ECLI:NL:RBGEL:2023:6887

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
10558266
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens gebrekkige uitvoering van een overeenkomst tot levering en plaatsing van een laminaatvloer

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft de kantonrechter op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de uitvoering van een overeenkomst voor de levering en plaatsing van een laminaatvloer. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde M.T.M. Fluitman, vorderde schadevergoeding van de gedaagde, vertegenwoordigd door M.W.J.M. Jonk, omdat de vloer niet naar behoren was gelegd. De overeenkomst was op 1 oktober 2022 gesloten voor een bedrag van € 2.900,00, maar de geleverde vloer vertoonde gebreken die door een deskundige waren vastgesteld. De gedaagde had de klachten van de eiser afgewezen en geen herstelwerkzaamheden uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in haar verplichtingen en dat de eiser recht had op schadevergoeding. De vordering van de eiser werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de kantonrechter de gedaagde veroordeelde tot betaling van een bedrag van € 5.233,50, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter overwoog dat de klachtplicht van de eiser niet was geschonden, ondanks het tijdsverloop tussen de oplevering en de klacht. De gedaagde werd in het ongelijk gesteld en moest de kosten van de procedure vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 10558266 \ CV EXPL 23-1894
Vonnis van 8 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: M.T.M. Fluitman,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: M.W.J.M. Jonk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 juli 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de berichten van 15 en 18 september 2023 met nadere producties van [eiser] ,
- de mondelinge behandeling van 28 september 2023, waarbij door de gemachtigde van [eiser] spreekaantekeningen zijn overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen verder ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 1 oktober 2022 is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen voor de aanschaf, levering en plaatsing van een laminaatvloer met randafwerking voor de eerste en tweede etage van de woning van [eiser] . Hiervoor is een prijs van € 2.900,00 afgesproken.
2.2.
Op 20 oktober 2022 is [gedaagde] met het werk aangevangen en heeft zij de vloer op de eerste etage gelegd. Op 28 december 2022 heeft zij de tweede etage gedaan.
2.3.
De vloer is niet naar tevredenheid van [eiser] gelegd. Bij e-mail van 21 maart 2023 heeft hij [gedaagde] als volgt tot herstel gesommeerd:

(…) We hebben vaker telefonisch contact gehad over de laminaat die bij ons thuis gelegd is, dit is op verschillende plekken in het huis niet goed gelegd. U heeft meerdere malen aangegeven dat u langs gaat komen om dit te herstellen, echter is er tot op heden niemand langsgekomen en heeft niemand terug gebeld voor een afspraak. Ik verzoek u binnen 5 dagen te reageren dus voor 27-3-2023 en voor 04-04-2023 alles te herstellen. Als ik geen gehoor krijg en dit niet voor de bovengenoemde datum word hersteld ga ik verdere stappen ondernemen en een expert uitnodigen. (…)
2.4.
Bij e-mails van 27 maart 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] bericht dat zij diens klachten afwijst en niet tot herstel zal overgaan.
2.5.
Op 13 april 2023 heeft een deskundige, [deskundige] , in opdracht van [eiser] het werk geïnspecteerd. Van de inspectie is een rapportage opgemaakt, waarin onder meer het volgende staat:

(…)Optische beoordeling:
Gelijk bij binnenkomst zien we de beschadigde strip bij de entree mat, dit wordt veroorzaakt door de overheen schurende binnendeur.
Zowel op de boven etage als op de zolder ligt er voor de eerste blik een net geïnstalleerde, maar matig afgewerkte laminaat vloer.
Inspectie zolder etage:Diverse laminaat delen sluiten niet aan en vertonen kopse of lengte naden. Tevens zijn er een aantal beschadigde laminaat delen in de vloer aanwezig. Bij de uitbouw/dakkapel is de ondergrond niet is uitgevlakt, waardoor het laminaat hier veert. Er zijn met een rei van 2 meter hoogteverschillen van 12mm tot 18mm gemeten.
De randafwerking laat zeer te wensen over.
Plinten:Op meerdere plekken zijn de plinten te kort gezaagd waardoor deze niet aansluiten. De plinten zijn niet strak tegen de muur geplaatst, ook zijn de plinten niet strak op de vloer geplaatst.
Afdeklijsten:Ook bij de afdeklijsten zijn op meerdere plekken te kort, waardoor deze niet aansluiten. Rondom de kozijnen zijn ook afdeklijsten verwerkt, deze sluiten niet tegen het kozijn aan, ook de verstekken sluiten niet.
Strip:Bij de trap dekt de afwerkstrip het tapijt niet af.
Inspectie boven de etage:Hier zien we qua naden, beschadigingen en afwerking, hetzelfde beeld dan op de zolder etage. Op de kinderkamer meten we een hoogte verschil van 10mm over 100cm met een rei van 200cm. Ook hier is de ondergrond niet uitgevlakt.
Risico’s: Open naden en beschadigde delen, lopen het risico schade op te lopen bij het vochtig schoonmaken van de laminaatvloer.
De hoogte verschillen maken het mogelijk dat de vloer enorm kan veren, de kans op verbinding breuk is een kwestie van tijd.
Conclusie:
Uw geschil punten zijn mijn inziens meer dan gegrond.
De laminaatvloer is niet geïnstalleerd volgens de productvoorwaarden, noch volgens de legvoorschriften die voor de branche gelden.
Oplossing:Bij het sporadisch aantreffen van bovenstaande mankementen zou een eventuele herstelmogelijkheid van toepassing zijn. Echter daar deze mankementen over de gehele vloer in zeer grote aantallen vindbaar zijn, behoort herstel niet tot een mogelijke oplossing.
Onderbouwing:Voor installatie is de ondergrond niet gecontroleerd op vlakheid.
Vooraf zijn de laminaat delen niet gecontroleerd op eventuele schade.
Tijdens het leggen is niet gecontroleerd op het aansluiten van lengte en kopse naden.
Bij het plaatsen van de randafwerking is er niet gekeken of alles aansloot.
Tijdens het installeren van het profiel bij de mat is er niet gecontroleerd of er voldoende ruimte was onder de deur.
Uit de voeren herstel werkzaamheden:Verwijderen van de randafwerking, demonteren en afvoeren van de laminaat vloer. Uitvlakken van de ondergrond. Aanbrengen tussenvloer, leggen van de laminaatvloer conform de legvoorschriften.
Afwerken van de laminaatvloer conform de legvoorschriften.
(…)
2.6.
Bij brief van 6 juni 2023 heeft (de gemachtigde van) [eiser] aan [gedaagde] kenbaar gemaakt dat hij niet langer aanspraak op nakoming maakt, maar in de plaats daarvan vervangende schadevergoeding vordert.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 14.212,68 aan (vervangende) schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder de nakosten, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst en zo ja, of [eiser] recht heeft op een schadevergoeding.
4.2.
Voor de beoordeling van de vordering dient allereerst de overeenkomst te worden gekwalificeerd. Tussen partijen lijkt (terecht) niet in geschil te zijn dat de tussen hen gesloten overeenkomst voor het leveren en plaatsen van de laminaatvloer elementen bevat van een consumentenkoop als bedoeld in de artikelen 7:1 BW en 7:5 lid 1 BW en van aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 lid 1 BW. Dat betekent dat sprake is van een gemengde overeenkomst als bedoeld in artikel 6:215 BW, zodat de bepalingen van beide soorten overeenkomst naast elkaar van toepassing zijn. Indien deze bepalingen evenwel voor een specifieke rechtsvraag niet verenigbaar zijn, prevaleren de regels van de consumentenkoop, zo bepaalt artikel 7:5 lid 4 BW. [1]
4.3.
Het belangrijkste verweer van [gedaagde] is dat [eiser] de op hem rustende klachtplicht heeft geschonden. [gedaagde] stelt daartoe, zo begrijpt de kantonrechter althans, dat het werk op 28 december 2022 is opgeleverd en dat de gebreken waarover het in deze procedure gaat toen al kenbaar waren, terwijl [eiser] pas op 21 maart 2023 heeft geklaagd.
4.3.1.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling van dit verweer voorop dat de algemene regeling van de klachtplicht is neergelegd in artikel 6:89 BW en dat deze nader is uitgewerkt in artikel 7:23 BW voor de (consumenten)koopovereenkomst en in artikel 7:758 lid 3 BW voor de aannemingsovereenkomst. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld te betogen dat [eiser] het werk (stilzwijgend) heeft aanvaard zoals in artikel 7:758 lid 3 BW is bepaald, overweegt de kantonrechter dat deze regeling strijdig is met (de strekking van) artikel 7:23 lid 1, laatste volzin, BW. Om die reden prevaleert de laatstgenoemde bepaling in deze zaak. [2]
4.3.2.
In een consumentenzaak zoals hier aan de orde bepaalt artikel 7:23 lid 1 BW dat de kennisgeving van de gebreken binnen bekwame tijd na de ontdekking moet geschieden, waarbij een kennisgeving binnen een termijn van twee maanden na de ontdekking (in ieder geval) tijdig is. Bij de beoordeling van de vraag of binnen de bekwame tijd als bedoeld in artikel 7:23 lid 1 BW is geklaagd, dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval en moet er een afweging worden gemaakt tussen enerzijds het voor de koper ingrijpende rechtsgevolg van het te laat protesteren – te weten verval van al zijn rechten ter zake van de tekortkoming – en anderzijds de concrete belangen waarin de verkoper is geschaad door het late tijdstip waarop dat protest is gedaan.
4.3.3.
Als onweersproken staat vast dat de gebreken voor [eiser] kenbaar waren op
28 december 2022. Verder staat vast dat [eiser] op 27 maart 2023 heeft geklaagd. De discussie van partijen of [eiser] ook in de tussentijd (mondeling) heeft geklaagd, kan in het midden blijven, want ook indien die vraag ontkennend moet worden beantwoord – in welk geval [eiser] aldus niet binnen de in artikel 7:23 lid 1 BW genoemde termijn van twee maanden heeft geklaagd – is de kantonrechter van oordeel dat de klachtplicht niet is geschonden. Gesteld noch gebleken immers is dat [gedaagde] als gevolg van het tijdsverloop nadeel heeft geleden. Zo is door [gedaagde] niet gesteld dat zij in haar bewijspositie is benadeeld of dat zij is aangetast in haar mogelijkheden om de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken. Zij heeft slechts de ‘kale’ stelling ingenomen dat de klachten van [eiser] niet binnen de genoemde termijn van twee maanden zijn ingediend. Die enkele omstandigheid vindt de kantonrechter onvoldoende om te oordelen dat [eiser] de klachtplicht heeft geschonden en al zijn rechten verliest.
4.4.
De kantonrechter komt vervolgens toe aan de vraag of [gedaagde] in de nakoming van haar verplichtingen is tekortgeschoten. Volgens [eiser] moet die vraag bevestigend worden beantwoord, omdat de laminaatvloer volgens hem, kort gezegd, niet deugdelijk is gelegd.
Ter onderbouwing heeft hij verwezen naar het hierboven aangehaalde en deels weergeven deskundigenrapport. De kantonrechter leest daarin over een “
matig afgewerkte laminaatvloer” die de nodige mankementen heeft. Zo ligt de vloer volgens de deskundige niet vlak, sluiten diverse laminaatdelen niet aan en is het laminaat op sommige plaatsen beschadigd. Ook op de randafwerking heeft de deskundige het nodige af te dingen.
4.4.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] desgevraagd verklaard zich met deze bevindingen te kunnen verenigen, maar dat zij zich verzet tegen de conclusies die de deskundige heeft getrokken. Kort gezegd, voert [gedaagde] daartoe aan dat het aan de eigen keuzes van [eiser] te wijten is dat de laminaatvloer kiert en niet vlak ligt. Dit kon voorkomen worden door de dekvloer te egaliseren en door zogeheten dilatatieprofielen te plaatsen, maar volgens [gedaagde] vond [eiser] dat niet nodig. Voor zover van de juistheid van deze stelling moet worden uitgegaan – [eiser] heeft het voorgaande betwist – overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] , als professioneel vloerenlegger, verplicht was om [eiser] er nadrukkelijk voor te waarschuwen dat de vloer in dat geval niet netjes kon worden gelegd. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] een dergelijke waarschuwing heeft gegeven. Anders dan zij dan ook meent, kan zij daarom niet aan [eiser] tegenwerpen dat het door haar opgeleverde werk niet voldoet.
4.4.2.
Gelet op het voorgaande, neemt de kantonrechter de bevindingen en conclusies van de deskundige over. Daarmee staat vast dat de vloer gebrekkig is, zodat op [gedaagde] de verplichting rustte om tot herstel over te gaan. Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, is de kantonrechter van oordeel dat zij in die verplichting is tekortgeschoten. Zij is op 21 maart 2023 in gebreke gesteld en daarbij is haar een redelijke termijn tot nakoming gegeven. Van die gelegenheid heeft [gedaagde] geen gebruik gemaakt. Zij heeft de klachten van [eiser] – naar achteraf blijkt: ten onrechte – van de hand gewezen en iedere aansprakelijkheid ontkend. Daarmee is zij in verzuim geraakt. De omstandigheid dat [eiser] het nadien opgestelde deskundigenrapport niet eerder dan bij dagvaarding aan [gedaagde] heeft toegestuurd, doet daar niet aan af. Overigens heeft [gedaagde] zelf nimmer om toezending verzocht of op andere wijze naar de uitkomst van het onderzoek geïnformeerd, terwijl zij wist dat haar werk door een deskundige was beoordeeld.
4.5.
Anders dan [gedaagde] aanvoert, heeft [eiser] vervolgens en aldus terecht een omzettingsverklaring mogen uitbrengen. [gedaagde] moet daarom de schade die [eiser] als gevolg van de tekortkoming lijdt vergoeden.
4.5.1.
In dat kader vordert [eiser] onder meer betaling van een bedrag van € 8.729,90 aan schadevergoeding bestaande uit de kosten voor het vervangen van de vloer. [eiser] baseert zich hierbij op een offerte van de [betrokkene 1] .
Daarin is een bedrag van € 1.225,13 aan kosten opgenomen voor het egaliseren van de dekvloer. Die kosten dienen in het kader van de onderhavige schadeberekening echter buiten beschouwing te blijven, omdat deze zien op werkzaamheden die geen onderdeel van de overeenkomst uitmaken.
De kantonrechter zal ook snijden in de kosten die zijn gerekend voor het leveren en plaatsen van de nieuwe vloer. De offerte gaat in dit verband uit van een bedrag van € 5.553,37. Dat is bijna twee keer zo duur als de prijs die [eiser] met [gedaagde] was overeengekomen. Ook [gedaagde] heeft daar vraagtekens bij geplaatst. Omdat [eiser] niet op deze verdubbeling is ingegaan, wijst de kantonrechter de kosten af voor zover deze de aanvankelijk overeengekomen prijs overstijgen.
Tegen de kosten voor het verwijderen van de bestaande vloer is geen verweer gevoerd. Deze kosten, die een bedrag van € 1.803,02 belopen, komen niet onredelijk voor en zijn daarom toewijsbaar.
Met inachtneming van het voorgaande wijst de kantonrechter de kosten voor het vervangen van de vloer toe tot een bedrag van € 4.703,02.
4.5.2.
[eiser] vordert daarnaast betaling van een bedrag van € 4.327,30 aan schilderkosten. Ter onderbouwing heeft [eiser] verwezen naar een offerte van [betrokkene 2] . Daarin leest de kantonrechter dat het gaat om kosten voor “
het schilderen van alle wanden waar de plinten worden vervangen”. Deze kosten zijn gebaseerd op de veronderstelling dat met het vervangen van de plinten dusdanige schade aan de muren zal worden toegebracht, dat deze in hun geheel opnieuw geschilderd dienen te worden: “
De vloeren en plinten worden vervangen en dit zal waarschijnlijk niet zonder schade aan de wanden gebeuren. De wanden plaatselijk bijwerken zal helaas niet gaan, omdat er dan kleur- en structuurverschil zichtbaar zal blijven.” Het betreft hier met andere woorden kosten die zich mogelijk in de toekomst kunnen voordoen. Omdat aldus niet zeker is dat deze kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt, kan de redelijkheid daarvan op dit moment niet worden beoordeeld. Dit onderdeel van de vordering is daarom op voorhand niet toewijsbaar. Voor zover in de toekomst blijkt dat er schade intreedt, geeft de kantonrechter [eiser] als schot voor de boeg mee dat de thans gevorderde kosten exorbitant hoog voorkomen en niet op lijken te wegen tegen het (esthetische) nadeel dat [eiser] mogelijk lijdt.
4.5.3.
Verder vordert [eiser] een bedrag van € 625,00 voor het vervangen van een kozijn dat [gedaagde] zou hebben beschadigd. Dit onderdeel van de vordering wordt eveneens afgewezen, reeds omdat door [gedaagde] is betwist dat zij de beschadiging heeft aangebracht en [eiser] zijn stellingen dienaangaande vervolgens niet nader heeft onderbouwd. Bovendien geldt ook hier dat de gevorderde kosten niet opwegen tegen het nadeel dat [eiser] lijdt, aangezien het hier om slechts een geringe beschadiging gaat.
4.5.4.
[eiser] vordert tot slot een vergoeding van € 530,48 voor de kosten van de deskundige. Omdat [gedaagde] hiertegen geen specifiek verweer heeft gevoerd en deze vergoeding op de wet gegrond is, zal dit onderdeel van de vordering worden toegewezen.
4.6.
Bij deze uitkomst heeft [gedaagde] als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te gelden. Zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Van het griffierecht blijft een bedrag van (€ 693,00 -/- € 244,00 =) € 449,00 als nodeloos aangewend of veroorzaakt voor rekening van [eiser] . Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 132,42 aan explootkosten, € 244,00 aan griffierecht en € 660,00 aan salaris voor de gemachtigde, totaal € 1.036,42.
4.7.
De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 132,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.233,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.036,42, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten van € 132,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de veertiende dag na aanschrijving en te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de veertiende dag na betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2023.
fh

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 september 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:3542, r.o. 3.7.4.
2.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20 oktober 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8519, r.o. 4.9.