ECLI:NL:RBGEL:2023:6348

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
ARN 22/1794 e.v.
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen onbevoegdverklaring en verzoek om immateriële schadevergoeding in belastingzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 23 november 2023, heeft de rechtbank zich gebogen over een aantal verzetzaken die door opposante zijn ingesteld tegen eerdere beslissingen van de rechtbank. Opposante had beroep ingesteld tegen mededelingen van verrekening van de Belastingdienst, maar de rechtbank had zich eerder onbevoegd verklaard om deze beroepen te behandelen. De rechtbank oordeelt dat het recht om in verzet te worden gehoord geen absoluut recht is en dat het instellen van verzet in deze gevallen evident kansloos is. De rechtbank heeft vastgesteld dat opposante op de hoogte is van het feit dat de beslissingen waartegen zij verzet aantekent niet voor bezwaar en beroep vatbaar zijn. Het volharden in dergelijke verzoeken wordt door de rechtbank gekwalificeerd als misbruik van recht.

De rechtbank heeft de verzetzaken op 6 september 2023 behandeld, waarbij opposante en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft overwogen dat de gronden van opposante tegen de verrekening niet kunnen leiden tot een ander oordeel dan in de eerdere uitspraak van 15 juni 2022. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard met betrekking tot het verzoek om immateriële schadevergoeding, omdat dit geschil niet aan de belastingrechter, maar aan de burgerlijke rechter moet worden voorgelegd. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzet in alle genoemde zaaknummers ongegrond verklaard, waardoor de eerdere buiten-zittinguitspraak in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: ARN 22/1794, 22/1796, 22/1798, 22/2706, 22/2707, 22/2708, 22/2709, 22/2710 en 22/2711 V

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

op de verzetzaken van

[opposante] , te [vestigingsplaats] , opposante

(gemachtigde: [gemachtigde] )
en

de ontvanger van de Belastingdienst, kantoor Heerlen, de ontvanger.

Procesverloop

Opposante heeft tegen bij brieven van 10 november 2021, 28 februari 2022 en 2 maart 2022 gedane mededelingen van verrekening beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 15 juni 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van deze beroepen kennis te nemen.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft de verzetzaken op 6 september 2023 op zitting behandeld. Opposante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens de ontvanger zijn [persoon A] en [persoon B] verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaken uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposante in beroep is gegaan tegen besluiten waar naar het oordeel van de rechtbank geen beroep tegen kon worden ingesteld bij de bestuursrechter op grond van artikel 8:1 van de Awb of artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
2. In deze verzetzaken beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat zij onbevoegd is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Verrekening door de ontvanger is gebaseerd op artikel 24 van de Invorderingswet 1990 (IW 1990). Ingevolge artikel 8:5 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrecht, zijn besluiten genomen op grond van de Invorderingswet 1990 van beroep uitgesloten, met uitzondering van de artikelen 30, 49 en 62a van de IW 1990. Nu artikel 24 IW 1990 niet genoemd is bij de uitzonderingen, staat tegen het besluit tot verrekening geen beroep open bij de belastingrechter (en ook niet bij de algemene bestuursrechter). De stelling van opposante dat zij op grond van het Unierecht tegen elke beschikking bezwaar kan maken, is onjuist. De rechtbank heeft zich in de in verzet bestreden uitspraak op bezwaar daarom met betrekking tot de verrekening terecht onbevoegd verklaard. De gronden van opposante tegen de verrekening, met name dat het Unierecht zich tegen verrekening verzet en haar beroep op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Airbnb-arrest [1] , kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Opposante kan deze gronden aanvoeren in een procedure bij de civiele rechter, zoals terecht in de in verzet bestreden uitspraak is overwogen.
4. In wat opposante heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 15 juni 2022.
5. Het verzet is in alle genoemde zaaknummers ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.

Vergoeding van immateriële schade en proceskostenvergoeding

6. De gemachtigde heeft gesteld dat de redelijke termijn is overschreden en dat daarom recht bestaat op een vergoeding van immateriële schade.
7. De uitspraak op bezwaar waartegen het onderhavige beroep was gericht heeft betrekking op een verrekening van een teruggaaf voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen met een nog openstaand bedrag. Nu dit geschil niet aan de belastingrechter, maar aan de burgerlijke rechter moet worden voorgelegd, geldt dit ook voor het verzoek om vergoeding van immateriële schade vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd met betrekking tot het verzoek om immateriële schadevergoeding. Omdat de verzetzaken ongegrond zijn, bestaat ook geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Horen op het verzet in vergelijkbare zaken in de toekomst
8. De rechtbank heeft in de onderhavige zaken opposante gehoord alvorens uitspraak op het verzet te doen. De rechtbank zal dat in de toekomst in vergelijkbare gevallen van opposante niet langer doen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat een recht om in verzet te worden gehoord geen absoluut recht is. [2] Het is evident dat opposante rechtsmiddelen aanwendt tegen beslissingen die niet voor bezwaar en beroep vatbaar zijn. Opposante is hiervan op de hoogte. [3] Het instellen van verzet is daarom evident kansloos. Een verzoek om te worden gehoord op een dergelijk verzet tegen een onbevoegdverklaring bij een beroep tegen een mededeling verrekening kan opposante dan ook op geen enkele wijze in een betere positie brengen. Het volharden in dergelijke verzoeken kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gekwalificeerd dan misbruik van recht. Dat opposante ook nevenvorderingen heeft ingediend zoals een verzoek om immateriële schadevergoeding maakt dat niet anders. Immers als er geen rechtsingang bestaat, kan er ook geen spanning en frustratie zijn over een eventueel lange duur daarvan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd met betrekking tot het verzoek om immateriële schadevergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Germs-de Goede, rechter, in aanwezigheid van mr. E.P. Speksnijder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.HvJ EU 27 april 2022, ECLI:EU:C:2022:303.
2.ECLI:NL:HR:2021:966, r.o. 2.5.1, met verwijzing naar arrest Sacko.
3.Zie onder meer Hoge Raad 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:641.