ECLI:NL:RBGEL:2023:6762

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
05/002987-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarigen, met geweld en bedreiging

Op 5 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het met geweld verkrachten van een 15-jarig meisje en het plegen van ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 april 2022 in Westervoort, door geweld en bedreiging, het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waaronder penetratie. De verdachte heeft het slachtoffer onder druk gezet door te dreigen met geweld. Op 17 april 2022 heeft de verdachte ook ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer 2], die op dat moment 14 jaar oud was. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat de verdachte zijn betrokkenheid ontkende en zijn verklaringen meerdere keren wijzigde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast tbs met voorwaarden opgelegd. Tevens zijn er gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van drie jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/002987-23
Datum uitspraak : 5 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. R.J. Jager, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 april 2022 te Westervoort, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ),
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina en/of in de anus, althans tegen de anus en/of in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- het brengen van zijn vingers in de vagina, althans tussen de schaamlippen, althans het betasten van de vulva van die [slachtoffer 1] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte, terwijl hij en die [slachtoffer 1] in de avonduren buiten in een bosachtig gebied liepen,
- die [slachtoffer 1] op de grond heeft geduwd en/of
- op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en/of haar benen vast heeft geklemd en/of haar handen/armen vast heeft gehouden en/of
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft gedaan en/of
- zijn hand voor de mond van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of heeft gezegd “als er nu geluid uit jou komt, dan zal je het zien. Dan ga ik je vermoorden”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 1] aan haar haren omhoog heeft getrokken en/of
- (hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke/geestelijke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer 1] en/of
- (hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en/of
- (hierdoor) een zodanig bedreigende situatie heeft gecreëerd dat die [slachtoffer 1] zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon of durfde te onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 april 2022 te Westervoort, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina en/of in de anus, althans tegen de anus en/of in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
- het brengen van zijn vingers in de vagina, althans tussen de schaamlippen, althans het betasten van de vulva van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op of omstreeks 17 april 2022 te Hilversum, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ),
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten van de borsten en/of de billen en/of de vulva van die [slachtoffer 2] en/of
- het zoenen van het gezicht en/of de nek van die [slachtoffer 2] en/of
- het naar beneden trekken van de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 2] , waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- via Snapchat tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij naar buiten moest komen en dat hij anders haar naaktfoto’s zou verspreiden, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] bij haar arm heeft vastgepakt en/of heeft opgetild en/of tegen een muur heeft gezet en/of
- die [slachtoffer 2] op haar knieën heeft geduwd en/of
- voornoemde ontuchtige handelingen onverhoeds heeft gepleegd en/of die [slachtoffer 2] hiermee heeft overrompeld en/of
- (hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke/geestelijke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer 2] en/of
- (hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] en/of
- (hierdoor) een zodanig bedreigende situatie heeft gecreëerd dat die [slachtoffer 2] zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon of durfde te onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2022 te Hilversum, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van de borsten en/of de billen en/of de vulva van die [slachtoffer 2] en/of
- het zoenen van het gezicht en/of de nek van die [slachtoffer 2] en/of
- het naar beneden trekken van de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer 2] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en het onder 2 primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde. Wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het lichaam van aangeefster seksueel heeft binnengedrongen en dat dit onder dwang zou zijn gebeurd, ontbreekt. [slachtoffer 1] heeft wisselend verklaard en het WhatsApp-gesprek tussen verdachte en [slachtoffer 1] is niet in overeenstemming met de realiteit.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat niet kan worden bewezen dat er meer is gebeurd tussen verdachte en aangeefster dan zoenen en ook hier ontbreekt wettig en overtuigend bewijs voor de tenlastegelegde dwang. De verklaringen van [slachtoffer 2] zijn tegenstrijdig, mogelijk omdat zij bang is voor het oordeel van haar familie.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich in het algemeen kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dit maakt dat extra zorgvuldig naar de waardering van de afgelegde verklaringen moet worden gekeken, zeker als het, zoals in dit geval, een (deels) ontkennende verdachte betreft. Voorts bevat het dossier geen forensisch bewijs.
Feit 1
Bewijsmiddelen
Aangeefster, geboren op [geboortedatum 2] , heeft verklaard dat ze heel erg verliefd was op verdachte. [2] Verdachte zei dat ze een relatie hadden en ze dacht dat hij ook van haar hield. Ze heeft op 6 april 2022 met verdachte afgesproken in Westervoort. [3] Ze gingen wandelen. Het was een beetje donker aan het worden, ongeveer 20:00 à 21:00 uur. Ze liepen een bosachtig gebied in. Hij duwde haar op de grond en schreeuwde tegen haar dat ze moest luisteren. [4] Hij klemde haar benen, duwde haar op de grond en hield haar handen vast. Ze kon niet meer opstaan. Hij deed haar broek en onderbroek omlaag. Ze voelde dat hij in haar anus wilde, omdat ze een druk tegen haar anus voelde. Dit lukte niet omdat aangeefster haar billen dichtkneep. Het deed wel veel pijn. Hij ging daarna met zijn geslacht in haar vagina. Dit deed heel erg veel pijn. Aangeefster was nog maagd en verdachte wist dit. Verdachte gebruikte geen condoom. Hij had haar haren vast en verplichtte haar om zijn geslachtsdeel in haar mond te nemen. Hij trok haar aan haar haren overeind. Hij probeerde met zijn vingers in haar geslachtsdeel te gaan. Verdachte is uiteindelijk op de grond klaargekomen. Op een gegeven moment kwam er een man met een hond aanlopen. Verdachte stopte hierop even en deed zijn hand voor haar mond. Hij zei in het Turks: ‘Als er nu geluid uit jou komt, dan zul je het zien. Dan ga ik je vermoorden’. [5]
In een WhatsApp-gesprek tussen aangeefster en verdachte [6] enkele uren na het voorval is het volgende te lezen:
  • .: ‘
  • .: ‘
  • [slachtoffer 1] : ‘
  • [slachtoffer 1] : ‘
  • [slachtoffer 1] : ‘
  • .: ‘
  • .: ‘
  • .: ‘
  • .: ‘
  • .: ‘
  • .: ‘
  • .: ‘
  • [slachtoffer 1] : ‘
  • [slachtoffer 1] : ‘
  • [slachtoffer 1] : ‘
  • .: ‘
  • .: ‘
  • .: ‘
  • .: ‘
  • .: ‘
  • [slachtoffer 1] : ‘
  • [slachtoffer 1] : ‘
  • .: ‘
  • [slachtoffer 1] : ‘
  • .: ‘
De moeder van aangeefster heeft verklaard dat ze zag dat aangeefster veel had gehuild toen zij op 6 april 2022 later dan normaal thuiskwam. Aangeefster had rode, opgezwollen ogen, overal modder op haar kleding en haar haren zaten door de war. Haar moeder zag dat aangeefster er niet helemaal bij was. Ze keek als een robot. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 6 april 2022 met aangeefster heeft afgesproken in Westervoort, waar zij samen naar een afgelegen plek zijn gelopen. In het WhatsApp-gesprek dat aangeefster en hij hebben gevoerd, is te zien dat hij seksuele intenties met haar had. Hij wist haar leeftijd en hij wist ook dat aangeefster verliefd op hem was. Verdachte wilde graag seks met haar hebben. [9]
De betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster. Haar verklaringen zijn op kernpunten vanaf het begin gedetailleerd en consistent. Bovendien worden haar verklaringen ondersteund door haar moeder, die – toen aangeefster die avond thuis kwam – zag dat aangeefster veel gehuild had, dat zij overal modder op haar kleding had en dat haar haren door de war zaten. De verklaringen van aangeefster vinden ook steun in de beschikbare medische informatie in het dossier, die (onder andere) bevestigt dat aangeefster inderdaad bij de huisarts is geweest en daar een soa-test heeft laten doen. Voorts draagt aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen bij dat het WhatsApp-gesprek dat zij na het incident met verdachte heeft gevoerd vrijwel naadloos aansluit bij haar lezing van het gebeurde. Wat betreft enkele verschillen in de details tussen haar verklaringen (bij de politie en de rechter-commissaris), zoals bijvoorbeeld het geweld dat verdachte zou hebben gebruikt, overweegt de rechtbank nog dat het niet vreemd is dat aangeefster zich niet feilloos elk detail kan herinneren, aangezien er sinds het incident ongeveer anderhalf jaar was verstreken vóór zij bij de rechter-commissaris is gehoord. Bij de rechter-commissaris gaf aangeefster ook aan dat haar verklaring bij de politie juister was, omdat het toen verser in haar hoofd zat.
Daarentegen heeft verdachte zijn verklaring meerdere keren ingrijpend gewijzigd/bijgesteld. Nadat hij zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht had beroepen, verklaarde hij vervolgens dat er op geen enkele manier seksuele handelingen hadden plaatsgevonden tussen hem en aangeefster, dat hij niet wist dat aangeefster destijds 15 jaar oud was en dat de WhatsApp-gesprekken seksuele fantasieën betroffen die op initiatief van aangeefster werden gevoerd. Pas een half jaar na zijn aanhouding (in juni 2023, dus ruim één jaar na het voorval) kwam verdachte met de verklaring dat aangeefster en hij met wederzijdse instemming vaginale seks probeerden te hebben, maar dat dit niet is gelukt. Verder zou er niets gebeurd zijn. De verwondingen van aangeefster zouden door het kickboksen zijn veroorzaakt.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de juistheid van de verklaringen van aangeefster en neemt zij deze als uitgangspunt.
Beoordeling door de rechtbank
De verdediging heeft betoogd dat de gevoerde WhatsApp-gesprekken niet letterlijk moeten worden opgevat, maar dat het zou gaan om straattaal, meepraten met aangeefster of gesprekken die los zouden staan van de realiteit. De rechtbank acht deze opvatting volstrekt onaannemelijk, nu deze geen enkele ondersteuning vindt in het procesdossier. Verder neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat het initiatief om het gesprek een seksuele wending te geven telkens vanuit verdachte kwam, waar aangeefster dit juist af probeerde te houden. Ook wijken de – seksuele – aard en toon van de berichten van verdachte ná het incident niet af van de aard en toon van zijn berichten van vóór het incident. De rechtbank zal de WhatsApp-gesprekken dan ook interpreteren naar hun letterlijke inhoud.
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte zijn penis in de vagina, tegen de anus en in de mond van aangeefster heeft gebracht. Verder heeft hij zijn vingers tussen haar schaamlippen gebracht, althans heeft hij haar vulva betast. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte seksueel is binnengedrongen in het lichaam van aangeefster.
Verder stelt de rechtbank vast dat verdachte en aangeefster ’s avonds in een bosachtig gebied liepen toen verdachte aangeefster op de grond duwde, op haar is gaan liggen, haar benen heeft vast geklemd en haar handen heeft vastgehouden. Vervolgens heeft hij haar broek en onderbroek naar beneden gedaan. Op enig moment heeft hij zijn hand voor haar mond gehouden en gezegd: ‘Als er nu geluid uit jou komt, dan zal je het zien. Dan ga ik je vermoorden’. Ook heeft hij haar aan haar haren omhoog getrokken. Voorts was aangeefster verliefd op verdachte en was verdachte hiervan op de hoogte en bestond er een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen hen beiden. Daarnaast was verdachte fysiek sterker dan aangeefster. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte dan ook zowel fysiek als geestelijk overwicht ten opzichte van aangeefster. Aangeefster heeft geschreeuwd en meermaals tegen verdachte gezegd dat ze het niet wilde, maar verdachte is toch doorgegaan. Hiermee staat volgens de rechtbank vast dat verdachte een situatie heeft gecreëerd die zodanig bedreigend was dat aangeefster zich niet aan bovengenoemde handelingen kon of durfde te onttrekken. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door middel van bedreiging met geweld en andere vormen van fysieke en psychische dwang aangeefster heeft gedwongen bovengenoemde handelingen te ondergaan.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 2
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Van belang voor de beoordeling van het primair ten laste gelegde is dat op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan worden gebaseerd op grond van de verklaring van één getuige.
Deze bepaling strekt ertoe de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechtbank verbiedt tot een bewezenverklaring te komen indien de feiten en omstandigheden waarover een aangever verklaart op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Volgens de Hoge Raad betekent de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 Sv in zedenzaken, waarin het in de kern vaak gaat om het woord van aangever tegen dat van de verdachte, niet dat vereist is dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer die verklaring op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De bewijsmiddelen dienen voldoende steun te geven aan de verklaring van aangever (getuige). Dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Als het aanvullend bewijsmateriaal alleen is aan te merken als een onderbouwing van de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster, geeft deze daaraan in het licht van artikel 342 lid 2 Sv onvoldoende steun. Dat geldt bijvoorbeeld als het aanvullend bewijs bestaat uit een ‘de auditu’-verklaring, inhoudende een weergave van wat de ‘bron’ aan de betrokken getuige heeft verteld. Indien een verklaring van een getuige daarentegen (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezenverklaarde.
De rechtbank zal dus moeten beoordelen of voor de verklaringen van aangeefster voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
Aangeefster heeft tijdens het informatief gesprek zeden en haar aangifte – kort gezegd – verklaard dat zij op 17 april 2022 in Hilversum bij haar oma was. Ze had haar locatie aanstaan op haar telefoon, waardoor verdachte kon zien waar zij was. Verdachte stuurde haar ’s nachts een bericht dat hij haar wilde zien en dat hij haar foto’s op social media zou zetten als zij hem niet wilde zien. Toen zij naar buiten ging, probeerde verdachte haar te kussen. Hij raakte haar onder haar kleding aan bij haar borsten, billen en vagina, maar hij is niet binnengedrongen in haar lichaam. Verdachte heeft zijn kleding niet uitgedaan en raakte haar vagina over haar ondergoed aan.
Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster verklaard dat ze ‘
friends with benefits’ wilde zijn met verdachte. Hiermee bedoelde ze dat je bevriend met elkaar bent, maar open staat voor seksuele dingen. Daarnaast heeft ze verklaard dat verdachte met zijn handen aan haar borsten zat. Hij schoof haar T-shirt en beha omhoog en zoog aan haar borsten. Hij duwde haar op haar rug naar beneden, zodat haar billen naar achteren waren en haar ellebogen op de grond. Hij trok haar broek naar beneden en deed zijn eigen onderbroek uit. Hij wreef met zijn geslachtsdeel over haar billen en hij probeerde daarmee in haar vagina te gaan. Hij had haar ondergoed aan de kant geschoven.
De moeder van aangeefster heeft verklaard dat ze merkte dat aangeefster niet in bed lag. Buiten stuitte ze op verdachte en aangeefster. Verdachte bevond zich achter aangeefster en aangeefster zat/stond op haar knieën. Het was donker en er was geen lamp. Ze zag dat de onderkant van aangeefster bloot was. Nadat verdachte na een confrontatie met de moeder van aangeefster weg was gegaan, zei aangeefster tegen haar moeder dat ze bang was voor hen (
de rechtbank begrijpt: de familie van aangeefster). Zowel de moeder, zus als vader van aangeefster werd boos op haar toen ze hoorden wat er was gebeurd.
Bij de rechter-commissaris heeft de moeder van aangeefster hieraan toegevoegd dat haar dochter halfnaakt was. Ze dacht dat aangeefster geen onderbroek aan had, maar wist dat niet meer zeker.
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster hem het adres van haar oma gaf. Daar is hij heen gegaan. In het steegje bij het huis van haar oma hebben ze met elkaar gezoend. Verder is er niets gebeurd.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster enigszins wisselend heeft verklaard, zowel met betrekking tot de handelingen die verdachte zou hebben gepleegd als de dwang waarmee deze zouden hebben plaatsgevonden. Zo heeft aangeefster bij de rechter-commissaris verklaard dat zij openstond voor seksuele handelingen met verdachte. Objectief steunbewijs, bijvoorbeeld in de vorm van gesprekken op WhatsApp of andere sociale media, ontbreekt. De moeder van aangeefster heeft haar en verdachte op heterdaad betrapt, maar de moeder heeft verder niets verklaard over de emotionele toestand waarin aangeefster door toedoen van verdachte verkeerde. Ze heeft uitsluitend verklaard dat aangeefster bang was voor het oordeel van haar familie. Hoewel de verklaring van de moeder van aangeefster het verhaal van aangeefster dat er iets is gebeurd tussen haar en verdachte ondersteunt, levert haar verklaring geen ondersteuning op voor het feit dat verdachte aangeefster daartoe heeft gedwongen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde. Zonder afbreuk te willen doen aan de verklaring van aangeefster stelt de rechtbank vast dat er onvoldoende steunbewijs is om te kunnen concluderen dat de ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden met de door aangeefster omschreven dwang.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Bewijsmiddelen
Aangeefster, geboren op [geboortedatum 3] , heeft verklaard dat ze in de nacht van 17 april 2022 met verdachte heeft afgesproken in het steegje bij de woning van haar oma in Hilversum. [10] Verdachte zoende haar en gaf haar zuigzoenen in haar nek. [11] Verdachte raakte haar billen aan onder haar broek en voelde aan haar vagina (
de rechtbank begrijpt: vulva). Hij raakte ook haar borsten aan onder haar T-shirt. Verdachte heeft haar broek naar beneden gedaan. [12] Ze had verdachte al eerder verteld dat ze 14 jaar oud was. [13]
De moeder van aangeefster heeft verklaard dat zij door de kier van de tuindeur haar dochter en een man zag. Haar dochter zat op haar knieën en achter haar was een man. De broek van haar dochter was omlaag. Verdachte omhelsde aangeefster. Eén hand was op haar ontblote onderbuik. [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster (enkel) heeft gezoend. [15]
Beoordeling door de rechtbank
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de borsten, billen en vulva van aangeefster heeft betast, haar gezicht en nek heeft gezoend en haar broek naar beneden heeft getrokken. Daarmee heeft verdachte buiten echt seksuele handelingen verricht met aangeefster, geboren op [geboortedatum 3] , en dus 14 jaar oud ten tijde van het feit.
Deze handelingen zijn in strijd met de sociaal-ethische norm en dus ontuchtig. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks6 april 2022 te Westervoort, door geweld of een andere feitelijkheid en
/ofbedreiging met geweld
of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] ),
heeft gedwongen tot het ondergaan van
een of meerhandelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten
- het brengen van zijn penis in de vagina en
/of in de anus, althanstegen de anus en
/ofin de mond van die [slachtoffer 1] en
/of- het brengen van zijn vingers
in de vagina, althanstussen de schaamlippen, althans het betasten van de vulva van die [slachtoffer 1] , waarbij dat geweld en
/ofdie
één of meerandere feitelijkheden en
/ofdie bedreiging met geweld
en/of met één of meer andere feitelijkhedener in
heeft/hebben bestaan dat verdachte, terwijl hij en die [slachtoffer 1] in de avonduren buiten in een bosachtig gebied liepen,
- die [slachtoffer 1] op de grond heeft geduwd en
/of- op die [slachtoffer 1] is gaan liggen en
/ofhaar benen vast heeft geklemd en
/ofhaar handen
/armenvast heeft gehouden en
/of- de broek en onderbroek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft gedaan en
/of- zijn hand voor de mond van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en
/ofheeft gezegd “als er nu geluid uit jou komt, dan zal je het zien. Dan ga ik je vermoorden”
, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekkingen
/of- die [slachtoffer 1] aan haar haren omhoog heeft getrokken en
/of- (hierbij) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke engeestelijke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer 1] en
/of- (hierbij) voorbij is gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en
/of- (hierdoor) een zodanig bedreigende situatie heeft gecreëerd dat die [slachtoffer 1] zich niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon of durfde te onttrekken;
2.
hij op
of omstreeks17 april 2022 te Hilversum, met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van de borsten en
/ofde billen en
/ofde vulva van die [slachtoffer 2] en
/of- het zoenen van het gezicht en
/ofde nek van die [slachtoffer 2] en
/of- het naar beneden trekken van de broek
en/of onderbroekvan die [slachtoffer 2] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
verkrachting, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar en het feit is voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld;
feit 2 subsidiair:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr);
  • de maatregel van terbeschikkingstelling met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden betreffende het gedrag, waarbij de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel heeft gevorderd;
  • de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38z Sr;
  • de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod ten aanzien van beide slachtoffers voor de duur van drie jaar, met oplegging van hechtenis voor de duur van twee weken voor iedere overtreding, waarbij de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel heeft gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat oplegging van de door de officier van justitie geëiste forse gevangenisstraf en 38z-maatregel naast een tbs-maatregel met voorwaarden niet passend zijn. De raadsvrouw heeft verzocht om oplegging van een gevangenisstraf die nagenoeg gelijk is aan de duur van het voorarrest, althans in ieder geval geen langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Oplegging van de 38z-maatregel is niet op haar plaats, mede omdat nog niet eerder sprake is geweest van een begeleidings- of behandelingskader. De raadsvrouw heeft geen bezwaar tegen oplegging van de 38v-maatregel.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het met geweld verkrachten van een destijds 15-jarig meisje. Hij heeft haar oraal en vaginaal gepenetreerd. Anale penetratie is enkel niet tot stand gekomen dankzij het verzet van het slachtoffer. De rechtbank neemt het verdachte hierbij in hoge mate kwalijk dat hij aangeefster heeft ontmaagd, dat hij geen condoom droeg, waardoor aangeefster zich ontzettend zorgen heeft gemaakt om mogelijke soa’s en zwangerschap, en dat hij misbruik heeft gemaakt van het feit dat aangeefster verliefd op hem was en dacht dat zij een relatie met hem had. Uit de WhatsApp-berichten die verdachte haar na het incident heeft gestuurd, blijkt geen enkel schuldbesef, sterker nog, verdachte lijkt vooral bezig te zijn geweest met hoe opwindend hij het gebeurde vond. Ook dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Nog geen twee weken later heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een destijds 14-jarig meisje. Hij heeft haar midden in de nacht opgezocht bij het huis van haar oma, waar zij op dat moment verbleef. Hij heeft haar borsten, billen en vulva betast, haar gezoend op haar mond en in haar nek en haar broek omlaag getrokken. Het lijkt enkel de tussenkomst van de moeder van het slachtoffer te zijn die erger heeft doen voorkomen.
Met zijn handelen heeft verdachte, die meer dan tien jaar ouder was dan beide meisjes, een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de meisjes. Daarbij heeft verdachte uitsluitend zijn eigen seksuele verlangens voor ogen gehad en heeft hij zich niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn gedrag voor hen. Verdachte heeft het vertrouwen dat zij in hun vriendschap dan wel relatie met hem stelden op grove wijze beschaamd. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten hiervan nog zeer lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Uit de slachtofferverklaringen die ter zitting zijn voorgelezen, blijkt ook dat het handelen van verdachte een grote impact op het leven van de meisjes heeft gehad en nog steeds heeft.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte, d.d. 6 oktober 2023, blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verdachte zit sinds 3 januari 2022 in voorarrest. Hij is meermaals door medegedetineerden mishandeld en bedreigd, omdat zij lucht kregen van de verdenkingen tegen verdachte. Daarom is hij in totaal drie keer overgeplaatst en uiteindelijk op de afdeling Extra Zorgvoorziening van de PI Grave terechtgekomen.
Op de over verdachte opgemaakte rapporten en het reclasseringsadvies zal hieronder nader worden ingegaan.
De strafoplegging
Tbs-maatregel met voorwaarden
Er zijn rapporten over verdachte opgemaakt, te weten op 7 juli 2023 door psychiater/psychoanalyticus dr. [psychiater] en op 3 juli 2023 door GZ-psycholoog [psycholoog] . De deskundigen adviseren verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
In de rapporten is beschreven dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
Volgens de psychiater lijdt verdachte aan zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Gerapporteerd wordt dat verdachte via social media in contact treedt met minderjarigen. Er is een proces van grooming waarbij het opvallend is dat er een patroon is van de keuze van personen die zijn hulp zeggen nodig te hebben omdat ze mishandeld of seksueel aangerand zouden worden. Er is bij verdachte sprake van een onbalans in drijvende en remmende krachten. Er bestaat een overmaat aan drijvende krachten. Zo heeft verdachte een hoge seksuele drive en zoekt hij objecten die naar hem opkijken en die hij hulp kan bieden. Aan de andere kant zijn er te weinig remmende krachten. Door zijn zwakbegaafdheid overziet hij de consequenties van zijn keuzes op de langere termijn onvoldoende. Hij gooit het op een akkoordje met zijn geweten als de situatie zich voordoet en er geen blik van de buitenwereld is ter correctie. Indien er tevens sprake zou zijn van een parafilie dan is het evenwicht tussen drijvende en remmende krachten nog verder verstoord. Geadviseerd wordt om de tenlastegelegde feiten verminderd toe te rekenen.
Zonder behandeling blijven de risicofactoren die een rol spelen bij onderhavige feiten onveranderd en het recidiverisico ten aanzien van zedenfeiten hoog. Behandeling en begeleiding zijn noodzakelijk om de kans op herhaling binnen aanvaardbare grenzen te krijgen.
De psychiater adviseert een gedwongen klinische behandeling en geeft ter overweging om deze behandeling plaats te laten vinden in een gespecialiseerde, gesloten forensische setting met het beveiligingsniveau van een FPK, en waar expertise is op het gebied van cognitieve beperkingen in combinatie met zedenproblematiek.
Geadviseerd wordt om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Alleen deze maatregel geeft voldoende garantie om het gevaar terug te dringen en behandeling en resocialisatie te realiseren. Behandeling in een minder stringent kader gaat gepaard met het risico dat verdachte onbehandeld buiten komt bij eventuele overtreding van voorwaarden. De psychiater omschrijft verdachte als een ongrijpbare man met twee gezichten bij wie de valkuil bestaat dat er een schijnbehandeling optreedt en het destructieve deel niet aangepakt wordt. Naar het oordeel van de psychiater biedt het kader van tbs
met voorwaarden voldoende garanties om de behandeling vorm te geven en de noodzakelijke druk op te leggen.
Voorts raadt de psychiater oplegging van de 38z-maatregel aan. Hierdoor kan verdachte na beëindiging van de tbs-maatregel in een forensisch kader worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering. Dit aanvullende kader biedt samen met de geadviseerde tbs-maatregel een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie. Dit komt de werkbaarheid en de doelmatigheid van forensische behandeling en begeleiding ten goede.
De psycholoog constateert dat verdachte een cognitief zwakbegaafde man is met een beperkt
vermogen tot mentaliseren, een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale stoornis en een parafiele stoornis, te weten een hebefiele stoornis, niet exclusief, en hyperseksualiteit. Het contact met minderjarige meisjes verloopt volgens de psycholoog gemakkelijker dan contact met volwassen vrouwen. Contact met deze minderjarige meisjes voedt zijn eigenwaarde en ego. Verdachte voelt zich in dit contact geliefd, aanbeden en onraakbaar. In contact met volwassen vrouwen wordt hij structureel beperkt door wantrouwen, onzekerheid en diepgewortelde angst voor krenking en verlating. Verdachte noemt het contact met minderjarige meisjes gewaagd, omdat zijn hoge seksuele lust van zijn remming kan winnen. Bij verdachte is naar het oordeel van de psycholoog structureel sprake van hoge seksuele drang en seks als coping bij ingehouden negatieve gevoelens.
Volgens de psycholoog is bij bewezenverklaring van onderhavige feiten sprake van een periode van online grooming, waarbij verdachte seksuele toenadering zoekt tot veelal kwetsbare, minderjarige meisjes – onder bedreiging van het plaatsen van hun naaktfoto’s op het internet. In dit contact laat hij zich – op egocentrische, manipulerende en antisociale wijze – volledig leiden door eigen hoge seksuele lustgedrevenheid alsmede woede. Hij geeft ervaren gevoelens van seksuele opwinding vrij spel, wat leidt tot seksueel handelen. Cognitieve vervormingen, goedpraters en externaliseren spelen een belangrijke faciliterende rol. Achteraf ontbreekt het hem volstrekt aan probleembesef, zoals een realistisch besef van de ernst van de ten laste gelegde feiten of doorleefde voeling met het strafbare karakter van zijn gedrag. Aan de oppervlakte – en tot en met het laatste onderzoeksmoment – is een zich herhalend patroon te zien van systematisch de verantwoordelijkheid van zich afschuiven door de schuld bij aangeefsters te leggen en zelf de rol van slachtoffer aannemen.
Daarom luidt het advies de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Zonder intensieve zedenbehandeling wordt het recidiverisico als hoog ingeschat bij
beperkte beschermende factoren. Als beschermende factoren worden genoemd de hechte band met zijn moeder en zijn empathische presentatie, maar hierbij wordt opgemerkt dat dit
onvoldoende effectief is gebleken om delictgedrag te voorkomen. De psycholoog noemt het verder uiterst zorgelijk dat verdachte binnen enkele dagen tot twee keer met justitie in aanraking komt voor zedenfeiten met minderjarige meisjes.
Verdachte is een man met forse persoonlijkheids- en seksuele problematiek. Om
het hoge recidiverisico op vergelijkbaar seksueel delictgedrag te verminderen, wordt een klinisch-forensische intensieve zedenbehandeling geadviseerd, gericht op het opstellen van een delictketen en terugvalpreventieplan, behandeling van zijn hyperseksualiteit en persoonlijkheidsstoornis, verwerking van levensgebeurtenissen, vermindering van cognitieve vervormingen, versterking van verantwoordelijkheid, het aanleren van alternatieve manieren van zelf- en seksuele regulatie en hanteringsvaardigheden.
De psycholoog adviseert oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden met als voorwaarde een klinische forensische zedenbehandeling. Deze intensieve klinische behandeling is noodzakelijk om het recidiverisico te verminderen. Indien mogelijk, wordt aanvullend de 38z-maatregel geadviseerd om verdachte ook na afronding van de tbs-maatregel via toezicht langdurig te kunnen monitoren.
Op 2 november 2023 heeft Reclassering Nederland eveneens een advies uitgebracht over verdachte. De reclassering sluit zich aan bij de bevindingen van de deskundigen. De reclassering adviseert oplegging van de tbs-maatregel met de navolgende voorwaarden:
  • geen strafbare feiten plegen;
  • meewerken aan reclasseringstoezicht;
  • meewerken aan time-out in een FPC of andere instelling;
  • niet naar het buitenland gaan zonder toestemming van de reclassering;
  • een meldplicht bij reclassering;
  • een ambulante behandelverplichting;
  • klinische behandeling in een door de reclassering te bepalen instelling voor forensische psychiatrie (FPK/FPA);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • een contactverbod ten aanzien van de slachtoffers;
  • de verplichting tot het vinden en behouden van betaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
  • meewerken aan schuldhulpverlening;
  • geen andere huisvesting zonder toestemming;
  • meewerken aan middelencontrole;
  • het vermijden van contact met minderjarigen;
  • het vermijden van kinderpornografisch materiaal, en;
  • een verbod op bepaalde werkzaamheden.
De rechtbank neemt deze conclusies over en stelt vast dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Gelet op de conclusies van de deskundigen zal de rechtbank het bewezenverklaarde dan ook in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
De rechtbank stelt verder vast dat de onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2 Sr waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Hierbij heeft de rechtbank de ernst van de feiten in aanmerking genomen.
Verder overweegt de rechtbank dat het zorgelijk is dat verdachte zich binnen een tijdsbestek van twee weken tweemaal schuldig heeft gemaakt aan ernstige zedendelicten. De deskundigen hebben geconstateerd dat verdachte kampt met forse persoonlijkheids- en seksuele problematiek en zonder behandeling is het recidiverisico hoog. Er wordt gewaarschuwd voor het risico op schijnbehandeling, waarbij de problemen van verdachte niet écht worden opgelost. Naar het oordeel van de deskundigen is behandeling in een lichter of minder dwingend kader dan ook niet mogelijk. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de tbs-maatregel noodzakelijk en aangewezen is.
De onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde feiten zijn misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd in het geval omzetting naar dwangverpleging zou worden bevolen.
Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen stelt de rechtbank voorwaarden betreffende het gedrag. De rechtbank neemt de voorwaarden over die de reclassering heeft geadviseerd.
De rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is, nu er – gezien het recidiverisico – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gevangenisstraf
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van
24 maanden bij een verkrachting.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de minderjarigheid van de slachtoffers en met het feit dat verdachte aangeefster [slachtoffer 1] heeft ontmaagd. De rechtbank houdt echter ook rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het feit dat de rechtbank hem naast deze gevangenisstraf ook een fors aantal maatregelen oplegt. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf moet worden gematigd.
Alles afwegende en met inachtneming van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte acht de rechtbank een gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
38z-maatregel
De rechtbank zal verdachte verder een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan nu verdachte ter beschikking wordt gesteld en deze maatregel noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen, omdat op dit moment nog onvoldoende duidelijk is in hoeverre de tbs-maatregel na afloop verandering zal hebben gebracht in het recidiverisico, dat momenteel als hoog wordt ingeschat.
38v-maatregel
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten zal de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Deze maatregel houdt in dat verdachte gedurende drie jaar geen direct of indirect contact mag hebben met de slachtoffers.
De rechtbank zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet. Deze hechtenis bedraagt twee weken per overtreding, met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De civiele vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd. In vergelijkbare zaken worden aanzienlijk lagere bedragen opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feit 1 primair is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Normaal gesproken geldt dat de benadeelde partij hiervoor concrete gegevens moet aanvoeren waaruit naar objectieve maatstaven blijkt dat door het strafbare feit geestelijk letsel is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dit strafbare feit in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer een dusdanig ernstige inbreuk op een fundamenteel recht, te weten het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen.
Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 5.000,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 6 april 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De civiele vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 274,32 aan materiële schade en € 3.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering voor zover deze ziet op de reiskosten naar het politiebureau van familieleden en de reiskosten naar school. De vordering dient te worden afgewezen voor zover deze ziet op de reiskosten naar Slachtofferhulp Nederland. Met betrekking tot de immateriële schade dient de vordering te worden gematigd.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade

1. Reiskosten in verband met bezoek van het politiebureau

Van de gevorderde reiskosten naar het politiebureau om aangifte te doen of een nadere verklaring af te leggen kan niet worden gezegd dat zij gemaakt zijn ‘ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade’, zoals bedoeld in art. 6:96, lid 2, onder b BW. Zij strekken ertoe strafrechtelijke opsporing en vervolging van de dader te bewerkstelligen. De enkele omstandigheid dat een eventuele daarop volgende strafrechtelijke veroordeling de grondslag kan bieden voor schadevergoeding (en dit vaak mededoelstelling van het slachtoffer is), maakt niet dat gezegd kan worden dat die reiskosten met dat doel zijn gemaakt. Deze reiskosten kunnen daarom niet als schade ten laste van verdachte worden gebracht. De wet voorziet niet in de mogelijkheid deze kosten ten laste van de Staat te brengen.
De rechtbank zal dit deel van de vordering als ongegrond afwijzen.

2. Reiskosten in verband met bezoek aan Slachtofferhulp Nederland

De benadeelde partij heeft voorts vergoeding gevorderd van de reiskosten in verband met bezoeken aan Slachtofferhulp Nederland. De Hoge Raad heeft bepaald dat dergelijke reiskosten geen rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit zijn (
ECLI:NL:HR:2018:2338).
De rechtbank zal dit deel van de vordering als ongegrond afwijzen.

3. Reiskosten naar school

De benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
Voor de beantwoording van de vraag of zodanig verband bestaat zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de reiskosten voor het naar school brengen van de benadeelde partij en het handelen van verdachte. Hoewel ter onderbouwing van deze schade is aangevoerd dat de benadeelde partij niet meer alleen naar school durfde te reizen, blijkt uit het procesdossier die vrees voor verdachte niet. Sterker nog, na onderhavig feit heeft de benadeelde partij uit eigen beweging contact met verdachte gezocht.
De rechtbank zal dit deel van de vordering als ongegrond afwijzen.

4. Reiskosten in verband met psychologische behandeling

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat onderhavige schadepost niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de reiskosten in verband met psychologische behandeling tot een hoogte van € 9,90 kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feit 2 subsidiair is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Normaal gesproken geldt dat de benadeelde partij hiervoor concrete gegevens moet aanvoeren waaruit naar objectieve maatstaven blijkt dat door het strafbare feit geestelijk letsel is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dit strafbare feit in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer een dusdanig ernstige inbreuk op een fundamenteel recht, te weten het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen.
Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.250,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 17 april 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38e, 38v, 38w, 38z, 57, 242, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van verdachte:
  • verdachte zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • verdachte zal zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij Reclassering Nederland en zal zich melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • verdachte zal meewerken aan reclasseringstoezicht, inhoudende onder andere:
  • verdachte zal zich melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak als de reclassering noodzakelijk acht;
  • verdachte zal zijn medewerking verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem kan geven in het kader van de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • verdachte zal de reclassering een actuele foto verstrekken waarop zijn gezicht herkenbaar is;
  • verdachte zal meewerken aan huisbezoeken;
  • verdachte zal de reclassering inzicht geven in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen en hulpverleners;
  • verdachte zal zich niet op een ander adres vestigen zonder toestemming van de reclassering;
  • verdachte zal zijn medewerking verlenen aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte indien dit van belang is voor het toezicht;
  • indien de reclassering dit nodig acht en verdachte hiermee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum of andere instelling; deze time-out zal duren tot de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
  • verdachte zal niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederland gaan zonder toestemming van de reclassering;
- verdachte zal zich – zolang de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing dat nodig acht – laten opnemen in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor forensische psychiatrie en zal zich houden aan de aanwijzingen die in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt het gebruik van medicatie;
- verdachte zal zich onder behandeling stellen van een instelling voor ambulante (forensische) ggz, zulks te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling zo lang duurt als de reclassering noodzakelijk acht en waarbij betrokkene zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door de zorgverlener, ook als dit inhoudt het innemen van medicijnen;
- verdachte zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks te bepalen door de reclassering, en zal zich houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, waarbij het verblijf zo lang zal duren als de reclassering nodig acht;
- verdachte zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
  • verdachte zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
  • verdachte zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen; hiertoe zal verdachte de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
  • verdachte zal – indien geïndiceerd – meewerken aan controle op middelengebruik, inhoudende urineonderzoek en/of ademonderzoek, zo lang en zo vaak als de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • verdachte zal op geen enkele wijze contact zoeken met minderjarigen en zal deze contacten zoveel mogelijk vermijden; als contacten onvermijdelijk zijn, zal verdachte ervoor zorgen dat specifieke personen aanwezig zijn bij deze contacten;
  • verdachte zal vermijden dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en zal vermijden dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt; hiertoe zal verdachte zich op welke wijze dan ook onthouden van:
  • seksueel getinte communicatie met minderjarigen;
  • het bezoeken van digitale omgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
  • het bezoeken van digitale omgevingen waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
verdachte zal meewerken aan controle van zijn digitale gegevensdragers tijdens huisbezoeken, waarbij hij toegang zal verschaffen tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd en waarbij verdachte de wachtwoorden zal verstrekken die nodig zijn voor deze controle; de controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats en is gericht op de vraag of betrokkene kinderpornografisch materiaal vermijdt, hierbij kan de reclassering voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundige is op digitaal gebied, en hierbij kan ook gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
- verdachte zal niet (betaald of als vrijwilliger) werken in de hulpverlening en/of in zorginstelling gericht op jonge dan wel minderjarige vrouwen, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
 geeft Reclassering Nederland opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
 legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte gedurende drie jaar op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
 beveelt dat vervangende hechtenis van twee weken wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 1 primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 5.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 60 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 2 subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 9,90 aan materiële schade en € 1.250,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot materiële schade voor het overige af;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 1.259,90 aan schadevergoeding. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 april 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 22 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. T.M.A. Arts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 december 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2023135672, gesloten op 29 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 48 en 50.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 48-49; proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 45.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 49 en 52.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 53-54.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 67.
7.Geschrift, te weten een afschrift van een WhatsApp-gesprek, p. 85-88.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 128.
9.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 21 november 2023.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 144-145; proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 133.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris, p. 4.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , p. 148-149.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris, p. 2.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris, p. 2-4.
15.Verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 21 november 2023.