ECLI:NL:RBGEL:2023:6533

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
1 december 2023
Zaaknummer
05/306315-22 23-005256 23-005257
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na fictieve inverzekeringstelling en afwijzing van verzoek tot vergoeding van inkomstenderving en abonnementskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoeker, geboren in 1982, die op 5 oktober 2022 was aangehouden op verdenking van eenvoudig witwassen. Na een korte detentie werd verzoeker op 6 oktober 2022 in vrijheid gesteld, en de officier van justitie besloot hem niet verder te vervolgen. Verzoeker diende op 27 februari 2023 een verzoekschrift in voor schadevergoeding op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij hij een totaalbedrag van € 1.667,10 vroeg, bestaande uit verschillende schadeposten, waaronder kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en vermogensschade door inkomstenderving.

De rechtbank heeft het verzoek behandeld in openbare raadkamer op 15 november 2023, waarbij verzoeker, zijn raadsman mr. Y. Moszkowicz, en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding bij de indiening van het verzoekschrift, waardoor verzoeker ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank concludeerde dat verzoeker recht had op een forfaitaire vergoeding van € 130,- voor de fictieve inverzekeringstelling, maar wees de overige verzoeken af, waaronder de vergoeding voor inkomstenderving en abonnementskosten, omdat deze niet onder de schadevergoedingsprocedure vielen.

De rechtbank benadrukte dat verzoeker zich in een situatie bevond waarin de wettelijke regeling voor schadevergoeding niet voorzag in de door hem gevraagde vergoedingen, en dat hij zich in dat geval tot de civiele rechter moest wenden. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter F.J.H. Hovens, met griffier T.F.R. Litan aanwezig. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor verzoeker of zijn erfgenamen binnen een maand hoger beroep open bij het gerechtshof.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 05/306315-22
raadkamernummers : 23-005256, 23-005257
datum : 29 november 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 en artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
raadsman: mr. Y. Moszkowicz, advocaat in Utrecht,
hierna te noemen: verzoeker.

Feiten

Verzoeker is op 5 oktober 2022 om 18:40 uur aangehouden op verdenking van eenvoudig witwassen. Na door de politie te zijn gehoord is hij op 6 oktober 2022 om 14:09 uur in vrijheid gesteld.
De officier van justitie heeft beslist verzoeker niet verder te vervolgen en heeft dat bij brief van 24 november 2022 aan verzoeker meegedeeld. Deze beslissing is onherroepelijk geworden.

Procedure

Het verzoekschrift is op 27 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 15 november 2023 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft verzoeker, de raadsman en de officier van justitie op zitting gehoord.

Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van in totaal € 1.667,10, bestaande uit de volgende posten:
een forfaitaire vergoeding voor de tijd die verzoeker in vrijheidsbenemende detentie op het politiebureau heeft doorgebracht, te weten twee dagen, voor een totaalbedrag van € 260,-;
vermogensschade, bestaande uit:
a. omzetderving van verzoeker gedurende de periode waarin hij, vanwege de emotionele schade die hij door de vrijheidsbeneming heeft opgelopen, niet heeft kunnen werken, voor een totaalbedrag van een netto weeksalaris à
€ 614,69;
b. de kosten van de telefoonrekening tijdens de periode dat op de telefoon strafvorderlijk beslag rustte à € 112,41;
de kosten voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het onderhavige verzoekschrift, voor een forfaitaire vergoeding van € 680,-.
Ter zitting is nog het volgende naar voren gebracht.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Verzoeker heeft de sepotbrief pas in december 2022 ontvangen, waardoor de termijn van drie maanden toen pas is aangevangen. Bovendien kan de bezorging van de brief vertraagd zijn geweest en is verzoeker afhankelijk van de beheerder van het pand waar hij woont om de post op een plek neer te leggen waar hij erbij kan.
Inhoudelijk wijst verzoeker erop dat de periode van ophouding voor het onderzoek de grens van negen uren heeft overschreden en er dus wel moet worden uitgegaan van inverzekeringstelling. Hij had daarnaast niets strafbaars gedaan en kwam zomaar in een politieonderzoek terecht. Dit heeft negatieve emotionele gevolgen gehad, waardoor hij een week niet kon werken. Zijn eerdere contacten met politie en justitie doen hieraan niets af, maar zouden juist een versterkende werking kunnen hebben. Hij schaamde zich bovendien tegenover zijn werkgever. De inbeslagname van de telefoon is het directe gevolg van de aanhouding. Hierdoor dient in redelijkheid te worden overgegaan tot vergoeding, nu de weg van vergoeding via de civiele rechter veel extra kosten voor zowel verzoeker als de maatschappij met zich meebrengt en onderhavige procedure de enige is waarin verzoeker op een laagdrempelige manier zijn kosten vergoed kan krijgen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie verzet zich tegen het toekennen van de gevraagde vergoeding.
Primair is het verzoekschrift te laat ingediend. Indien de rechtbank zou uitgaan van de door verzoeker genoemde ontvangstdatum, zou dat leiden tot een willekeurige ingangsdatum van de termijn.
Subsidiair stelt de officier van justitie dat verzoeker niet in verzekering is gesteld en dus niet voor een forfaitaire vergoeding in aanmerking komt. De vermogensschade is enerzijds onvoldoende onderbouwd en valt anderzijds niet onder het bestek van de schadevergoedings-procedure, dus dienen ook die posten te worden afgewezen.

Ontvankelijkheid

De rechtbank is bevoegd.
Met betrekking tot de gestelde overschrijding van de indieningstermijn van het verzoek-schrift is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijn-overschrijding. Indien de datum van de sepotbrief, 24 november 2022, als uitgangspunt wordt genomen, is de indieningstermijn negentig dagen nadien verstreken: 22 februari 2023. Het verzoekschrift is ingediend op 27 februari 2023, dus vijf dagen te laat. Niet uitgesloten is dat deze overschrijding het gevolg kan zijn van een vertraging in de postbezorging of het postverdeelsysteem in de woonplek van verzoeker. Bovendien ontbreekt een akte van uitreiking waaruit blijkt op welke datum verzoeker de sepotbrief daadwerkelijk heeft ontvangen.
Gelet op deze stand van zaken legt de rechtbank de termijnoverschrijding in het voordeel van verzoeker uit en acht zij verzoeker ontvankelijk.

Beoordeling

I.
Vergoeding van kosten vrijheidsbeneming
Verzoeker is op 5 oktober 2022 om 18:40 uur aangehouden. Op diezelfde datum is hij om 19:50 uur voorgeleid voor de hulpofficier van justitie, die om 19:55 uur heeft besloten verzoeker op te houden voor onderzoek. Verzoeker is op 6 oktober 2022 om 14:09 uur in vrijheid gesteld.
Verzoeker is aangehouden op verdenking van eenvoudig witwassen. Op dit misdrijf staat conform artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht een maximale gevangenisstraf van zes jaren, waardoor dit een feit is waarvoor ex artikel 67, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafvordering voorlopige hechtenis is toegestaan. Op grond van artikel 56a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering mocht verzoeker ten hoogste negen uren worden opgehouden voor onderzoek, waarbij de tijd tussen 00:00 uur en 09:00 uur niet meetelt. De termijn van negen uren begint te lopen op het moment waarop de (hulp)officier van justitie beveelt dat een verdachte wordt opgehouden voor onderzoek [1] , in dit geval dus om 19:55 uur op 5 oktober 2022. Verzoeker heeft in casu (buiten de nachtelijke uren) negen uren en veertien minuten op het politiebureau doorgebracht, waarmee de maximale termijn voor ophouden voor onderzoek is overschreden. Verzoeker had om uiterlijk 13:55 uur op 6 oktober 2022 in verzekering, dan wel in vrijheid moeten worden gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van een fictieve inverzekeringstelling, waardoor verzoeker recht heeft op de forfaitaire vergoeding voor één dag inverzekeringstelling.
De rechtbank zal deze schadepost gedeeltelijk toewijzen, te weten voor een bedrag van
€ 130,-.
Vermogensschade
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de onder deze schadepost opgevoerde gemaakte kosten buiten het bestek van de schadevergoedingsprocedure ex artikel 530 en artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering vallen. Deze regeling omvat een beperkt aantal gevallen waarin tot vergoeding van schade kan worden overgegaan. In alle andere gevallen dient verzoeker zich te wenden tot de civiele rechter om zijn schade vergoed te krijgen. Het argument dat een aparte procedure bij de civiele rechter omslachtig en duurder is, moge waar zijn, maar dat geeft de rechtbank niet de bevoegdheid de geldende wettelijke regeling opzij te zetten. In het wetsontwerp modernisering strafvordering is overigens wel voorzien in een uitputtende schaderegeling bij de strafrechter, maar daar kan de rechtbank niet op vooruit lopen.
Ten aanzien van de telefoon geldt dat de inbeslagname een direct gevolg is geweest van de aanhouding en dat niet is geklaagd over de rechtmatigheid van de inbeslagname.
Kosten ten behoeve van de indiening van het verzoekschrift
Nu het verzoekschrift in raadkamer is behandeld, kan ten behoeve van de verzoekschriftprocedure de forfaitaire vergoeding van € 680,- worden toegekend.
De raadsman dient zo spoedig mogelijk na de uitspraak een bankrekening op te geven waar de betaling kan worden verricht. Alsdan zal een bevelschrift daarvoor worden gegeven.

Beslissing

De rechtbank:
  • kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
  • kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
  • wijst afhet meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. T.F.R. Litan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de gewezen verdachte (verzoeker) of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

Voetnoten

1.HR 31 augustus 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AP1213, r.o. 4.5)