ECLI:NL:RBGEL:2023:6574

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
C/05/426535 / KG ZA 23-378
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over nakoming vonnis in elektriciteitszaak tussen supermarkt en netbeheerder

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding tussen een supermarkt, vertegenwoordigd door de besloten vennootschap [eiseres], en de netbeheerder Liander N.V. De supermarkt heeft een nieuwe locatie gehuurd en heeft een aanvraag ingediend voor een elektriciteitsaansluiting met een maximale capaciteit van 630 kVA. Liander heeft echter aangegeven dat er congestie op het net is, waardoor de gevraagde capaciteit niet kan worden geleverd. De voorzieningenrechter heeft eerder in een vonnis van 20 september 2023 Liander bevolen om binnen twee weken aan [eiseres] te bevestigen wanneer de gevraagde transportcapaciteit beschikbaar zal zijn en inzage te geven in de positie van [eiseres] op de wachtlijst voor transportcapaciteit. Liander heeft in een e-mailbericht aangegeven dat de werkzaamheden aan het net naar verwachting eind 2024 zullen zijn afgerond, maar heeft geen harde toezegging kunnen doen over de exacte datum waarop de capaciteit beschikbaar zal zijn. [eiseres] heeft vervolgens een executiegeschil aanhangig gemaakt, omdat zij van mening is dat Liander niet voldoet aan de bevelen van de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Liander in haar e-mailbericht voldoende informatie heeft verstrekt over de verwachte datum van beschikbaarheid van de transportcapaciteit, maar dat het voorbehoud dat de informatie enkel informatief is, niet in lijn is met het bevel van de voorzieningenrechter. Liander is veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis de gevraagde informatie te verstrekken zonder voorbehoud, en er is een dwangsom opgelegd voor het geval Liander hier niet aan voldoet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/426535 / KG ZA 23-378
Vonnis in kort geding van 1 december 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaten mrs. M. de Wit en M.A.M. Dieperink te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde,
advocaten mrs. J.E. Janssen en J.C.F. van den Bogaerd te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Liander genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 8,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 17 november 2023,
  • de pleitnota van Liander.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert supermarkten. Sinds begin 2023 huurt zij een nieuwbouwlocatie aan [adres 1] van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), waar zij een nieuwe supermarkt (hierna: de supermarkt) heeft gevestigd. [bedrijf 1] heeft deze nieuwbouwlocatie aangekocht en de ontwikkeling en realisatie ten behoeve van [eiseres] uitgevoerd.
2.2.
Liander is een netbeheerder in de zin van de Elektriciteitswet (E-wet). Zij is beheerder van het openbare elektriciteitsnet in Emmeloord, gemeente Noordoostpolder.
2.3.
In maart 2021 heeft [bedrijf 1] ten behoeve van [eiseres] bij Liander een aanvraag ingediend voor een elektriciteitsaansluiting met een maximale capaciteit van 630 kVA (een AC5(a)-aansluiting).
2.4.
Liander heeft [bedrijf 1] vervolgens op 14 juni 2021 een offerte aangeboden voor de gevraagde AC5(a)-aansluiting met het gewenste transportvermogen van 250 kW en aan haar laten weten dat zij genoodzaakt is om na oplevering van de aansluiting een transportbeperking voor verbruik op te leggen voor het gecontracteerde vermogen hoger dan 0 kW vanwege congestie op het net in de Noordoostpolder, waaronder ook in Emmeloord.
2.5.
Op 24 juni 2021 is tussen [bedrijf 1] en Liander de aansluit- en transportovereenkomst (ATO) tot stand gekomen. In (het aanhangsel bij) de TATO is een gecontracteerd transportvermogen van 0kW en een gewenst transportvermogen van 250 kW opgenomen.
2.6.
Op 1 september 2022 is de ATO tussen [bedrijf 1] en Liander overgezet naar een ATO tussen [eiseres] en Liander, waarin (in het aanhangsel bij de ATO) een gewenst transportvermogen van 250 kW is opgenomen. De [eiseres] -supermarkt is begin 2023 opgeleverd en op 5 april 2023 geopend.
2.7.
Vervolgens hebben partijen gecorrespondeerd over (een oplossing voor) het gebrek aan transportvermogen op de aansluiting van [eiseres] en de (datum van oplevering van de) werkzaamheden ter verzwaring van het net.
2.8.
[eiseres] is naar aanleiding van het uitblijven van het aangevraagde transportvermogen en het ontbreken c.q. opschuiven van een (definitieve) datum waarop de door [eiseres] gewenste transportcapaciteit beschikbaar zou zijn, bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een kort geding gestart.
Primair vorderde [eiseres] in die zaak om Liander te bevelen binnen twee weken na het vonnis een definitief en onherroepelijk aanbod te doen voor transportvermogen van 140kW en subsidiair Liander te bevelen om per 31 maart 2024 140 kW aan transportvermogen aan [eiseres] ter beschikking te stellen. Subsidiair en meer subsidiair vorderde [eiseres] (tevens) een bevel aan Liander om inzage te verschaffen (i) in de wijze waarop Liander heeft vastgesteld dat er onvoldoende transportcapaciteit is om het gewenste vermogen van 140 kW per direct toe te kennen en (ii) in de positie van [eiseres] in de wachtrij, het aantal partijen dat voor [eiseres] in de wachtrij staat en de omvang van de door deze partijen gevraagde transport. Meer subsidiair vorderde [eiseres] ook nog om Liander te bevelen om onderbouwd aan te geven per welke datum [eiseres] over de verzochte transportcapaciteit kan beschikken.
2.9.
De voorzieningenrechter heeft op 20 september 2023 vonnis gewezen (met zaak-/rolnummer C/05/423025/KG ZA 23/278, hierna: het vonnis). Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en vermeldt voor zover thans van belang het volgende:
‘(…)
4.15.
Weliswaar heeft Liander op 4 februari 2021 op haar website vermeld dat de werkzaamheden op het elektriciteitsnet in Emmeloord uiterlijk in het eerste kwartaal van 2024 zouden zijn afgerond, maar zoals hiervoor overwogen kan in dit kort geding niet worden aangenomen dat Liander dan al wel capaciteit op het net ter beschikking heeft. Aannemelijk is dat daarvoor eerst de werkzaamheden moeten zijn afgerond bij het betreffende station. Op dit moment kan nog niet met zekerheid worden gezegd wanneer dat is. In elk geval is er geen aanleiding om aan te nemen dat dit al begin 2024 klaar is. Het veroordelen van Liander tot het doen van een aanbod in het eerste kwartaal van 140 kW is daarom feitelijk onmogelijk. Liander is immers op dit moment nog bezig met de netwerkzaamheden en verwacht deze werkzaamheden eind 2024 af te ronden. Voor zover [eiseres] al gerechtvaardigd op de uitlatingen van Liander van 4 februari 2021 mocht vertrouwen, zoals zij nu stelt, leidt dat bovendien hooguit tot een vordering tot schadevergoeding, hetgeen niet is gevorderd, en niet tot een gebod tot het doen van een aanbod van 140 kW transportvermogen in het eerste kwartaal van 2024. De subsidiaire vordering is daarom evenmin toewijsbaar en zal worden afgewezen.
(…)
4.18.
Vooropgesteld wordt dat Liander, gelet op haar monopoliepositie als netbeheerder, transparant en non-discriminatoir moet handelen. Dat geldt ook voor haar wijze van communiceren over de beschikbaarheid van capaciteit. Hoewel het volgens Liander relatief weinig voorkomt, wordt door haar niet betwist dat indien een afnemer stopt met het afnemen van transportvermogen, een plek op de wachtlijst vrijkomt. In deze situatie is het voor [eiseres] van belang om te weten welke positie zij in de wachtrij inneemt. Bovendien biedt de inzage perspectief en kan [eiseres] op basis hiervan keuzes maken ten aanzien van de noodvoorziening en het voortzetten van de supermarkt. Daar komt bij dat Liander niet heeft gemotiveerd waarom deze informatie niet kan worden verstrekt zonder daarbij bedrijfsvertrouwelijke gegevens te openbaren door het bijvoorbeeld geanonimiseerd te verstrekken. Tegen deze achtergrond is niet gebleken dat het verschaffen van inzage in de wachtrij, zoals door [eiseres] wordt gevorderd, in strijd is met artikel 79, derde lid, van de E-wet.
4.19.
In dat verband is eveneens van belang dat Liander heeft aangevoerd dat het wetsvoorstel voor de Energiewet (die de huidige Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet gaat vervangen en tevens de uitwerking van afspraken uit het gesloten Klimaatakkoord bevat) meer inzet op transparantie bij netbeheerders over actuele en verwachte beschikbaarheid van transportcapaciteit en de termijnen waarbinnen een netbeheerder in staat is om aansluitingen op te leveren en transport aan te bieden ter voorkoming van onzekerheid bij bedrijven. Hoewel deze nieuwe wetgeving nog niet klaar is, kan de voorzieningenrechter daar wel op anticiperen. Klaarblijkelijk ziet ook de wetgever in dat er iets op dit punt geregeld moet worden. Bovendien geldt het onderliggende principe, de verplichting voor de netbeheerder om transparant en non-discriminatoir te handelen, ook nu al.
4.20.
Gelet op het voorgaande heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt dat zij belang heeft bij en recht heeft op inzage in haar positie op de wachtrij. In het verlengde daarvan dient Liander ook te onderbouwen per welke datum zij verwacht dat [eiseres] over het verzochte transportvermogen kan beschikken. Nu Liander heeft aangevoerd dat zij de wachtrij in één keer kan opheffen zodra de werkzaamheden aan het net zijn afgerond en zij zelf communiceert dat dit in 2024 het geval is, gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat Liander uiterlijk eind 2024 het verzochte transportvermogen kan bieden.
(…)
4.22.
Voor het opleggen van een dwangsom ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding nu Liander heeft laten weten dat zij het vonnis vrijwillig zal nakomen en de voorzieningenrechter geen aanleiding heeft daaraan te twijfelen.
(…)

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt Liander om binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis aan [eiseres] onderbouwd aan te geven per welke datum [eiseres] over de verzochte transportcapaciteit kan beschikken,
5.2.
beveelt Liander om binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis [eiseres] inzage te verschaffen in haar positie op de wachtrij, het aantal partijen dat vóór haar in de wachtrij staan en de omvang van de door deze partijen gevraagde transportcapaciteit in relatie tot de beschikbare transportcapaciteit, waarbij Liander dient uit te gaan van Q1 2021 als indieningsdatum van het transportverzoek ten hoogte van 140 kW,
(…)’
2.10.
Bij e-mailbericht van 2 oktober 2023 heeft dhr. [naam 1] , bedrijfsjurist bij (Al)liander) het volgende aan de advocaat van [eiseres] bericht:
‘(…)
Naar aanleiding van de twee tot haar gerichte bevelen in het vonnis van 20 september 2023, informeert Liander [eiseres] als volgt.
Verwachte datum beschikbaarheid gevraagde transportvermogen
Ten aanzien van de datum waarop Liander verwacht dat [eiseres] over het door haar gevraagde transportvermogen zal kunnen beschikken, informeert Liander [eiseres] als volgt. Zoals bekend, kan Liander vanwege de fysieke congestie op het net in Emmeloord, en in het bijzonder op het distributienet achter onderstation Emmeloord (OS Emmeloord) knooppunten Smeden, Nagelerweg en Lire, tijdelijk geen transport van elektriciteit uitvoeren voor Liander. Voor de technische onderbouwing van de fysieke congestie op het net ter plaatse verwijst Liander naar het openbare congestierapport ‘Congestiegebied Emmeloord’. Om de congestieproblematiek op te lossen, voert Liander grootschalige werkzaamheden uit aan het net in de Noordoostpolder, waaronder in Emmeloord. Zodra deze werkzaamheden zijn afgerond, zal Liander de tijdelijke transportbeperkingen voor alle partijen op de wachtrij in één keer kunnen opheffen en zal [eiseres] over het door haar gevraagde transportvermogen kunnen beschikken.
Liander heeft reeds meermaals kenbaar gemaakt dat de bovenstaande werkzaamheden naar verwachting eind 2024 zullen worden afgerond. Naar aanleiding van het kortgedingvonnis heeft Liander de voornoemde voorziene einddatum van deze werkzaamheden nogmaals intern geverifieerd. Dit betekent dat Liander thans verwacht dat [eiseres] per 30 december 2024 over het door haar gevraagde transportvermogen zal kunnen beschikken.
Liander wenst hierbij te benadrukken dat de voornoemde datum van 30 december 2024 een indicatieve datum betreft, die afhankelijk is van meerdere factoren die niet allemaal in de invloedsfeer van Liander liggen. Daarnaast kan de datum waarop [eiseres] over het gevraagde transportvermogen zal kunnen beschikken, eventueel nog wijzigen als gevolg van maatschappelijke prioritering.
Positie [eiseres] op wachtrij voor transportcapaciteit
Ten aanzien van de positie van [eiseres] op de wachtrij, het aantal partijen dat vóór haar in de wachtrij staat en de omvang van de door deze partijen gevraagde transportvermogen, kan Liander [eiseres] als volgt informeren. Uitgaande van 14 maart 2021 als indieningsdatum van het transportverzoek, staat de aanvraag van [eiseres] momenteel op plek 5 in de wachtrij voor transportcapaciteit voor afname achter OS Emmeloord knooppunten Smeden, Nagelerweg en Lire. De 4 partijen die vóór [eiseres] in de wachtrij staan, hebben in totaal 1178 kW aan
transportvermogen voor afname aangevraagd.
Liander maakt hierbij het voorbehoud dat de bovenstaande informatie over de positie van [eiseres] op de wachtrij enkel een informatieve mededeling betreft en [eiseres] geen rechten kan ontlenen aan deze informatie.
(…)’
2.11.
In reactie op voornoemd e-mailbericht heeft de advocaat van [eiseres] bij e-mailbericht van diezelfde datum aan Liander laten weten dat Liander met het e-mailbericht van eerder die dag niet voldoet aan het (onder 5.1. gegeven) bevel van de voorzieningenrechter, nu de rechtbank Liander heeft bevolen om duidelijk te maken per welke datum [eiseres] over het verzochte transportvermogen kan beschikken en dat het noemen van een indicatieve termijn en het uitspreken van verwachtingen daarmee niet strookt. Ook voldoet Liander volgens [eiseres] niet aan het onder 5.2. gegeven bevel.
2.12.
Bij e-mailbericht van 3 oktober 2023 heeft (de bedrijfsjurist van) Liander aan de advocaat van [eiseres] laten weten dat niet met zekerheid kan worden gezegd wanneer de grootschalige werkzaamheden waarmee de netcapaciteit in Emmeloord wordt uitgebreid en de gevraagde transportcapaciteit voor [eiseres] ter beschikking komt zijn afgerond zodat Liander daarover geen harde(re)toezegging kan doen. Op grond van het vonnis is Liander daartoe naar eigen zeggen ook niet verplicht. Verder is het Liander niet duidelijk wat in het vonnis wordt bedoeld met de zinsnede “in relatie tot de beschikbare transportcapaciteit”. Ter aanvulling heeft Liander nog opgemerkt dat de beschikbare transportcapaciteit ‘0kW’ is.
2.13.
Daarop heeft de advocaat van [eiseres] bij e-mailbericht van 11 oktober 2023 Liander medegedeeld dat hij constateert dat Liander niet voldoet en ook niet zal gaan voldoen aan het vonnis en dat bij uitblijven van nakoming door Liander een executiegeschil zal worden gestart.
2.14.
[eiseres] heeft het vonnis op 18 oktober 2023 aan Liander doen betekenen. [eiseres] heeft op diezelfde datum hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Liander heeft tegen het vonnis incidenteel appel ingesteld.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Liander te bevelen om binnen twee weken na dagtekening van het te wijzen vonnis, dan wel binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, de door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 20 september 2023 onder zaak-/rolnummer C/05/423025 / KG ZA 23/278 uitgesproken veroordeling onder rechtsoverweging 5.1. en 5.2. alsnog na te komen door:
a. een concrete datum toe te zeggen per welke datum [eiseres] over de verzochte transportcapaciteit kan beschikken; en
b. aan [eiseres] inzage te verschaffen in haar positie op de wachtrij, het aantal partijen dat vóór haar in de wachtrij staan en de omvang van de door deze partijen gevraagde transportcapaciteit in relatie tot de beschikbare transportcapaciteit, waarbij Liander dient uit te gaan van Q1 2021 als indieningsdatum van het transportverzoek ten hoogte van 140 kW; en
2. de veroordelingen onder 1a en 1b uit te spreken op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per dag of dagdeel, voor het geval Liander aan deze veroordeling niet voldoet en/of daarmee in strijd handelt; en,
3. Liander te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de proceskosten met ingang van 14 dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van de voldoening, alsmede de nakosten.
3.2.
Liander voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid van de vorderingen blijkt uit de stellingen van [eiseres] voort.
4.2.
De vorderingen van [eiseres] strekken tot het alsnog nakomen van de onder 5.1. en 5.2. van het vonnis gegeven bevelen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. [eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Liander voornoemde bevelen niet (geheel) is nagekomen met de (inhoud van de) e-mailberichten van 2 en 3 oktober 2023. Liander voert verweer en stelt met de door haar aan [eiseres] verstrekte informatie wel te hebben voldaan aan de genoemde bevelen. Het geschil tussen partijen spitst zich dan ook toe op de vraag of Liander met de door haar aan [eiseres] gestuurde e-mailberichten met de onder 2.10 en 2.12 weergegeven inhoud heeft voldaan aan datgene waartoe het vonnis in kort geding van 20 september 2023 verplicht.
4.3.
Waartoe een vonnis verplicht zal door uitleg ervan moeten worden vastgesteld. Uitleg vindt plaats aan de hand van de toepasselijke uitlegregels. Daarbij staat voorop dat de betekenis en reikwijdte van een rechterlijke uitspraak in beginsel alleen kunnen worden afgeleid uit hetgeen uit die uitspraak zelf kenbaar is. Mogelijke bedoelingen van de rechter moeten buiten beschouwing blijven voor zover die niet uit de inhoud van het vonnis kunnen worden afgeleid. Dat betekent ook dat bij de uitleg de bewoordingen van de uitspraak gelezen in hun context in beginsel bepalend zijn. In termen van uitlegregels voor overeenkomsten valt de uitleg van een vonnis onder de CAO-norm te scharen. Het dictum van de uitspraak moet aldus worden gelezen in het licht van en met inachtneming van de overwegingen die daartoe hebben geleid. Tot op zekere hoogte kan voor de uitleg daarvan wel acht worden geslagen op de inhoud van overige processtukken. Het vonnis respondeert immers mede op datgene wat door de partijen naar voren is gebracht. Bij de uitleg van een veroordeling kunnen in bijzondere omstandigheden de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meewegen.
4.4.
Voorop wordt gesteld dat in het vonnis de primaire vordering tot het doen van een aanbod tot transport binnen twee weken is afgewezen omdat Liander -kort gezegd- aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van fysieke congestie op het elektriciteitsnet waarop [eiseres] is aangesloten. De subsidiaire vordering is eveneens afgewezen, omdat niet kan worden aangenomen dat Liander per 31 maart 2024 de benodigde transportcapaciteit op het net aan [eiseres] ter beschikking kan stellen nu aannemelijk is dat daarvoor eerst de werkzaamheden moeten zijn afgerond bij het betreffende station er geen aanleiding bestaat om aan te nemen dat die werkzaamheden begin 2024 gereed zullen zijn en om die reden toewijzing van de vordering tot het doen van een aanbod ter hoogte van 140 kW in het eerste kwartaal van 2024 feitelijk onmogelijk is (r.o. 4.15).
4.5.
De meer subsidiaire vorderingen onder a. en c. zijn in het vonnis wel toegewezen. De voorzieningenrechter heeft Liander onder 5.1. bevolen om
‘binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis aan [eiseres] onderbouwd aan te geven per welke datum [eiseres] over de verzochte transportcapaciteit kan beschikken’. Onder 5.2. is Liander bevolen om ‘
binnen twee weken na dagtekening van dit vonnis [eiseres] inzage te verschaffen in haar positie op de wachtrij, het aantal partijen dat vóór haar in de wachtrij staan en de omvang van de door deze partijen gevraagde transportcapaciteit in relatie tot de beschikbare transportcapaciteit, waarbij Liander dient uit te gaan van Q1 2021 als indieningsdatum van het transportverzoek ten hoogte van 140 kW’.
Ter motivering van deze beslissing is in r.o. 4.18. vooropgesteld dat Liander, gelet op haar monopoliepositie als netbeheerder, transparant en non-discriminatoir moet handelen en dat dit ook geldt voor haar wijze van communiceren over de beschikbaarheid van capaciteit op het net. Verder wordt overwogen dat het voor kan komen dat een plek op de wachtlijst vrijkomt in het geval een afnemer stopt met het afnemen van transportvermogen en dat het in die situatie voor [eiseres] van belang is om te weten welke positie zij in de wachtrij inneemt, dat de inzage perspectief biedt en dat [eiseres] op basis daarvan keuzes kan maken ten aanzien van de door haar ingezette noodvoorziening en het voortzetten van de door haar geëxploiteerde supermarkt. In r.o. 4.19. wordt overwogen dat eveneens van belang is dat het wetsvoorstel voor de Energiewet meer inzet op transparantie bij netbeheerders over actuele en verwachte beschikbaarheid van transportcapaciteit en de termijnen waarbinnen een netbeheerder in staat is om aansluitingen op te leveren en transport aan te bieden, een en ander ter voorkoming van onzekerheid bij bedrijven. In r.o. 4.20. is tot slot geoordeeld dat [eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij belang bij en recht op inzage heeft in haar positie in de wachtrij en dat Liander in het verlengde daarvan dient te onderbouwen per welke datum zij verwacht dat [eiseres] over het verzochte transportvermogen kan beschikken. Vanwege de eigen uitlatingen van Liander over de termijn waarop de werkzaamheden zullen zijn afgerond gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat dit uiterlijk eind 2024 het geval zal zijn.
4.6.
Het is heel begrijpelijk dat [eiseres] dringend behoefte heeft aan een definitieve en (al dan niet in rechte) afdwingbare datum waarop zij over de door haar verzochte transportcapaciteit kan beschikken. Dat (zwaarwegende) belang ligt daarin dat zij dan kan inschatten hoe lang zij haar supermarkt nog moet exploiteren op noodstroom en of dat bedrijfseconomisch gezien verantwoord is. Het onder 5.1. in het vonnis gegeven bevel, gelezen in de context van de hiervoor aangehaalde rechtsoverwegingen, biedt echter onvoldoende aanknopingspunten voor de door [eiseres] voorgestane uitleg daarvan. De rechtsoverwegingen die tot dat bevel hebben geleid zien immers op transparante informatieverschaffing door netbeheerders als Liander over de verwachte transportcapaciteit op het net en de termijnen waarbinnen bedrijven als [eiseres] kunnen verwachten dat aan hen het gewenste transportvermogen ter beschikking wordt gesteld. Uit r.o. 4.20. blijkt tevens met zoveel woorden dat het bij de door Liander op te geven datum gaat om een datum waarop Liander
verwachtdat [eiseres] over het gewenste transportvermogen kan beschikken. Zou de door [eiseres] gestelde uitleg van voornoemd bevel worden gevolgd, dan zou Liander worden verplicht om een harde toezegging te doen over de concrete datum waarop [eiseres] over het gewenste transportvermogen kan beschikken terwijl niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat zij op die datum ook het gewenste transportvermogen aan [eiseres] ter beschikking kán stellen. Duidelijk is dat dat de voorzieningenrechter met het bevel tot het onderbouwd aangeven per welke datum [eiseres] over de verzochte transportcapaciteit kan beschikken in ieder geval niet voor ogen stond. Gelet op de toepasselijke uitlegregels moet voorbij gegaan worden aan enkel de tekst van het dictum onder r.o. 5.1, die, op zichzelf staand gelezen, ruimte voor de uitleg van [eiseres] biedt. Dat betekent dat Liander in haar e-mailbericht van 2 oktober 2023 redelijkerwijs mocht volstaan met de mededeling dat de werkzaamheden aan het betreffende net naar verwachting eind 2024 zullen worden afgerond. Daarmee heeft Liander naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldaan aan het bevel onder r.o. 5.1. van het vonnis. Voor het door [eiseres] onder 1. onder a. gevorderde bevel tot nakoming daarvan, op straffe van verbeurte een dwangsom, bestaat dan ook geen grond. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
4.7.
Liander heeft in haar e-mailbericht van 2 oktober 2023 opgemerkt dat de informatie over de positie van [eiseres] in de wachtrij enkel een informatieve mededeling betreft en [eiseres] geen rechten kan ontlenen aan deze informatie. Ter zitting heeft [eiseres] desgevraagd laten weten dat het haar met betrekking tot de naleving van het onder 5.2. gegeven bevel ter zake de inzage in de wachtrij en het (beschikbare en gewenste) transportvermogen te doen is om voornoemd voorbehoud en niet zozeer om de (onderbouwing van de) door Liander in het e-mailberichten van 2 oktober en 3 oktober 2023 gegeven informatie over de plaats van [eiseres] in de wachtrij, het door de partijen die voor [eiseres] in de wachtrij staan in totaal aangevraagde transportvermogen en het op dit moment beschikbare transportvermogen. De voorzieningenrechter zal zich gelet op het voorgaande dan ook beperken tot de vraag, of Liander het genoemde voorbehoud met betrekking tot de door haar gegeven informatie had mogen maken. Dit is, oordelend binnen de kaders van dit kort geding, niet het geval. Voor het toevoegen van voornoemd voorbehoud biedt het onder 5.2. gegeven bevel geen ruimte en in de hiervoor genoemde rechtsoverwegingen die tot dat bevel hebben geleid zijn daar ook geen aanknopingspunten voor te vinden. Liander heeft de noodzaak van het door haar gemaakte voorbehoud ter zitting bovendien onvoldoende toegelicht. Het voorgaande betekent dat Liander op dit punt niet volledig heeft voldaan aan het onder 5.2. van het vonnis gegeven bevel. Aan de nakoming van het onder 5.2. gegeven bevel is in het vonnis geen dwangsom verbonden, zodat grond bestaat voor de door [eiseres] ingestelde vordering tot nakoming van dat bevel op straffe van een dwangsom. De vordering onder 1. onder b. zal daarom op de hierna geformuleerde wijze worden toegewezen, waarbij de dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
4.8.
De voorzieningenrechter ziet in de uitkomst van dit kort geding aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt Liander om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de door de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 20 september 2023 uitgesproken veroordeling onder rechtsoverweging 5.2. alsnog na te komen door aan [eiseres] inzage te verschaffen in haar positie op de wachtrij, het aantal partijen dat vóór haar in de wachtrij staan en de omvang van de door deze partij gevraagde transportcapaciteit, waarbij Liander dient uit te gaan van Q1 2021 als indieningsdatum van het transportverzoek ten hoogte van 140 kW, een en ander zonder daarbij het voorbehoud te maken dat de in dit verband door Liander aan [eiseres] te geven informatie enkel informatief is en dat [eiseres] daaraan geen rechten kan ontlenen,
5.2.
veroordeelt Liander om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de onder 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023.