voor)naam en de dienst van de getuige genoemd. Deze informatie was nooit eerder in het openbaar genoemd, alleen tijdens een behandeling met gesloten deuren. Hierdoor bestaat bij verzoeker geen vertrouwen meer dat hij vrij tegenover de rechters kan spreken. Daarnaast blijkt uit de motivering van de afwijzing van een ander aanhoudingsverzoek in verband met mogelijk onderzoek naar de toerekeningsvatbaarheid en detentiegeschiktheid van verzoeker dat de rechters hierover al een oordeel hebben. Hierdoor is naar objectieve maatstaven een schijn van partijdigheid gewekt, aldus verzoeker.
3.3.
Als het gaat om de eerste wrakingsgrond, het noemen van de naam en dienst van de verzochte getuige, wordt het volgende overwogen. Voorop staat dat de wrakingskamer moet toetsen of er een schijn van partijdigheid bestaat. Uit het per ongeluk noemen van de naam en dienst, zoals namens de rechters tijdens de wrakingszitting is toegelicht, vloeit geen schijn van partijdigheid voort. Ook niet als daaruit voortvloeit dat verzoeker er geen vertrouwen meer in heeft dat hij vrij kan verklaren. Dit is geen grond om partijdigheid van de rechters aan te nemen.
De tweede wrakingsgrond ligt ingewikkelder. Het is goed om helder te hebben welke toetssteen de wrakingskamer aanlegt. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat een (proces)beslissing van een strafrechter nooit grond kan zijn voor wraking en in 2018 heeft de Hoge Raad over de motivering van een dergelijke (proces)beslissing het volgende overwogen:
Bij de beantwoording van die vraag moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is,en dat is de kern voor onderhavig wrakingsverzoek
, uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. [1] Die hoge lat wordt hier niet gehaald. De wrakingskamer kan zich op basis van de weergave in het proces-verbaal van de terechtzitting voorstellen dat bij verzoeker het idee bestaat dat de rechters een idee hebben over de toerekeningsvatbaar-heid en detentiegeschiktheid van verzoeker. Dat is een manier om naar de motivering te kijken. Maar dat is niet enige manier. Een andere uitleg kan zijn dat de rechters gewoon een toelichting hebben gegeven op de door hen genomen regiebeslissing op het aanhoudingsverzoek aan de hand van de brief van 27 oktober 2023 van de klinisch psycholoog/psychotherapeut. De rechters hebben op basis van die brief, zo staat in het proces-verbaal van de terechtzitting, onvoldoende aanleiding gezien om de zaak aan te houden om nader onderzoek te (laten) doen. Dat op zichzelf is geen oordeel over de toerekeningsvatbaarheid en detentiegeschikt van verzoeker, op welke punten de verdediging nog verweer zal kunnen voeren. Hiermee is de gegeven motivering dus niet alleen als vooringenomenheid te lezen. Daarom is de hoge lat niet gehaald en wordt het verzoek afgewezen.
Deze mondelinge beslissing is gegeven door mr. E. Schippers, voorzitter, mr. A.F. Germs-de Goede en mr. M.M. Klaasen, leden, in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2023 en vastgelegd op 6 november 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten