4.1.De minister stelt zich verder op het standpunt dat de tegemoetkoming terecht is ingetrokken. Op grond van artikel 6.8 van de TASO-regeling is de minister bevoegd om de tegemoetkoming in te trekken, als bij het aanvragen van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige informatie is verschaft, of de verlenging of vaststelling van de tegemoetkoming anderszins onjuist was en dat eiseres dit wist, dan wel behoorde te weten. Omdat eiseres al NOW heeft ontvangen en de door eiseres opgevoerde loonkosten gemaakt zijn door de stichting die geen amateursportorganisatie is, heeft zij onjuiste informatie verschaft en had zij kunnen weten dat het besluit tot toekennen van de tegemoetkoming onjuist was. Het belang van een juiste besteding van overheidsgeld weegt volgens de minister zwaarder dan het belang van eiseres bij het behouden van de tegemoetkoming. De minister ziet dan ook geen aanleiding om van de terugvordering af te zien. Volgens de minister is er geen sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat de terugvordering onevenredig is in verhouding tot de met de TASO-regeling te dienen doelen. In het verweerschrift stelt de minister zich aanvullend op het standpunt dat, anders dan eiseres stelt, geen sprake is van de schending van het gelijkheidsbeginsel.
Wat is het standpunt van eiseres?
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert aan dat de TASO-regeling beoogt om amateursportorganisaties, die geen tegemoetkoming krijgen op grond van de NOW-regeling, financieel tegemoet te komen. Omdat de stichting het salaris van de spelers betaalt en in de maand juni geen salaris wordt uitbetaald, komt de stichting niet in aanmerking voor de NOW-regeling. Om die reden dienen de loonkosten van de stichting op grond van artikel 6.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de TASO-regeling in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming. Eiseres betoogt dat volgens de licentieregels van de KNVB de stichting wel valt onder de definitie van een amateursportorganisatie. Bij het bepalen van het omzetverlies in het kader van de NOW-regeling, zijn eiseres en de stichting als één groep beoordeeld. Volgens eiseres dient dat ook voor de tegemoetkoming in het kader van TASO-regeling te gelden. Gelet hierop heeft de stichting recht op een tegemoetkoming. Omdat de stichting die niet zelf kan aanvragen heeft eiseres dat gedaan. Tot slot voert eiseres aan dat zij en de stichting door de minister niet gelijk worden behandeld als andere verenigingen. De toepassing van de NOW- en TASO-regeling leiden in dit geval tot een onvoorzien en onredelijk nadeel voor eiseres.
Heeft eiseres recht op een tegemoetkoming?
6. De rechtbank stelt voorop dat de tegemoetkoming zoals geregeld in de TASO-regeling buitenwettelijk begunstigend beleid betreft. Net als vele andere sectoren werd de sport hard geraakt door de gevolgen van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus (COVID-19) tegen te gaan. Competities zijn vroegtijdig beëindigd, clubhuizen en kantines zijn gesloten en sporters boven de 18 jaar konden niet trainen op de club. Dit heeft een grote organisatorische en financiële impact op de sportsector. Voor veel amateursportverenigingen bleek het niet altijd mogelijk te voldoen aan de voorwaarden van verschillende financiële regelingen die zijn getroffen om (zelfstandig) ondernemers te ondersteunen, zoals bijvoorbeeld de NOW, omdat zij werken met gebroken boekjaren langs de sportseizoenen. De TASO-regeling is bedoeld als een soort vangnet. Tegelijkertijd zijn ook in de TASO-regeling voorwaarden opgenomen. Zo is de regeling (voor zover hier van belang) bedoeld voor amateursportorganisaties voor lokale gebruikers en is de tegemoetkoming niet bedoeld voor activiteiten die worden verricht in loondienst of in bezoldigde dienst. Deze beperkingen maken niet dat geen sprake is van begunstigend beleid. De voorwaarden leggen slechts een begrenzing op aan de groep organisaties die voor een tegemoetkoming in aanmerking komt. Organisaties die niet aan de voorwaarden voldoen en voor wie de TASO-regeling dus niet is bedoeld, wordt niets onthouden waar zij anderszins recht op hebben. Omdat het gaat om buitenwettelijk begunstigend beleid, heeft de minister veel speelruimte. Dit betekent dat door de rechter terughoudend moet worden getoetst, ook waar het gaat om de voorwaarden om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen.