RECHTBANK GELDERLAND
zaaknummers: ARN 22/2628 en 22/2633
uitspraak van de meervoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats] (22/2633); en
[eiser] en [eiseres], uit [woonplaats] (22/2628)
eisers
(gemachtigden: mr. M. Oude Breuil en mr. J. Hulshoff)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede, het college
(gemachtigde: mr. T.E.P.A. Lam).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
[derde-partij]te [woonplaats] (de vergunninghouder).
Op 12 april 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard tegen de omgevingsvergunning voor het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten en asielzoekers in [woonplaats].
In de tussenuitspraak van 30 mei 2023 (ECLI:NL:RGBEL:2023:3098) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken de daarin omschreven gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak op 4 juli 2023 een aanvullende motivering aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd (nader te noemen: het herstelbesluit). Partijen hebben daarop gereageerd. Daarna heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist conform de tussenuitspraak, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank de volgende gebreken geconstateerd:
1. Voorschrift 4
Het college heeft in de beslissing op bezwaar van 12 april 2022 voorschrift 4 geschrapt, omdat dat niet ruimtelijk relevant zou zijn. In dat voorschrift stond dat de vergunninghouder zich aan het beheerplan moet houden. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat het beheerplan over de sociale veiligheid gaat en vanuit dat oogpunt wel van belang kan zijn voor de woon- en leefomgeving. De rechtbank heeft het college daarom opgedragen om voorschrift 4 alsnog aan de omgevingsvergunning te verbinden, of nader te motiveren waarom dat niet wordt gedaan.
2. De Notitie arbeidsmigranten (de Notitie)
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak aan de hand van de beroepsgronden geoordeeld dat de vergunde huisvesting in principe aan het gemeentelijke beleid uit de Notitie voldoet, maar dat onduidelijk is in hoeverre de Notitie op de projectlocatie van toepassing is. De rechtbank heeft het college daarom opgedragen om alsnog te onderzoeken en motiveren of de Notitie, gelet op het toepassingsbereik van de bij de Notitie behorende kaart, op de projectlocatie van toepassing is en of de Notitie daarom wel ten grondslag kan liggen aan het bestreden besluit.
3. Natuur
In de beslissing op bezwaar van 12 april 2022 is het college uitgegaan van een onjuiste referentiesituatie. De rechtbank heeft het college daarom opgedragen om alsnog te onderzoeken en te motiveren van welke referentiesituatie kan worden uitgegaan.
Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, zijn de beroepen van eisers tegen het bestreden besluit gegrond. Dit besluit moet daarom worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld de gebreken te herstellen met een aanvullend onderzoek en motivering of met een nieuw besluit.
Het herstelbesluit en aanvullende gronden
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college een herstelbesluit genomen. Aan dat herstelbesluit ligt een deskundigenrapportten grondslag om gebrek 3 (natuur) te herstellen. Eisers hebben dit herstelbesluit in hun gronden bestreden. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de gronden of de gebreken met het herstelbesluit zijn hersteld.