Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 17 november 2023,
- de pleitnota van Liander.
2.De feiten
5.De beslissing
3.Het geschil
4.De beoordeling
‘binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis aan [eiseres] onderbouwd aan te geven per welke datum [eiseres] over de verzochte transportcapaciteit kan beschikken’. Onder 5.2. is Liander bevolen om ‘
binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis [eiseres] inzage te verschaffen in haar positie op de wachtrij, het aantal partijen dat vóór haar in de wachtrij staan en de omvang van de door deze partijen gevraagde transportcapaciteit in relatie tot de beschikbare transportcapaciteit, waarbij Liander dient uit te gaan van Q1 2021 als indieningsdatum van het transportverzoek ten hoogte van 140 kW’.
verwachtdat [eiseres] over het gewenste transportvermogen kan beschikken. Zou de door [eiseres] gestelde uitleg van voornoemd bevel worden gevolgd, dan zou Liander worden verplicht om een harde toezegging te doen over de concrete datum waarop [eiseres] over het gewenste transportvermogen kan beschikken terwijl niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat zij op die datum ook het gewenste transportvermogen aan [eiseres] ter beschikking kán stellen. Duidelijk is dat dat de voorzieningenrechter met het bevel tot het onderbouwd aangeven per welke datum [eiseres] over de verzochte transportcapaciteit kan beschikken in ieder geval niet voor ogen stond. Gelet op de toepasselijke uitlegregels moet voorbij gegaan worden aan enkel de tekst van het dictum onder r.o. 5.1, die, op zichzelf staand gelezen, ruimte voor de uitleg van [eiseres] biedt. Dat betekent dat Liander in haar e-mailbericht van 2 oktober 2023 redelijkerwijs mocht volstaan met de mededeling dat de werkzaamheden aan het betreffende net naar verwachting eind 2024 zullen worden afgerond. Daarmee heeft Liander naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldaan aan het bevel onder r.o. 5.1. van het vonnis. Voor het door [eiseres] onder 1. onder a. gevorderde bevel tot nakoming daarvan, op straffe van verbeurte een dwangsom, bestaat dan ook geen grond. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.