ECLI:NL:RBGEL:2023:6730

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
425907
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aansluiting elektriciteitsnet voor 29 wooneenheden afgewezen wegens onvoldoende transportcapaciteit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 24 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap, hierna te noemen [eiseres], en de netbeheerder Liander N.V. [eiseres] heeft verzocht om aansluiting van 29 kleinverbruik aansluitingen op het elektriciteitsnet, elk met een capaciteit van 3x25 ampère. De vordering is ingesteld omdat [eiseres] een pand ontwikkelt tot levensloopbestendige wooneenheden en de aansluitingen noodzakelijk zijn voor de oplevering aan de woningcorporatie. Liander heeft echter geweigerd de aansluitingen te realiseren, omdat er onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is op het elektriciteitsnet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Liander als netbeheerder op grond van de Elektriciteitswet verplicht is om binnen een redelijke termijn aansluitingen te realiseren, maar dat deze verplichting niet geldt als er geen transportcapaciteit beschikbaar is. De rechter heeft geoordeeld dat Liander aannemelijk heeft gemaakt dat de benodigde netuitbreiding, waarvoor een nieuwe middenspanningsruimte (MSR) moet worden geplaatst, noodzakelijk is en dat de aansluitingen pas kunnen worden gerealiseerd na deze uitbreiding. De vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen, waarbij de rechter heeft benadrukt dat de netintegriteit en -stabiliteit voorop staan. [eiseres] is veroordeeld in de proceskosten van Liander.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/425907 / KG ZA 23-361
Vonnis in kort geding van 24 november 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. F.F. Pels Rijcken te Nijmegen,
tegen
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Liander,
advocaten: mrs. R.W. de Vlam en A. Mahmoud te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 17,
- de conclusie van antwoord van Liander met een productie,
- de nagekomen producties 18 tot en met 20 van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling van 10 november 2023,
- de pleitnota van [eiseres] .

2.De feiten

2.1.
[eiseres] drijft een onderneming die tot doel heeft het renoveren en ontwikkelen van zorginstellingen en panden met een maatschappelijke functie. [eiseres] (her)ontwikkelt thans een (bestaand) pand aan de [adres] (hierna: het pand) tot 29 levensloopbestendige wooneenheden. Dit doet [eiseres] in opdracht van woningcorporatie [woningcorporatie] .
2.2.
Liander is een netbeheerder in de zin van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) en beheert onder meer het elektriciteitsnet in de provincie Gelderland, waaronder de gemeente Wijchen (hierna: de gemeente). Als netbeheerder is Liander belast met het aansluiten van afnemers en het transporteren van elektriciteit. Liander maakt onderdeel uit van een groep van bedrijven die zich bezig houdt met taken en verantwoordelijkheden binnen de energiesector. Alliander N.V. staat aan het hoofd van deze groep.
2.3.
In het kader van de herontwikkeling van het pand heeft medio juli 2022 tussen [eiseres] , (Al)liander, Ziggo, Vitens en KPN een overleg plaatsgevonden ter zake de te realiseren aansluitingen.
2.4.
[eiseres] heeft op 20 oktober 2022 via www.mijnaansluiting.nl bij Liander een aanvraag ingediend voor de aansluiting van 29 kleinverbruik aansluitingen van ieder 3x25 ampère. Liander heeft de ontvangst van de aanvraag bij bericht van diezelfde datum bevestigd.
2.5.
Op enig moment heeft Liander aan [eiseres] laten weten dat voor het realiseren van de door [eiseres] gewenste 29 kleinverbruik aansluitingen het elektriciteitsnet moet worden uitgebreid en dat in dat verband een nieuwe middenspanningsruimte (hierna: MSR, ook wel (transformator/trafo-)station) benodigd is.
2.6.
Bij e-mailbericht van 1 december 2022 heeft [eiseres] bij de gemeente navraag gedaan naar de stand van zaken met betrekking tot de door Liander te plaatsen MSR. In reactie daarop heeft de gemeente bij e-mailbericht van diezelfde datum aan [eiseres] en Liander laten weten dat de eerder door Liander voorgestelde locatie voor de MSR is afgewezen en Liander verzocht om (een) nieuwe locatie(s) voor te stellen.
2.7.
Op 20 december 2022 heeft de gemeente per e-mailbericht aan Liander laten weten dat het eerste locatievoorstel (toch) akkoord is en dat er vervolgstappen kunnen worden genomen.
2.8.
Bij e-mailbericht van 17 januari 2023 heeft Liander desgevraagd aan [eiseres] laten weten dat zij een principeakkoord van de gemeente heeft gekregen voor een locatie van de te plaatsen MSR en dat de voorbereiding om het net te verzwaren zal worden opgestart.
2.9.
Op 26 januari 2023 heeft de gemeente per e-mailbericht aan Liander laten weten dat zij toch niet onverkort akkoord kan gaan met het (eerste) locatievoorstel van Liander. Liander heeft daarop contact gezocht met de gemeente en een tweede locatievoorstel gedaan.
2.10.
Uiteindelijk heeft de gemeente bij e-mailbericht van 17 februari 2023 aan Liander laten weten niet akkoord te kunnen gaan met het tweede locatievoorstel maar wel met het eerste locatievoorstel, onder de voorwaarde dat rekening wordt gehouden met de aldaar aanwezige bomen.
2.11.
Liander heeft bij e-mailberichten van 20 februari 2023 en 27 februari 2023 aan [eiseres] bericht dat er (weer) een principe akkoord ligt van de gemeente voor het eerste locatievoorstel en dat kan worden gestart met de voorbereidende werkzaamheden.
2.12.
Bij e-mailbericht van 28 maart 2023 heeft [eiseres] aan Liander gevraagd wat de status is met betrekking tot de overdracht van de grond waarop de MSR moet worden geplaatst, of alles in gang is gezet voor de uitvoering van de werkzaamheden, wat de verwachting is qua planning en of [eiseres] een definitieve aansluiting kan verwachten vóór oplevering van het pand.
2.13.
In reactie daarop heeft Liander bij e-mailbericht van 29 maart 2023 aan [eiseres] laten weten dat het ‘meest tijd kritisch onderdeel’ de nieuwe ‘netruimte’ is en dat deze pas kan worden besteld als de aankoop van de grond definitief is. Verder laat Liander weten dat zij verwacht de MSR binnen vier weken te kunnen bestellen en dat de levertermijn daarvan 30 weken is, waarna een planning kan worden opgesteld en afgegeven.
2.14.
Nadat [eiseres] bij e-mailbericht van 31 maart 2023 wederom navraag had gedaan heeft Liander bij e-mailbericht van 17 april 2023 aan [eiseres] laten weten dat de beoogde locatie voor de MSR tijdens het inmeten van de coördinaten door de gemeente (toch) is afgewezen vanwege intern tegenstrijdige afspraken. Liander laat in het e-mailbericht verder weten dat zij nog geen MSR kan bestellen omdat de gemeente heeft geopperd dat moet worden uitgeweken naar een alternatieve locatie en het afhankelijk van de locatie en het omliggend net is welk type MSR besteld moet worden.
2.15.
De gemeente heeft vervolgens bij e-mailbericht van 19 april 2023 aan [woningcorporatie] bericht dat de MSR toch kan worden geplaatst op de eerder beoogde locatie (op een veldje bij het kruispunt tussen de [straat] en de [straat] ), maar dan een paar meter verder van de stoep af, en dat de coördinaten daarvan waarschijnlijk in de eerste of tweede week van mei 2023 zullen worden ingemeten. Dit bericht heeft [woningcorporatie] vervolgens doorgestuurd aan [eiseres] .
2.16.
Daarop heeft [eiseres] bij e-mailbericht van 19 april 2023 aan Liander gevraagd of de MSR niet alvast besteld kan worden, om geen verdere vertraging op te lopen.
2.17.
Liander heeft de MSR vervolgens op 31 mei 2023 besteld. Bij e-mailbericht van 1 juni 2023 heeft Liander aan [eiseres] laten weten dat de leverdatum van de MSR bekend is, te weten 16 januari 2024, en dat de werkzaamheden daarna zullen worden ingepland met een doorlooptijd van ongeveer vier weken na die datum. Ook laat Liander in het e-mailbericht weten dat de netruimte (de MSR) in kwestie specifiek is en dat deze niet kan worden geruild met een andere lopende aanvraag.
2.18.
[eiseres] heeft Liander vervolgens bij e-mailbericht van 1 juni 2023 verzocht om de situatie als klacht door te zetten naar het klachtenteam van Liander. Liander heeft vervolgens bevestigd dat zij de melding heeft doorgezet.
2.19.
Bij monde van haar advocaat heeft [eiseres] Liander bij brief van 14 juni 2023 gesommeerd om uiterlijk op 1 oktober 2023 de aangevraagde 29 aansluitingen te realiseren en dit uiterlijk binnen twee weken dagtekening van de brief aan [eiseres] te bevestigen. Bij e-mailbericht van 28 juni 2023 heeft Liander aan (de advocaat van) [eiseres] laten weten dat de brief in behandeling is genomen. [eiseres] heeft Liander vervolgens op verschillende momenten gerappelleerd om (inhoudelijk) te reageren op haar sommatiebrief.
2.20.
Bij e-mailbericht van 27 juli 2023 heeft (het klachtenteam van) Liander gereageerd en aan [eiseres] laten weten dat netuitbreiding noodzakelijk is omdat er onvoldoende transportcapaciteit is voor de gewenste 29 aansluitingen, dat in dat verband een nieuwe MSR moet worden geplaatst en dat deze MSR ook gelijk is besteld toen de gemeente akkoord was met de door Liander voorgestelde locatie. Liander laat verder weten dat het om een specifieke, toekomstbestendige MSR gaat waar een ‘630 kabel’ op kan worden aangesloten en welke verbonden is zodat de werking op afstand kan worden uitgelezen, dat deze MSR die niet op voorraad is en niet ruilbaar is met een lopend project en dat zij de gevraagde aansluitingen direct na de netuitbreiding (door plaatsing van de MSR) zal realiseren.
2.21.
De advocaat van [eiseres] heeft Liander bij e-mailbericht van 28 augustus 2023 op haar verplichtingen als netbeheerder gewezen, laten weten wat de (gevolg)schade is bij niet-nakoming door Liander en Liander nogmaals gesommeerd te bevestigen dat de netaansluitingen vóór 20 oktober 2023 zullen worden gerealiseerd.
2.22.
Daarop heeft Liander bij e-mailbericht van 7 september 2023 onder meer laten weten dat de redelijke termijn waarbinnen zij de aansluitingen moet realiseren nog niet is verstreken en dat zij niet tekortschiet in haar verplichtingen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Liander te veroordelen om uiterlijk binnen twee weken na dit vonnis, dan wel na een door de voorzieningenrechter te bepalen uiterlijke termijn, het pand te voorzien van de door [eiseres] verzochte 29 aansluitingen op het elektriciteitsnet, van ieder 3x25 ampère, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag met een maximum van € 500.000,00;
II. Liander te veroordelen om uiterlijk binnen twee weken na dit vonnis, dan wel binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen uiterlijke termijn, transport van elektriciteit uit te voeren naar de onder sub I. van dit petitum bedoelde 29 aansluitingen van het pand, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag met een maximum van € 500.000,00;
III. Liander te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Liander voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat in dit kort geding slechts een voorlopig oordeel wordt gegeven over de rechtsverhouding van partijen aan de hand van de toepasselijke materiële rechtsregels en na een afweging van de wederzijdse belangen. Het voorlopige oordeel in dit kort geding is gebaseerd op de ten tijde van de behandeling bekende feiten en omstandigheden. Voor nadere bewijslevering en onderzoek, zoals in een bodemprocedure, is in kort geding geen plaats. Bepalend is dus of feiten die relevant zijn voor de toewijsbaarheid van de vordering voldoende aannemelijk zijn geworden op grond van hetgeen partijen in deze kort gedingprocedure naar voren hebben gebracht.
4.2.
Liander heeft allereerst betwist dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Daarin kan zij niet worden gevolgd. Niet in geschil is dat de 29 wooneenheden in kwestie tot op heden niet zijn aangesloten op het elektriciteitsnet. [eiseres] heeft in dat verband onweersproken gesteld dat het appartementencomplex voor het overige opleverklaar is en dat de met [woningcorporatie] overeengekomen oplevertermijn inmiddels ook al is verstreken. Ter zitting heeft [eiseres] nog toegelicht dat [woningcorporatie] bij gebreke van de definitieve oplevering de laatste bouwtermijn onbetaald laat, wat financieel zwaar drukt op haar bouwbedrijf van beperkte omvang. Verder is uit de door [eiseres] ingediende producties en het verhandelde ter zitting voldoende gebleken dat [woningcorporatie] voor de bouw van het pand subsidie ontvangt, onder de voorwaarde dat het pand uiterlijk op 1 april 2024 is opgeleverd. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij beoordeling van haar vorderingen in kort geding.
4.3.
Liander heeft verder ter zitting betwist dat de onderhavige zaak zich leent voor behandeling in kort geding. Voorop moet worden gesteld dat de voorzieningenrechter terughoudend dient te zijn met het oordeel dat een zaak ongeschikt is voor behandeling in kort geding (Hoge Raad 24 februari 2006, NJ 2007, 37). Volgens de Hoge Raad kan in twee gevallen sprake zijn van ongeschiktheid voor behandeling in kort geding (Hoge Raad 4 juni 1993, NJ 1993, 659). Ten eerste kan een zaak ongeschikt zijn indien de feiten binnen het beperkte kader van het kort geding niet voldoende tot klaarheid zijn gebracht. Ten tweede kan een zaak ongeschikt zijn indien de voorzieningenrechter de gevolgen van een door hem te geven beslissing niet voldoende kan overzien. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de complexiteit van de wet- en regelgeving die in deze zaak van toepassing is, niet in de weg staat aan behandeling van de zaak in kort geding. In dat kader heeft te gelden dat de feiten in deze zaak voldoende naar voren zijn gebracht om die beoordeling te kunnen maken. Ook zijn de gevolgen van de te geven beslissing te overzien. De omstandigheid, dat toewijzing van het gevorderde mogelijk onwenselijke gevolgen heeft, maakt op zichzelf nog niet dat de zaak om die reden niet geschikt is voor kort geding. Dit een en ander maakt dat, in tegenstelling tot hetgeen Liander aanvoert, de vorderingen van [eiseres] in dit (civiele) kort geding kunnen worden beoordeeld en [eiseres] ontvankelijk is in haar vorderingen.
4.4.
Liander is als netbeheerder op grond van artikel 23 lid 1 E-wet verplicht om eenieder die daarom verzoekt binnen een redelijke termijn van een aansluiting te voorzien. In artikel 23 lid 4 E-wet staat met betrekking tot aansluitingen tot 10 MVA (mega volt ampère) en aansluitingen voor kort gezegd duurzame energie dat de redelijke termijn in ieder geval is verstreken als de gevraagde aansluiting niet is gerealiseerd binnen 18 weken nadat het verzoek om aansluiting bij de netbeheerder is ingediend. Voornoemde aansluitplicht moet onderscheiden worden van de verplichting om degene die daarom verzoekt een aanbod te doen voor transport van elektriciteit op grond van artikel 24 lid 1 E-wet (de transportplicht). Deze verplichting geldt op grond van het tweede lid van voornoemd artikel echter niet voor zover de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen transportcapaciteit ter beschikking heeft. De weigering van de netbeheerder om (het gewenste) transport uit te voeren moet met redenen zijn omkleed. Bij dit alles dient in ogenschouw te worden genomen dat het de wettelijke taak van Liander als regionale netbeheerder is om de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten en van het transport van elektriciteit over de netten op de meest doelmatige wijze te waarborgen (artikel 16 lid 1 sub b E-wet). Ook behoort het tot de wettelijke taak van Liander om netten aan te leggen, te herstellen, te vernieuwen en uit te breiden (artikel 16 lid 1 sub c E-wet).
4.5.
Hoewel partijen van mening verschillen over (de (on)verbindendheid en het aanvangsmoment van) de (concrete) termijn die met betrekking tot het realiseren van de aansluitingen in de zin van artikel 23 lid 1 jo. lid 4 E-wet in acht moet worden genomen, is tussen hen niet in geschil dat Liander verplicht is om de 29 wooneenheden in kwestie zo snel mogelijk aan te sluiten op het net en deze te voorzien van het aangevraagde transportvermogen. Zoals reeds overwogen is niet in geschil dat Liander de door [eiseres] gewenste 29 aansluitingen tot op heden niet heeft gerealiseerd, terwijl (in ieder geval) de schriftelijke aanvraag van [eiseres] daartoe dateert van ruim een jaar geleden (20 oktober 2022). Dit kort geding spitst zich toe op de vraag of Liander op straffe van een dwangsom kan worden verplicht om binnen twee weken na de datum van dit vonnis (of een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn) het pand te voorzien van 29 (kleinverbruik) aansluitingen op het elektriciteitsnet én binnen eenzelfde termijn transport van elektriciteit uit te voeren naar voornoemde 29 aansluitingen.
4.6.
Het verweer van Liander tegen de vorderingen van [eiseres] komt er in de kern genomen op neer dat zij niet kan worden verplicht om binnen de gevorderde termijn de door [eiseres] aangevraagde transportcapaciteit ter beschikking te stellen, simpelweg omdat Liander op dit moment niet over voldoende capaciteit op het relevante deel van het net beschikt. Het voorgaande blijkt volgens Liander uit de door haar (reeds vóór de schriftelijke aanvraag van [eiseres] ) uitgevoerde zogeheten GAIA-berekening van de laagspannings-netvlakken die worden gevoed vanuit het onderstation Wijchen. Voor (transport naar) (onder meer) de door [eiseres] aangevraagde 29 aansluitingen is dan ook een uitbreiding van het elektriciteitsnet noodzakelijk en daarvoor moet een nieuwe MSR geplaatst worden. Nadat (in driehoeksoverleg) met de gemeente een locatie was gevonden voor de te plaatsen MSR en de benodigde tekeningen/ontwerpen waren opgesteld, maar nog voordat de koop van de grond definitief rond was, heeft Liander de MSR besteld en alle (voorbereidings) werkzaamheden die zij kan uitvoeren, uitgevoerd. De MSR in kwestie heeft een levertijd van circa 30 weken en de levering daarvan staat gepland op 16 januari 2024, zodat Liander niet eerder dan medio februari/maart 2024 de aangevraagde aansluitingen, voorzien van transportvermogen, kan opleveren.
4.7.
Liander heeft ter onderbouwing van haar verweer in de conclusie van antwoord afbeeldingen [1] opgenomen met (de uitkomsten van) de GAIA-berekening van de laagspanningsnetvlakken in geval de 29 wooneenheden op het bestaande net worden aangesloten. Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft Liander uitvergrootte versies daarvan getoond en als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 7.3 van de Netcode elektriciteit is een maximale afwijking van 10% naar boven en naar beneden ten opzichte van de voor laagverbruik geldende netspanning van 230V toegestaan. Dat betekent dat de netspanning wettelijk moet liggen binnen de bandbreedte van 207V en 253V. Uit de uitgevoerde GAIA-berekening blijkt echter dat bij aansluiting van de 29 wooneenheden op het bestaande net op (een deel van) het netvlak ten zuiden van het onderstation Wijchen de spanning geheel (100%) zou wegvallen en dat (een deel van) de bestaande aansluitingen in dat gebied dus ondervoed zouden raken. Ten zuidwesten van het onderstation Wijchen zouden eveneens bestaande aansluitingen ‘ondervoed’ raken vanwege een spanningsdaling tot 179V. Dit is in strijd met bandbreedte die de Netcode elektriciteit voorschrijft. Ook de 29 appartementen beschikken in geval van aansluiting op het net zonder de netuitbreiding niet over een betrouwbare elektriciteitsvoorziening, omdat voor bepaalde appartementen de spanning zou dalen tot 168V of juist zou stijgen boven 253V. Dit terwijl het elektriciteitsnet en de daarmee verbonden installaties zijn ontworpen op basis van voornoemde bandbreedte en bij afwijking daarvan niet meer naar behoren functioneren.
Met deze toelichting op de in de conclusie van antwoord weergegeven afbeeldingen heeft Liander naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat redelijkerwijs onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is op het elektriciteitsnet om de 29 wooneenheden in kwestie op het net aan te sluiten vóórdat de uitbreiding van het elektriciteitsnet is bewerkstelligd door plaatsing van de MSR. Bij die stand van zaken mocht Liander met een beroep op artikel 24 lid 2 E-wet weigeren om de aangevraagde transportcapaciteit aan [eiseres] ter beschikking te stellen alvorens de uitbreiding van het net is gerealiseerd. Aan het verzoek van [eiseres] ter zitting om (een deel van) voornoemde afbeeldingen uit de conclusie van antwoord buiten beschouwing te laten omdat deze niet goed leesbaar zijn, zal gelet op de ter zitting gegeven toelichting voorbij worden gegaan.
4.8.
[eiseres] stelt verder nog dat als al sprake zou zijn van een tekort aan transportcapaciteit op het net, het aan Liander is om te handelen conform het bepaalde in (de artikelen) 9.2 en 9.3 van de Netcode elektriciteit en maatregelen te treffen om het transportprobleem op te lossen (zoals congestiemanagement). [eiseres] miskent daarmee echter, zoals Liander terecht heeft opgemerkt, dat congestiemanagement in voornoemde zin niet kan worden toegepast op kleinverbruik aansluitingen, omdat -kort gezegd- geen sprake is van gecontracteerd transportvermogen zoals in het geval van grootverbruik aansluitingen. Van het gestelde verschil tussen contractuele congestie en fysieke congestie in relatie tot een (geslaagd) beroep op artikel 24 lid 2 E-wet is gelet op het voorgaande bij kleinverbruik aansluitingen dan ook geen sprake. Congestiemanagement biedt dan ook geen oplossing voor het gebrek aan transportvermogen bij kleinverbruik aansluitingen.
4.9.
Ook de stelling van [eiseres] , dat gebrek aan voldoende transportvermogen niet aan kleinverbruikers kan worden tegengeworpen, kan niet slagen. [eiseres] verwijst in dit verband naar de website van Liander, waarop staat dat het bij grootverbruik aansluitingen kan voorkomen dat klanten niet direct het door hen gewenste transportvermogen kunnen krijgen. Het enkele gegeven, dat het gebrek aan beschikbare capaciteit tot voorkort kennelijk niet aan kleinverbruikers werd tegengeworpen en dat het beleid van Liander vooralsnog gericht lijkt op netcongestie bij grootverbruikers, maakt echter nog niet dat gebrek aan ruimte op het net niet aan kleinverbruikers kan worden tegengeworpen. Het bepaalde in artikel 24 lid 2 E-wet biedt voor die conclusie ook geen aanknopingspunten. Er is immers niet méér transportcapaciteit beschikbaar dan er is en hoewel voorstelbaar is dat het ontbreken van voldoende transportvermogen zich minder snel voordoet bij één (of enkele) kleinverbruik aansluiting(en), is in het onderhavige geval sprake van een aanvraag voor (transport naar) 29 nieuwe kleinverbruik aansluitingen. Hoewel [eiseres] dat wel lijkt te veronderstellen is bovendien gesteld noch gebleken dat Liander de capaciteitsproblemen op het net anders dan met uitbreiding van het net kan verhelpen.
Voor zover [eiseres] heeft willen betogen dat Liander eerder maatregelen had moeten treffen ter verzwaring/uitbreiding van het net dan wel dat zij in dat verband niet voldoende voortvarend heeft gehandeld, geldt het volgende. Voor de wettelijke taak van Liander, om zorg te dragen voor (onder meer) netuitbreiding (in de zin van artikel 16 lid 1 sub c E-wet) geldt [2] geen vaste termijn en individuele aanvragers kunnen daaraan ook geen rechten ontlenen. Liander is met betrekking tot (te realiseren) netuitbreiding dan ook geen verantwoording verschuldigd aan individuele aanvragers. Vaststaat verder dat ACM toezicht houdt op netuitbreiding door netbeheerders als Liander en gesteld noch gebleken is dat Liander in dat opzicht enig verwijt kan worden gemaakt. [eiseres] kan Liander dan ook niet in het kader van dit kort geding aanspreken op het al dan niet correct en tijdig uitvoeren van haar wettelijke taken in de zin van artikel 16 E-wet.
4.10.
[eiseres] heeft ter zitting nog betoogd dat het er alle schijn van heeft dat de door Liander gewenste MSR (een toekomstbestendige MSR waar een ‘630 kabel’ op kan worden aangesloten die op afstand kan worden uitgelezen) niet noodzakelijk is voor het aansluiten (en onder spanning zetten) van de 29 aansluitingen van het pand. Liander had volgens [eiseres] ook kunnen kiezen voor een ‘gebruikelijke, niet toekomstbestendige MSR’ en de keuze voor een MSR die ook geschikt is voor toekomstige aanvragen is een bedrijfseconomische keuze.
Nog daargelaten dat [eiseres] niet heeft onderbouwd dat de benodigde netuitbreiding met een dergelijke ‘gebruikelijke’ MSR sneller gerealiseerd zou kunnen zijn in verband met een korte(re) levertijd, hetgeen door Liander gemotiveerd is betwist, geldt dat Liander op grond van artikel 16 E-wet bij het nemen van beslissingen over in te zetten materialen en te nemen maatregelen omtrent netuitbreiding niet alleen de belangen van de aanvrager(s) in het concrete geval dient mee te nemen, maar ook rekening moet houden met (onder andere) de verwachte toekomstige vraag naar transportcapaciteit. Hoezeer de voorzieningenrechter de frustratie over het lang uitblijven van de transportcapaciteit en concrete aansluiting van de 29 appartementen in het pand begrijpt, kan en mag [eiseres] niet van Liander verwachten dat Liander een specifiek op de transportbehoefte van [eiseres] toegesneden oplossing biedt, door bijvoorbeeld een (al dan niet een oudere, eenvoudigere of een mobiele MSR te plaatsen met minder transportcapaciteit (met een mogelijk korte(re) levertijd).
4.11.
Voor zover [eiseres] heeft willen betogen dat zij (ook) een in rechte te respecteren afzonderlijk belang heeft bij enkel het realiseren van 29 aansluitingen (zoals gevorderd onder I.) zonder dat Liander óók (direct) het gewenste transport ter beschikking kan stellen (zoals gevorderd onder II.), geldt dat zij onvoldoende heeft onderbouwd wat haar belang bij toewijzing van alleen de daartoe strekkende vordering is. Hoewel de aansluitplicht van artikel 23 lid 1 E-wet, zoals reeds overwogen, moet worden onderscheiden van de transportplicht van artikel 24 lid 1 E-wet, is het door [eiseres] gestelde (spoedeisend) belang bij de vorderingen in het onderhavige kort geding er nu juist in gelegen dat zij de appartementen met een werkende stroomvoorziening aan [woningcorporatie] kan opleveren. Zonder transportcapaciteit op de aansluitingen kan [eiseres] de appartementen niet opleveren, aangezien [woningcorporatie] en de (nieuwe) bewoners van de appartementen de aansluitingen pas kunnen gebruiken als de netuitbreiding door plaatsing van de MSR is gerealiseerd, de aansluitingswerkzaamheden zijn uitgevoerd en de aansluitingen ook op spanning zijn gezet. Bovendien bestaat concreet zicht op de benodigde uitbreiding van het elektriciteitsnet en daarna de aansluiting (met transportcapaciteit) van het pand medio februari/begin maart 2024. Van Liander kan bij die stand van zaken redelijkerwijs niet worden verlangd dat zij nog vóór het plaatsen van de MSR overgaat tot het realiseren van de 29 aansluitingen in kwestie zonder dat deze ook over transportvermogen beschikken. Bij die stand van zaken kan de door partijen gevoerde discussie over de (on)verbindendheid van de (concrete) aansluittermijn uit artikel 23 lid 4 E-wet en het precieze aanvangsmoment van die termijn onbesproken blijven.
4.12.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. Een belangenafweging maakt dat niet anders. [eiseres] heeft recht op de door haar aangevraagde aansluitingen, voorzien van de benodigde transportcapaciteit, en evident is dat zij groot belang heeft bij spoedige realisatie daarvan, maar dit belang weegt niet op tegen het belang van Liander, die als netbeheerder de netintegriteit en -stabiliteit dient te bewaken en te borgen. Van Liander kan niet worden gevergd dat zij voor [eiseres] een uitzondering maakt door aan haar, vooruitlopend op de te realiseren netuitbreiding, het gevraagde transportvermogen ter beschikking te stellen. Liander heeft aannemelijk gemaakt dat dit tot overbelasting van het net zou leiden met mogelijk (geheel) spanningsverlies of juist te hoge netspanning en (daardoor) mogelijk schade aan het bestaande elektriciteitsnet tot gevolg. Dit terwijl Liander nadrukkelijk rekening dient te houden met de belangen van alle afnemers.
Het voorgaande laat onverlet dat de voorzieningenrechter er wél vanuit gaat dat, overeenkomstig de door Liander uitgesproken verwachting, de 29 aansluitingen vóór 1 april 2024 gereed zullen zijn, zodat [eiseres] de appartementen tijdig, in aanmerking nemende de (verschoven) deadline voor het ontvangen van subsidie door [woningcorporatie] van 1 april 2024, kan opleveren aan [woningcorporatie] . Liander gaat er in haar eigen stukken immers vanuit dat zij de door [eiseres] aangevraagde aansluitingen medio februari/(begin) maart 2024 definitief zal kunnen realiseren (en op spanning zal kunnen zetten). Van haar mag dan ook voortvarendheid worden verwacht met het uitvoeren van de werkzaamheden om de netuitbreiding te realiseren en de 29 appartementen in kwestie van een werkende aansluiting te voorzien, als de benodigde MSR medio januari 2024 eenmaal is geleverd.
4.13.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten worden aan de zijde van Liander tot op heden begroot op:
- griffierecht € 676,00
  • salaris advocaat € 1.079,00
  • nakosten
Totaal € 1.928,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Liander tot op heden begroot op € 1.928,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken en ondertekend door mr. D.T. Boks op 24 november 2023.

Voetnoten

1.Onder randnummers 56, 57, 58, 59, 61 en 62.
2.De in artikel 23 lid 4 E-wet genoemde termijn heeft hierop, wat er verder ook van zij, geen betrekking.