Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
1.De procedure
2.De nadere beoordeling
a. kosten van herstel van het dak in de oude staat € 22.257,27 (was: € 19.500,00)
€ 204,00 opgenomen. Voor het gebruik van de voor die werkzaamheden benodigde telekraan wordt een bedrag van € 440,00 gerekend. Totaal komt dit uit op een bedrag van € 644,00 (exclusief btw) en een bedrag van € 779,24 (inclusief btw).
€ 779,24 is gemoeid. [gedaagde] voert daartoe het volgende aan. Hij werkt op basis van een uurtarief van € 50,00 exclusief btw, hetgeen € 60,50 is inclusief btw. Hij zou samen met een ander in een dag (8 uur) de dakkapellen wegnemen. De kosten daarvan bedragen
€ 968,00 (inclusief btw). De huur van een kraan bedraagt ongeveer € 600,00 (inclusief btw).
In totaal komen de kosten van het wegnemen van de dakkapellen neer op een bedrag van
€ 1.568,00 (inclusief btw).
Uit het verweer van [gedaagde] volgt dat hij ervan uitgaat dat twee man een hele dag werk hebben aan het wegnemen van de dakkapellen. Dat is 16 werkuren en derhalve vier maal zoveel als de uren die [naam 1] daarvoor rekent. Bij een dergelijk groot verschil had van [gedaagde] verwacht mogen worden dat hij gemotiveerd zou hebben aangegeven waarom het wegnemen van de dakkapellen niet in 4 uur maar in 8 uur door twee man kan worden uitgevoerd. Nu [gedaagde] dit heeft nagelaten, gaat de rechtbank aan dit verweer van [gedaagde] voorbij.
€ 779,24).
Uit het rapport van [naam 1] blijkt immers dat zij als “kostenpeildatum” 24 juli 2023 heeft gehanteerd. In de tussenliggende periode zijn de lonen gestegen. Ook de prijzen, met name die van bouwmaterialen, zijn in die periode gestegen.
a. een bedrag van € 1.110,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten
“ 4.16. Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten meent [gedaagde] dat die kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat die kosten vallen onder de kosten waarvoor de door [gezamenlijke eisers] afgesloten rechtsbijstandverzekering dekking verleent. Daarnaast heeft [gezamenlijke eisers] volgens [gedaagde] niet duidelijk gemaakt dat hij meer werkzaamheden heeft verricht dan de werkzaamheden waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten en dat de vordering om die reden afgewezen zou moeten worden.
Ten aanzien van de verschuldigdheid van de kosten voor het vaststellen van schade en aansprakelijkheid is eveneens sprake van een eindbeslissing, met dien verstande dat over de hoogte van het voor toewijzing in aanmerking komende bedrag toen geen eindbeslissing is gegeven.
Immers, in zijn conclusie van antwoord stelt [gedaagde] dat, hoewel daarover niets is gesteld, het [gedaagde] voorkomt dat ARAG de kosten van Bureau voor Bouwpathologie heeft voldaan.
“De Heer van Veenendaal”. Uit de passage in deze factuur (
“Betreft: ARAG242 Onderzoek woning te [woonplaats] …”) zou kunnen worden afgeleid dat ARAG opdracht tot het onderzoek heeft gegeven. Daarmee is evenwel niet gezegd dat deze kosten onder de rechtsbijstandsverzekering zijn gedekt en deze kosten voor rekening van ARAG komen en [gezamenlijke eisers] ter zake dus geen schade lijdt. Dit is niet méér dan een aanname van [gedaagde] .
“Fam. Van Veenendaal”- als zodanig geen verweer gevoerd. Ook ten aanzien van zijn verweer dat deze kosten niet voor vergoeding door [gedaagde] in aanmerking komen stelt [gedaagde] niet méér dan dat het in de lijn der verwachting ligt dat niet [gezamenlijke eisers] maar ARAG deze factuur heeft betaald. [gedaagde] heeft hiermee onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [gezamenlijke eisers] jegens hem aanspraak kan maken op vergoeding van deze kosten, zijnde redelijke kosten ter vaststelling van de schade.
€ 11.820,00 dient terug te betalen. Ten aanzien van deze eindbeslissing heeft [gedaagde] niet verzocht om deze beslissing te heroverwegen.
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
3.De beslissing
€ 500,00 voor iedere dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat [gedaagde]
€ 37.425,77, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over een bedrag van € 37.002,27 met ingang van 31 mei 2022 en te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 423,50 met ingang van 13 september 2023, telkens tot de dag der algehele voldoening,
6 december 2023.