ECLI:NL:RBGEL:2023:712

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
C/05/406658 / HA ZA 22-322
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een contractsbepaling in een aannemingsovereenkomst met toepassing van de Haviltex-maatstaf

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de uitleg van een contractsbepaling in een aannemingsovereenkomst. De eiser had op 27 maart 2021 een offerte van de gedaagde geaccepteerd voor de levering en montage van een nieuwbouwloods. De gedaagde stelde dat de fundering afhankelijk was van constructieberekeningen en dat de prijs kon wijzigen. De rechtbank oordeelde dat er geen voorbehoud was gemaakt ten aanzien van de fundering en dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand was gekomen. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser toe, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst en de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde niet tijdig had gewaarschuwd voor prijswijzigingen en dat de risico's van de fundering voor haar rekening kwamen. De uitspraak is gedaan op basis van de Haviltex-norm, waarbij de bedoeling van partijen en de omstandigheden van het geval centraal staan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/406658 / HA ZA 22-322 / 1547 / 1780
Vonnis van 8 februari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. W.G.M.M. van Montfort te Heerlen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. W. Kok te Ede Gld.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 september 2022 en de daarin genoemde processtukken,
  • het verkorte proces-verbaal van mondelinge behandeling van 21 december 2022 en het daarin genoemde processtuk.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 27 februari 2021 heeft [gedaagde] [eiser] een offerte aangeboden voor de levering en montage van een nieuwbouwloods aan de [adres] te [plaats] met een totaalprijs van € 69.061,- exclusief btw (hierna: het project).
2.2.
Op 25 maart 2021 heeft [eiser] [gedaagde] per e-mail het volgende bericht:
Vanwege kostenbesparing wil ik graag een aantal wijzigingen in de offerte doorvoeren:
(…)
Zelf zal ik zorgdragen voor:
- een sondering rapport;
- het uitgraven van de fundering en de betonvloer.
Graag ontvang ik van u (voor het weekend) een aangepaste offerte, inclusief engineering;
tekenwerk, berekeningen etc. en het verzorgen van de bouwvergunning.
(…)
2.3.
[gedaagde] heeft [eiser] op 27 maart 2021 een tweede ‘gewijzigde en complete offerte voor de volledige levering en montage voor uw loods incl aanvraag’ aangeboden. Voor de volledige nieuwbouwloods inclusief het aanvragen van de benodigde omgevingsvergunning is een totaalprijs van € 77.111,- exclusief btw opgenomen. Ten aanzien van de fundering is het volgende opgenomen:
Fundering
Prefab poeren fundering
Voor uw werktuigenberging zullen wij een prefab poeren fundering plaatsen waarbij wij zijn uitgegaan van: definitieve uitwerking geschiedt op basis van berekeningen.
√ Leveren en plaatsen poeren met voetplaat 1200x1200mm met opstort 400mm 16 stuks.
√ Ankers t.b.v. staalconstructie
√ Uitzetten van het bouwwerk.
Bij de standaard fundering zijn niet inbegrepen (tenzij hierboven specifiek opgenomen)
× Grondwerk
Totaalprijs fundering € 4000,-
2.4.
Bij e-mail van 27 maart 2020 heeft [eiser] de offerte geaccepteerd. Diezelfde dag heeft [gedaagde] [eiser] per e-mail bedankt voor de opdracht en medegedeeld dat zij de aanvraag voor de omgevingsvergunning in gang gaat zetten.
2.5.
[eiser] heeft op 28 april 2021 een sonderingsonderzoek laten uitvoeren. De uitkomsten hiervan zijn vastgelegd in het rapportage geotechnisch grondonderzoek. Bij e-mail van 22 mei 2021 heeft [eiser] het rapport verstrekt aan [gedaagde] . In deze e-mail heeft [eiser] een aantal vragen opgesomd en opgemerkt dat hij aanneemt dat [gedaagde] zo verder kan ‘met de constructieberekeningen van de fundering én de aanvraag van de bouwvergunning cq omgevingsvergunning’.
2.6.
Op 22 mei 2022 heeft [gedaagde] [eiser] per e-mail bericht dat de prijzen ten aanzien van de laatste offerte nog kunnen wijzigen omdat de constructie nog niet berekend is, vanwege de schommelingen in de markt en de prijsstijgingen van materialen. [gedaagde] heeft vervolgens onder meer de volgende antwoorden gegeven op de vragen van [eiser] naar aanleiding van het sonderingsrapport, waarbij zij de volledige tekst uit de e-mail van [eiser] heeft gekopieerd (inclusief vragen):
Vraag 2: Vallen deze meetwaarden gunstig uit voor onze fundering?
Antwoord: denk dat we de fundering aan kunnen houden als berekend.
Vraag 3: Voldoen de poeren met voetplaat 1200 x 1200mm met opstort 400mm dan nog aan de eisen of moeten er zwaardere of lichtere poeren komen?
Antwoord: waarschijnlijk voldoet het, maar hier moet nog definitief antwoord van de constructeur van komen.
2.7.
Op 7 juni 2021 heeft [gedaagde] namens [eiser] de aanvraag voor de omgevingsvergunning ingediend bij de gemeente [plaats] . Bij brief van 14 juni 2021 heeft de gemeente [plaats] [gedaagde] verzocht om uiterlijk 12 juli 2021 ontbrekende gegevens en bescheiden te overleggen, waaronder het funderingsonderzoek en -advies en de hoofdopzet van de constructie. Indien [gedaagde] dit nalaat, zal de aanvraag buiten behandeling worden gesteld.
2.8.
De gemeente [plaats] heeft bij besluit van 2 augustus 2021 aan [eiser] medegedeeld dat zij de aanvraag van de omgevingsvergunning niet verder in behandeling neemt omdat niet is voldaan aan haar verzoek om de ontbrekende gegevens uiterlijk 12 juli 2021 in te dienen.
2.9.
Bij e-mail van 25 augustus 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser] bericht dat zij bang is ‘dat het funderen met poeren niet draagkrachtig genoeg is’ omdat ‘de grond waar de loods op gefundeerd moet worden zwak [is]’.
2.10.
Op 26 augustus 2021 heeft [eiser] op deze e-mail gereageerd en in de bijlage het besluit van de gemeente [plaats] toegevoegd waarin staat dat de aanvraag buiten behandeling is gesteld. [eiser] heeft in deze e-mail vermeld dat hij teleurgesteld is in de handelwijze en communicatie van [gedaagde] .
2.11.
Bij e-mail van 18 september 2021 heeft [gedaagde] [eiser] het volgende bericht:
De door u ondertekende offerte van uw loods is gebaseerd op realistische aannames, de offerte hebben wij gemaakt op de informatie die we op dat moment hadden. Echter is het zo dat eerst de constructieberekeningen klaar moeten zijn, willen we een definitief aanbod kunnen doen, vandaar dat we de opdrachtbevestiging nog niet hebben verstuurd. Aan de hand van de constructieberekeningen en funderingsberekeningen, kunnen we u de definitieve prijsopgave doen, met de informatie die daar uit vloeit, en met de vanaf daar geldende tarieven. Vanaf dat moment kunnen we ook iets vastleggen. En zult u de opdrachtbevestiging vanaf ons ondertekend ontvangen.
(…)
2.12.
Bij e-mail van 10 oktober 2021 heeft [eiser] het standpunt ingenomen dat een bindende overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen en [gedaagde] zich dus niet meer kan terugtrekken. [eiser] heeft [gedaagde] gesommeerd om binnen veertien dagen het werk te hervatten zoals omschreven in de getekende offerte.
2.13.
Op 11 oktober 2021 heeft [gedaagde] aan [eiser] bericht dat zij overleg heeft gehad met de constructeur en dat de fundering zoals opgenomen in de offerte niet voldoet. Ook geeft zij aan dat zij genoodzaakt is een ringfundering met een dragende vloer toe te passen en de meerkosten hiervoor € 56.500,- (exclusief btw) bedragen.
2.14.
Bij e-mail van 7 november 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] gemeld dat hij heeft besloten om de werkzaamheden ten aanzien van de vloer en de fundering zelf te doen, zodat de totale prijs van het project volgens hem neer moet komen op € 62.311,- (exclusief btw).
2.15.
Bij e-mail van 8 november 2021 heeft [gedaagde] vermeld dat zij het tegenvoorstel van [eiser] uitdrukkelijk van de hand wijst. [gedaagde] heeft sindsdien geen werkzaamheden aan de loods meer uitgevoerd. De gemeente heeft geen omgevingsvergunning verleend voor het project.

3.Het geschil

3.1.
Na verduidelijking van haar vordering tijdens de mondelinge behandeling vordert [eiser] dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij vonnis:
Primair:
voor recht verklaart dat tussen [eiser] en [gedaagde] de vigerende aannemingsovereenkomst van 27 maart 2021 rechtsgeldig tot stand is gekomen;
[gedaagde] veroordeelt tot nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de vigerende aannemingsovereenkomst;
Subsidiair:
3. voor recht verklaart dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de vigerende aannemingsovereenkomst van 27 maart 2021;
4. [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de schade, voorlopig begroot op € 60.247,38 (inclusief btw) die als gevolg van de tekortkoming is geleden;
5. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over de schadevergoeding vanaf datum verzuim;
Meer subsidiair:
6. voor recht verklaart dat de tot stand gekomen aannemingsovereenkomst wordt ontbonden;
7. [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de schade, voorlopig begroot op € 60.247,38 (inclusief btw) die als gevolg van de ontbinding is geleden;
8. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente over de schadevergoeding vanaf datum verzuim;
Nog meer subsidiair:
9. voor recht verklaart dat [gedaagde] de onderhandelingen in strijd met de redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar heeft verbroken;
10. [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de schade die als gevolg van het onaanvaardbaar afbreken van de onderhandelingen heeft geleden;
Primair en ((nog) meer) subsidiair:
11. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij de offerte van [gedaagde] heeft geaccepteerd, zodat tussen partijen op 27 maart 2021 een aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen voor het project met een vaste prijs. Subsidiair stelt [eiser] dat de prijsopgave voor de fundering van € 4000,- niet met meer dan 10% kan worden overschreden ingevolge artikel 7:752 lid 2 BW omdat [gedaagde] [eiser] niet tijdig heeft gewaarschuwd. Tot slot is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting ten aanzien van de omgevingsvergunning en is zij hiervoor door [eiser] in gebreke gesteld. Omdat [gedaagde] weigert de overeenkomst na te komen is er sprake van verzuim. Indien de rechtbank de primaire vordering afwijst, vordert [eiser] vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van de tekortkomingen in de nakoming van de verbintenis, de ontbindingdan wel het onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen.
3.3.
[gedaagde] betwist de vorderingen van [eiser] , onder andere dat op 27 maart 2021 tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Mocht de rechtbank oordelen dat tussen partijen wel een overeenkomst tot stand is gekomen, dan stelt [gedaagde] dat van haar niet gevergd kan worden dat zij de overeenkomst nakomt. De redelijkheid en billijkheid verzetten zich daartegen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens artikel 6:217 BW komt een overeenkomst tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. De door [gedaagde] op 27 maart 2021 aan [eiser] verzonden offerte is een aanbod in deze zin. [eiser] heeft dit aanbod geaccepteerd, [gedaagde] heeft de aanvaarding van het aanbod ontvangen en partijen hebben vervolgens uitvoering aan de overeenkomst gegeven. [gedaagde] heeft immers onder andere een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] haar aanbod tijdig, dat wil zeggen voor de aanvaarding van [eiser] heeft herroepen als bedoeld in artikel 6:219 lid 1 BW. In tegenstelling tot hetgeen [gedaagde] hierover aanvoert, is geen opdrachtbevestiging nodig om de overeenkomst tot stand te laten komen. Dit kan anders zijn indien de aanbieder van de offerte een daartoe strekkend voorbehoud heeft gemaakt. In dit verband betoogt [gedaagde] dat zij dat heeft gedaan door in de offerte op te nemen dat ‘definitieve uitwerking geschiedt op basis van berekeningen’. Volgens [gedaagde] is in de offerte uitgegaan van een prefab poerenfundering, maar moest de fundering op basis van berekeningen nog definitief worden uitgewerkt en kon het type fundering en daarmee de prijs nog wijzigen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat zij verrast werd door de snelle aanvaarding van de offerte door [eiser] en dat zij meestal eerst nog de mogelijkheid krijgt om de offerte mondeling aan een opdrachtgever toe te lichten. Zij heeft ‘met de klant meedenkend’ de goedkoopste wijze van fundering aangeboden. De constructieberekeningen lieten zien dat het voorstel uit de offerte niet kon worden uitgevoerd, zodat [gedaagde] op basis van deze zinsnede een ringfundering heeft voorgesteld voor een meerprijs. [eiser] heeft dit voorstel vervolgens niet geaccepteerd, zodat volgens [gedaagde] geen overeenkomst tot stand gekomen. [eiser] stelt dat sprake is van een vaste prijs; uit voormelde zinsnede blijkt volgens hem niet dat de prijs wijzigt als de berekeningen daartoe aanleiding geven. [eiser] heeft deze tekst (ook na het sluiten van de overeenkomst) ook niet zo moeten begrijpen.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag hoe een contractsbepaling moet worden uitgelegd niet kan worden beantwoord op grond van uitsluitend een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenoemde Haviltexnorm, Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst kunnen van belang zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg (zie onder meer Hoge Raad 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572). Daarvan uitgaande oordeelt de rechtbank als volgt.
4.3.
De uitleg van [gedaagde] volgt niet uit de bewoordingen in de offerte, nu er enkel is opgenomen ‘definitieve uitwerking geschiedt op basis van berekeningen’. Niet is opgenomen dat het type fundering en de prijs van de fundering als gevolg van deze berekeningen kunnen wijzigen. Bovendien staat in de e-mail van [gedaagde] van 27 maart 2021 expliciet dat het een ‘complete’ offerte betreft. Indien [gedaagde] uitsluitend had willen offreren met een voorbehoud ten aanzien van (de prijs van) de fundering had het op haar weg gelegen dit duidelijk op te nemen in de offerte. Zij is immers deskundig in het uitvoeren van een project als het onderhavige en heeft ook zelf de offerte opgesteld.
4.4.
De bedoeling van [gedaagde] blijkt ook niet uit de overige omstandigheden. Niet is gebleken immers dat [gedaagde] voorafgaand dan wel korte tijd na het sluiten van de overeenkomst met [eiser] heeft besproken dat de fundering afhankelijk is van de (constructie)berekeningen en dat zij om die reden in de offerte een voorbehoud ten aanzien van de fundering heeft opgenomen. In de e-mail van 22 mei 2021 heeft [gedaagde] voor het eerst benoemd dat eventuele prijswijzigingen kunnen plaatsvinden omdat de constructie nog niet berekend is. Wat deze prijswijzigingen precies inhouden blijkt niet uit deze e-mail. Bovendien heeft [gedaagde] in het bericht eveneens aangegeven dat zij denkt dat de poerenfundering kan worden aangehouden zoals is berekend. Pas in de e-mail van 18 september 2021 heeft [gedaagde] voor het eerst gemeld dat nog een definitieve prijsopgave volgt aan de hand van de constructieberekeningen, waarna zij op 11 oktober 2021 bericht dat een ringfundering moet worden toegepast tegen een meerprijs. Dat is bijna zes maanden na het sluiten van de overeenkomst en daarmee te laat. Tijdens de mondelinge behandeling is bovendien gebleken dat het sonderingsonderzoek op initiatief van [eiser] is uitgevoerd. [eiser] had hieruit dan ook niet hoeven afleiden dat de prijs voor het werk afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek nog zou kunnen wijzigen. [gedaagde] heeft naar eigen zeggen de offerte aangeboden op basis van een aantal aannames en vervolgens pas in het kader van de vergunningaanvraag constructieberekeningen laten uitvoeren, waaruit bleek dat een ander type fundering noodzakelijk was. Deze omstandigheid dient voor haar eigen rekening en risico te blijven. Het lag op haar weg om [eiser] tijdig attent te maken op wijzigingen in de prijs. [eiser] had daarom ook geen prijswijzigingen voor de fundering hoeven verwachten. Gelet hierop is van een voorbehoud ten aanzien van (de prijs van) de fundering geen sprake en is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen.
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] toegelicht dat hij de mededeling aan [gedaagde] op 7 november 2021, inhoudende dat hij zelf zorg zal dragen voor de fundering en vloer, louter heeft gedaan om de discussie tussen partijen ten aanzien van de fundering te beëindigen. [gedaagde] heeft [eiser] bij e-mail van 8 november 2021 bericht dat zij hier niet mee akkoord gaat. Zij was ook niet gehouden hiermee in te stemmen, nu dit een fundamentele wijziging van de overeenkomst betreft. Van [gedaagde] kan niet verwacht worden dat zij verder gaat met het realiseren van een loods op een fundering die door een ander is gebouwd. Partijen zijn dus geen minderwerk ten aanzien van de vloer en fundering overeengekomen. De inhoud van deze overeenkomst blijft aldus in stand. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] eveneens toegelicht dat hij nog steeds nakoming van de overeenkomst vordert.
4.6.
Voor zover [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat een ongewijzigde verplichting tot nakoming van de tussen haar en [eiser] gesloten overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, geldt dat zij dit beroep onvoldoende heeft onderbouwd. Daarbij komt dat van een wijziging van omstandigheden geen sprake is, nu [gedaagde] zelf heeft gesteld dat zij in haar offerte rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat een andere fundering zou moeten worden toegepast indien dit uit de constructieberekeningen zou blijken. Daarnaast heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij met de klant meedenkend voor de goedkoopste fundering heeft gekozen, maar dat deze prefab poerenfundering niet voor elke grondsoort geschikt is. Dit wijst evenmin op een wijziging van omstandigheden. Het beroep van [gedaagde] op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid wordt daarom afgewezen.
4.7.
De conclusie is dat de primaire vorderingen van [gedaagde] worden toegewezen. De rechtbank komt daarom niet toe aan de beoordeling van de subsidiair ingestelde vorderingen. Dit betekent dat de aannemingsovereenkomst gesloten op 27 maart 2021 rechtsgeldig tot stand is gekomen en [gedaagde] wordt veroordeeld om deze overeenkomst na te komen. Deze nakoming houdt in het realiseren van een nieuwbouwloods zoals volgt uit de offerte, waarbij zij gehouden is een fundering te plaatsen tegen een totaalprijs van € 4000,-. Indien de fundering een hogere prijs met zich meebrengt, komt dit voor rekening van [gedaagde] .
4.8.
Nu de primaire vorderingen van [eiser] worden toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de subsidiaire vorderingen.
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 131,18
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat €
2.366,00(2,0 punt × tarief IV € 1.183,00)
Totaal € 3.798,18

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat tussen [eiser] en [gedaagde] de vigerende aannemingsovereenkomst van 27 maart 2021 rechtsgeldig tot stand is gekomen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de vigerende aannemingsovereenkomst;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 3.798,18,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.