In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoeker, geboren in 1982, die op 5 oktober 2022 was aangehouden op verdenking van eenvoudig witwassen. Na een korte detentie werd verzoeker op 6 oktober 2022 in vrijheid gesteld, en de officier van justitie besloot hem niet verder te vervolgen. Verzoeker diende op 27 februari 2023 een verzoekschrift in voor schadevergoeding op grond van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij hij een totaalbedrag van € 1.667,10 vroeg, bestaande uit verschillende schadeposten, waaronder kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en vermogensschade door inkomstenderving.
De rechtbank heeft het verzoek behandeld in openbare raadkamer op 15 november 2023, waarbij verzoeker, zijn raadsman mr. Y. Moszkowicz, en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding bij de indiening van het verzoekschrift, waardoor verzoeker ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank concludeerde dat verzoeker recht had op een forfaitaire vergoeding van € 130,- voor de fictieve inverzekeringstelling, maar wees de overige verzoeken af, waaronder de vergoeding voor inkomstenderving en abonnementskosten, omdat deze niet onder de schadevergoedingsprocedure vielen.
De rechtbank benadrukte dat verzoeker zich in een situatie bevond waarin de wettelijke regeling voor schadevergoeding niet voorzag in de door hem gevraagde vergoedingen, en dat hij zich in dat geval tot de civiele rechter moest wenden. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter F.J.H. Hovens, met griffier T.F.R. Litan aanwezig. Tegen deze beslissing staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen en voor verzoeker of zijn erfgenamen binnen een maand hoger beroep open bij het gerechtshof.