In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 oktober 2023 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene die afhankelijk was van sedativa en opiaten, en die ook gediagnosticeerd was met ADHD en een pijnstoornis. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 oktober 2023 werd vastgesteld dat er aanvullende informatie nodig was over de wilsbekwaamheid van de betrokkene, wat leidde tot een voortgezette behandeling op 30 oktober 2023.
Tijdens deze voortgezette behandeling werd duidelijk dat de aanvullende medische verklaring, die op 27 oktober 2023 was opgesteld door een onafhankelijk psychiater, niet was ondertekend. De rechtbank oordeelde dat deze ondertekening een formele vereiste is voor de geldigheid van de verklaring. Aangezien de verklaring niet voldeed aan deze eis, kon de rechtbank geen zorgmachtiging verlenen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene niet in staat was om de gevolgen van het afbouwen van medicatie te begrijpen. De rechtbank wees het verzoek van de officier van justitie af, omdat de noodzakelijke voorwaarden voor het verlenen van een zorgmachtiging niet waren vervuld.
De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter R.B.M. Keurentjes, met de griffier mr. S. Ligtenberg aanwezig. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is op 13 november 2023 vastgesteld. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.