ECLI:NL:RBGEL:2023:6756

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
411633
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake aanneming van werk en herstelkosten dakkapel

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen gezamenlijke eisers en gedaagde over de aanneming van werk en de kosten van herstel van een dakkapel. De rechtbank heeft eerder op 16 augustus 2023 een tussenvonnis gewezen waarin de overeenkomst tussen partijen op grond van dwaling is vernietigd. De eisende partijen, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J. Wolleswinkel, hebben in hun akte van 13 september 2023 de kosten van herstel verhoogd van € 34.245,00 naar € 37.425,77. Dit bedrag omvat onder andere de kosten voor herstel van het dak en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde, aanvankelijk vertegenwoordigd door mr. S.R. van der Boom en thans door mr. A.Q. Muller, heeft de berekeningen van de eisers betwist, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de door de eisers overgelegde rapporten voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten voor herstel van het dak in de oude staat € 22.257,27 bedragen, na aftrek van kosten voor het demonteren van de dakkapellen. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 1.110,00 en kosten voor het vaststellen van schade en aansprakelijkheid van € 1.815,00 toegewezen. De rechtbank heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 37.425,77, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft hem ook verplicht om de dakkapellen op te halen en een dwangsom te betalen bij niet-naleving. De proceskosten zijn vastgesteld op € 3.518,74.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/411633 / HA ZA 22-513 / 1547
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,
advocaat: mr. J.J. Wolleswinkel te Barneveld,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: aanvankelijk mr. S.R. van der Boom, thans mr. A.Q. Muller, beiden te Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 augustus 2023
- de akte overlegging producties tevens aanvulling grondslag en wijziging van eis van [gezamenlijke eisers] van 13 september 2023
- de antwoordakte van [gedaagde] van 11 oktober 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Bij voormeld tussenvonnis is [gezamenlijke eisers] in de gelegenheid gesteld om bij akte:
a. de aard en omvang te onderbouwen van de benodigde werkzaamheden voor herstel van het dak in de oorspronkelijke staat en de daarmee gemoeide kosten,
b. de factuur van Bureau voor Bouwpathologie ad € 1.815,00 te overleggen.
2.2.
[gezamenlijke eisers] heeft in zijn akte van 13 september 2023 zijn eis, zoals geformuleerd in het hiervoor vermelde tussenvonnis onder 3.1. sub c., vermeerderd in die zin dat het bedrag van € 34.245,00 wordt verhoogd tot € 37.425,77.
Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
a. kosten van herstel van het dak in de oude staat € 22.257,27 (was: € 19.500,00)
b. buitengerechtelijke kosten € 3.348,50 (was: € 2.925,00)
c. terug te betalen bedrag van € 11.820,00 als gevolg van de partiële vernietiging van de overeenkomst.
kosten van herstel van het dak in de oude staat
2.3.
[gezamenlijke eisers] heeft ter onderbouwing van deze post als productie 18 een rapport van calculatiebureau [naam 1] overgelegd d.d. 28 augustus 2023. In dit rapport worden de kosten van herstel begroot op een bedrag van € 23.036,51 (inclusief btw).
2.4.
[gedaagde] stelt dat dit rapport onvoldoende is gespecificeerd. In de calculatie worden niet controleerbare berekeningen gemaakt. Onderbouwende feiten en omstandigheden worden niet duidelijk gemaakt. Offertes waarop de calculatie is gebaseerd ontbreken en evenmin wordt duidelijk gemaakt of de werkzaamheden die in het rapport worden genoemd ook nodig zijn, aldus [gedaagde] .
2.5.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Het rapport van [naam 1] is zeer gedetailleerd. De diverse werkzaamheden, te leveren materialen en de in dit kader aan te brengen voorzieningen worden per onderdeel minutieus omschreven onder vermelding van uren en kosten. De berekeningen zijn goed te volgen.
2.6.
De rechtbank gaat ervan uit dat de betreffende bedragen niet “uit de losse pols” in de calculatie zijn opgenomen. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om met offertes onderbouwd de hoogte van de in de calculatie opgenomen kosten te betwisten. Dit heeft [gedaagde] echter nagelaten. Als professioneel aannemer moet [gedaagde] in staat zijn om aan te geven welke in de calculatie omschreven werkzaamheden niet nodig zouden zijn. Ook dit heeft [gedaagde] nagelaten.
2.7.
[gedaagde] heeft aldus de inhoud van het rapport van [naam 1] onvoldoende gemotiveerd tegengesproken. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de door [naam 1] begrote kosten van herstel van het dak in de oude toestand.
2.8.
Zoals de rechtbank in het tussenvonnis van 16 augustus 2023 in r.o. 4.13 heeft overwogen komen de kosten van het demonteren en afvoeren van de dakkapellen niet voor rekening van [gezamenlijke eisers]
In navolging daarvan heeft [gezamenlijke eisers] op het hiervoor onder 2.3. vermelde bedrag een bedrag van € 779,24 (inclusief btw) in mindering gebracht voor het demonteren en afvoeren van de dakkappellen. Dit bedrag ontleent [gezamenlijke eisers] aan het rapport van [naam 1] . In dit rapport wordt voor het loskoppelen van de dakkapellen een bedrag van
€ 204,00 opgenomen. Voor het gebruik van de voor die werkzaamheden benodigde telekraan wordt een bedrag van € 440,00 gerekend. Totaal komt dit uit op een bedrag van € 644,00 (exclusief btw) en een bedrag van € 779,24 (inclusief btw).
2.9.
[gedaagde] stelt dat met het wegnemen van de dakkapellen een hoger bedrag dan
€ 779,24 is gemoeid. [gedaagde] voert daartoe het volgende aan. Hij werkt op basis van een uurtarief van € 50,00 exclusief btw, hetgeen € 60,50 is inclusief btw. Hij zou samen met een ander in een dag (8 uur) de dakkapellen wegnemen. De kosten daarvan bedragen
€ 968,00 (inclusief btw). De huur van een kraan bedraagt ongeveer € 600,00 (inclusief btw).
In totaal komen de kosten van het wegnemen van de dakkapellen neer op een bedrag van
€ 1.568,00 (inclusief btw).
2.10.
Uit het rapport van [naam 1] blijkt dat voor het loskopellen van de dakkapellen 4 uur wordt begroot tegen een uurloon van € 51,00 (exclusief btw).
Uit het verweer van [gedaagde] volgt dat hij ervan uitgaat dat twee man een hele dag werk hebben aan het wegnemen van de dakkapellen. Dat is 16 werkuren en derhalve vier maal zoveel als de uren die [naam 1] daarvoor rekent. Bij een dergelijk groot verschil had van [gedaagde] verwacht mogen worden dat hij gemotiveerd zou hebben aangegeven waarom het wegnemen van de dakkapellen niet in 4 uur maar in 8 uur door twee man kan worden uitgevoerd. Nu [gedaagde] dit heeft nagelaten, gaat de rechtbank aan dit verweer van [gedaagde] voorbij.
2.11.
In het rapport van [naam 1] wordt voor het huren van de kraan uitgegaan van 4 uur tegen een uurtarief van € 110,00.
[gedaagde] heeft zijn stelling dat het huren van een kraan ongeveer € 600,00 (inclusief btw) bedraagt niet onderbouwd. Dat had wel van [gedaagde] verwacht mogen worden.
2.12.
Bij gebrek aan een voldoende gemotiveerde betwisting van de zijde van [gedaagde] , neemt de rechtbank het door [naam 1] begrote bedrag voor het demonteren van de dakkapellen over.
2.13.
De voor vergoeding in aanmerking komende kosten van herstel van het dak in de oude toestand komen daarmee uit op een bedrag van € 22.257,27 (€ 23.036,51 minus
€ 779,24).
2.14.
Dat het bedrag hoger uitkomt dan in eerste instantie door Bureau voor Bouwpathologie was begroot in haar rapport van 25 mei 2022 is niet onbegrijpelijk.
Uit het rapport van [naam 1] blijkt immers dat zij als “kostenpeildatum” 24 juli 2023 heeft gehanteerd. In de tussenliggende periode zijn de lonen gestegen. Ook de prijzen, met name die van bouwmaterialen, zijn in die periode gestegen.
2.15.
Aan dit alles doet niet af dat [gedaagde] in dit verband nog aanvoert dat indien [gezamenlijke eisers] hem in staat zou hebben gesteld om de dakkappellen zelf weg te nemen en het dak te herstellen, de kosten in ieder geval lager zouden uitvallen. De rechtbank heeft in het tussenvonnis in r.o. 4.11. immers overwogen dat van [gezamenlijke eisers] niet gevergd kan worden dat hij [gedaagde] in de gelegenheid stelt om het dak dicht te maken nadat de dakkapellen zijn verwijderd. Ook het demonteren van de dakkappellen is niet aan [gedaagde] opgedragen.
buitengerechtelijke (incasso)kosten
2.16.
Het oorspronkelijk door [gezamenlijke eisers] gevorderde bedrag van € 2.925,00 bestaat uit twee onderdelen:
a. een bedrag van € 1.110,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten
b. een bedrag van € 1.815,00 ter zake van kosten voor het vaststellen van schade en aansprakelijkheid.
2.17.
[gezamenlijke eisers] heeft de hiervoor in 2.16. onder b. vermelde post in zijn akte van 13 september 2023 verhoogd met een bedrag van € 423,50 ter zake van de kosten van de calculatie door [naam 1] .
2.18.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 16 augustus 2023 ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.110,00 alsmede ten aanzien van de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid - voor zover van belang- het volgende uitdrukkelijk en zonder voorbehoud overwogen:
“ 4.16. Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten meent [gedaagde] dat die kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat die kosten vallen onder de kosten waarvoor de door [gezamenlijke eisers] afgesloten rechtsbijstandverzekering dekking verleent. Daarnaast heeft [gezamenlijke eisers] volgens [gedaagde] niet duidelijk gemaakt dat hij meer werkzaamheden heeft verricht dan de werkzaamheden waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten en dat de vordering om die reden afgewezen zou moeten worden.
4.17.
De rechtbank volgt [gedaagde] hierin niet. Voor het verschuldigd zijn van buitengerechtelijke incassokosten is alleen vereist dat daadwerkelijk incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Daartoe is het versturen van één brief in beginsel voldoende (vgl. Hoge Raad 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405, r.o. 3.7.2). In dit geval heeft [gezamenlijke eisers] als productie 10 een brief van zijn rechtsbijstandsverzekeraar van 3 december 2021 in het geding gebracht, waarin [gedaagde] aansprakelijk wordt gesteld en wordt gesommeerd om het dak in de oorspronkelijke staat te herstellen. Vervolgens heeft de rechtsbijstandsverzekeraar namens [gezamenlijke eisers] de overeenkomst met [gedaagde] ontbonden per e-mail van 31 mei 2022. Hierna heeft de advocaat van [gezamenlijke eisers] de zaak overgenomen van de rechtsbijstandsverzekeraar. De advocaat heeft bij brief van 24 augustus 2022 jegens [gedaagde] aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 36.245,00. Hiermee zijn (voldoende) buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht. De omstandigheid dat [gezamenlijke eisers] wordt bijgestaan door een gemachtigde van ARAG rechtsbijstand maakt ook niet dat hij geen aanspraak kan maken op buitengerechtelijke incassokosten, aangezien enkel relevant is of er incassowerkzaamheden zijn verricht. Bovendien vermeldt de polis van rechtsbijstandsverzekeraars doorgaans dat een verzekerde verplicht is de eventueel ontvangen buitengerechtelijke incassokosten af te dragen aan de verzekeraar.
4.18.
Het door [gezamenlijke eisers] ter zake van buitengerechtelijke incassokosten gevorderde bedrag van € 1.110,00 komt de rechtbank redelijk voor, zonder dat van [gezamenlijke eisers] wordt verlangd de tijd en de kosten die aan de buitengerechtelijke werkzaamheden zijn besteed nader te specificeren. Deze kosten komen als zijnde redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking (artikel 6:96 lid 2 sub c BW).
4.19.
[gedaagde] heeft voor het overige niet betwist dat [gezamenlijke eisers] jegens [gedaagde] aanspraak kan maken op redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 sub b BW). [gezamenlijke eisers] heeft evenwel geen factuur overgelegd van de kosten van de door haar ingeschakelde deskundige, Bureau voor Bouwpathologie. [gezamenlijke eisers] zal in de gelegenheid worden gesteld om bij akte bedoelde factuur in het geding te brengen, zodat [gedaagde] het door [gezamenlijke eisers] gevorderde bedrag van € 1.815,00 kan verifiëren.”
2.19.
[gedaagde] stelt in zijn antwoordakte van 11 oktober 2023 dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [gedaagde] niet heeft betwist dat [gezamenlijke eisers] jegens hem aanspraak kan maken op redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
[gedaagde] voert daartoe aan dat hij in zijn conclusie van antwoord heeft gesteld dat [gezamenlijke eisers] bij ARAG is verzekerd voor rechtsbijstand en uit de factuur van Bureau voor Bouwpathologie blijkt dat ARAG die kosten heeft gefinancierd.
Voorts stelt [gedaagde] dat de omvang van de buitengerechtelijke werkzaamheden geen bedrag van € 1.110,00 rechtvaardigt. Daarnaast verbaast [gedaagde] hetgeen de rechtbank heeft overwogen ten aanzien van de polis van rechtsbijstandsverzekeraars. Dit is niet meer dan een aanname omdat [gezamenlijke eisers] niet heeft gesteld dat in de -niet overgelegde- polisvoorwaarden van ARAG staat dat de verzekerde verplicht is om eventueel ontvangen buitengerechtelijke incassokosten af te dragen aan de verzekeraar.
2.20.
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis ten aanzien van de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.110,00 een eindbeslissing genomen.
Ten aanzien van de verschuldigdheid van de kosten voor het vaststellen van schade en aansprakelijkheid is eveneens sprake van een eindbeslissing, met dien verstande dat over de hoogte van het voor toewijzing in aanmerking komende bedrag toen geen eindbeslissing is gegeven.
2.21.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (laatstelijk Hoge Raad 16 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1873) brengen de eisen van een goede procesorde mee dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
2.22.
Uit hetgeen de rechtbank in r.o. 4.17. van het tussenvonnis heeft overwogen volgt dat zij van oordeel is dat enkel relevant is of er incassowerkzaamheden zijn verricht. Dat er incassowerkzaamheden zijn verricht is door [gedaagde] niet betwist. De aan het slot van bedoelde rechtsoverweging vermelde overweging met betrekking tot de polis van rechtsbijstandsverzekeraars is voor de beslissing geen dragende overweging, zodat de stellingen van [gedaagde] over het slot van bedoelde rechtsoverweging hier verder niet besproken behoeven te worden.
2.23.
Met betrekking tot het verweer van [gedaagde] dat de omvang van de buitengerechtelijke werkzaamheden geen bedrag van € 1.110,00 rechtvaardigt, is sprake van een verkapt hoger beroep. Dit gaat het hiervoor onder 2.21. weergegeven toetsingskader te buiten, zodat de rechtbank ook op dit onderdeel van het verweer niet nader behoeft in te gaan. Dit onderdeel van de eindbeslissing komt dan ook niet voor heroverweging in aanmerking.
2.24.
[gedaagde] heeft ten aanzien van de kosten voor de vaststelling van schade en aansprakelijkheid in zijn conclusie van antwoord onder randnummer 58 aangevoerd dat de kosten van Bureau voor Bouwpathologie ad € 1.815,00 niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat [gezamenlijke eisers] bij ARAG verzekerd is voor rechtsbijstand. [gedaagde] voegt daar in zijn antwoordakte van 11 oktober 2023 aan toe dat uit de factuur van Bureau voor Bouwpathologie blijkt dat ARAG de kosten van dit bureau heeft gefinancierd.
2.25.
Dit is voor de rechtbank aanleiding om haar oordeel dat [gedaagde] niet heeft betwist dat [gezamenlijke eisers] jegens hem aanspraak kan maken op redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid te heroverwegen.
2.26.
Dit leidt evenwel niet tot een andere beslissing, zodat er geen aanleiding is om met name [gezamenlijke eisers] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over het voornemen van de rechtbank om haar oordeel als hiervoor onder 2.25. is weergegeven te heroverwegen.
Immers, in zijn conclusie van antwoord stelt [gedaagde] dat, hoewel daarover niets is gesteld, het [gedaagde] voorkomt dat ARAG de kosten van Bureau voor Bouwpathologie heeft voldaan.
Uit de door [gedaagde] als productie 20 overgelegde factuur van Bureau voor Bouwpathologie ad € 1.815,00 (tegen de hoogte waarvan [gedaagde] als zodanig geen verweer heeft gevoerd) blijkt dat de factuur bestemd is voor
“De Heer van Veenendaal”. Uit de passage in deze factuur (
“Betreft: ARAG242 Onderzoek woning te [woonplaats] …”) zou kunnen worden afgeleid dat ARAG opdracht tot het onderzoek heeft gegeven. Daarmee is evenwel niet gezegd dat deze kosten onder de rechtsbijstandsverzekering zijn gedekt en deze kosten voor rekening van ARAG komen en [gezamenlijke eisers] ter zake dus geen schade lijdt. Dit is niet méér dan een aanname van [gedaagde] .
2.27.
Dat bedoelde kosten op grond van het bepaalde in artikel 6:96 lid 2 sub c BW voor toewijzing in aanmerking komen heeft [gedaagde] als zodanig niet betwist. [gedaagde] dient dan ook de kosten voor het onderzoek door Bureau voor Bouwpathologie ad € 1.815,00 aan [gezamenlijke eisers] te vergoeden omdat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat [gezamenlijke eisers] jegens hem aanspraak kan maken op vergoeding van deze kosten.
2.28.
[gedaagde] heeft ten aanzien van de door [gezamenlijke eisers] als productie 19 overgelegde factuur van [naam 1] ad € 423,50 -die is gericht tot
“Fam. Van Veenendaal”- als zodanig geen verweer gevoerd. Ook ten aanzien van zijn verweer dat deze kosten niet voor vergoeding door [gedaagde] in aanmerking komen stelt [gedaagde] niet méér dan dat het in de lijn der verwachting ligt dat niet [gezamenlijke eisers] maar ARAG deze factuur heeft betaald. [gedaagde] heeft hiermee onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [gezamenlijke eisers] jegens hem aanspraak kan maken op vergoeding van deze kosten, zijnde redelijke kosten ter vaststelling van de schade.
2.29.
Dit alles betekent dat de vordering ter zake van de hiervoor bedoelde (buitengerechtelijke) kosten toewijsbaar is tot een bedrag van € 3.348,50.
het terug te betalen bedrag van € 11.820,00
2.30.
De rechtbank heeft in r.o. 4.10. van haar tussenvonnis van 16 augustus 2023 beslist dat [gedaagde] als gevolg van de partiële vernietiging van de overeenkomst een bedrag van
€ 11.820,00 dient terug te betalen. Ten aanzien van deze eindbeslissing heeft [gedaagde] niet verzocht om deze beslissing te heroverwegen.
Tussenconclusie
2.31.
De geldvordering van [gezamenlijke eisers] is daarmee toewijsbaar tot een bedrag van in totaal € 37.425,77. Over dit bedrag (minus het bedrag van de factuur van [naam 1] , € 423,50) is [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd met ingang van 31 mei 2022. Over het bedrag van € 423,50 is [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd met ingang van 13 september 2023.
verklaring voor recht
2.32.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank reeds overwogen dat de overeenkomst partieel vernietigbaar is. Nu over de overige vorderingen is beslist, heeft [gezamenlijke eisers] geen rechtens te respecteren belang bij de vordering zoals weergegeven in het tussenvonnis onder 3.1.a., zodat ter zake afwijzing zal volgen.
Tot slot
2.33.
Al hetgeen in het tussenvonnis van 16 augustus 2023 en hetgeen hiervoor in dit vonnis is overwogen leidt tot na te melden beslissing.
2.34.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten), die aan de zijde van [gezamenlijke eisers] tot op deze uitspraak als volgt worden vastgesteld:
dagvaarding € 129,74
griffierecht € 1.301,00
salaris advocaat € 1.915,00 (2,5 punt x tarief III € 766,00)
nakosten
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.518,74.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om op eerste verzoek van [gezamenlijke eisers] binnen een door [gezamenlijke eisers] te bepalen termijn van tenminste twee maanden de twee dakkapellen op te halen,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [gezamenlijke eisers] te voldoen een dwangsom van
€ 500,00 voor iedere dag (een gedeelte van een dag daaronder begrepen) dat [gedaagde]
-indien dit vonnis is betekend- niet voldoet aan de hiervoor onder 3.1. geformuleerde veroordeling, waarbij het maximum aan te verbeuren dwangsommen wordt bepaald op € 10.000,00,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [gezamenlijke eisers] te betalen een bedrag van
€ 37.425,77, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over een bedrag van € 37.002,27 met ingang van 31 mei 2022 en te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 423,50 met ingang van 13 september 2023, telkens tot de dag der algehele voldoening,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van
[gezamenlijke eisers] tot op heden vastgesteld op € 3.518,74, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
3.5.
veroordeelt [gedaagde] , als hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan de veroordelingen onder 3. 3. en 3.4. heeft voldaan en het vonnis daarna wordt betekend, tot betaling van € 90,00 extra, plus de kosten van betekening,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op
6 december 2023.