Wat vindt de rechtbank
8. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
9. Om in aanmerking te komen voor een IVA-uitkering moet vast komen te staan dat eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, wanneer diegene als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Op grond van het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
10. Niet in geschil is dat er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Het geschil gaat over de duurzaamheid van de beperkingen.
11. De eerste vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Een belangrijk punt is dat het gaat om de te verwachten verbetering ten tijde van de datum in geding, 15 juli 2019.
12. De verzekeringsarts B&B heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van een stabiel of progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Er is sprake van lopende behandelingen en begeleiding in de thuissituatie met als doel de toestand van eiser zodanig te stabiliseren dat intensieve vervolgbehandeling kan plaatsvinden. Volgens de verzekeringsarts B&B is er een redelijk tot goede kans op verbetering van de belastbaarheid in het komende jaar. Hij doelt op de voorgenomen vervolgbehandeling. Eiser kan met deze behandeling starten wanneer hij aan bepaalde voorwaarden voldoet. De actuele behandeling en begeleiding is gericht op het voldoen aan deze voorwaarden en uit de anamnese afgenomen door de primaire arts blijkt volgens de verzekeringsarts B&B dat hierin ook vooruitgang wordt geboekt, zij het dat dit voor eiser een moeizaam traject is. De verzekeringsarts B&B licht verder toe dat er op grond van de beschikbare medische gegevens geen duidelijke aanwijzingen zijn dat specifieke beperkingen blijvend van aard zijn, zodat het opstellen van een FML met blijvende beperkingen niet noodzakelijk is.
13. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd waarom de volledige arbeidsongeschiktheid bij eiser niet duurzaam is op 15 juli 2019. Eiser verwijst in beroep naar zijn huidige situatie, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat deze situatie ook al zo was op 15 juli 2019. Uit de informatie van de behandelaar van 18 september 2020 maakt de rechtbank op dat eiser op dat moment nog aan het begin van zijn herstel stond. Ook geeft de behandelaar aan dat verderop in het traject een positief effect op eiser zijn herstel mogelijk is. Dat later is gebleken dat eiser niet aan de vereisten voor het starten van de vervolgbehandeling voldoet en daarmee de verwachte verbetering niet heeft plaatsgevonden, kan geen rol spelen in de beoordeling van de te verwachten verbetering op 15 juli 2019. Ten aanzien van de verbetering van de beperkingen begrijpt de rechtbank de verzekeringsarts B&B zo dat er geen aanwijzingen zijn voor blijvende beperkingen, wat zou betekenen dat eiser weer benutbare mogelijkheden heeft. De rechtbank vindt daarmee voldoende toegelicht wat de verbetering van de beperkingen betekent voor de belastbaarheid.
14. Verder heeft de verzekeringsarts B&B in zijn aanvullende rapport van
28 oktober 2022 voldoende gemotiveerd dat de informatie van de behandelaar van
7 april 2022 geen aanleiding geeft om het standpunt te herzien. Deze informatie bevat geen gegevens en inlichtingen die aanleiding geven om de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid per datum in geding (15 juli 2019) anders te beoordelen. De verzekeringsarts B&B geeft aan dat de gegevens onderschrijven dat een verbetering van eisers situatie reeds is opgetreden, zeker in verzekeringsgeneeskundige zin, aangezien op basis hiervan niet meer op voorhand geconcludeerd kan worden dat eiser geen benutbare mogelijkheden heeft. De rechtbank vindt deze motivering begrijpelijk.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 15 juli 2019 volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
Later ontstaan van recht op een WGA-uitkering
16. Indien een betrokkene bij het einde van de wachttijd geen WGA-uitkering wordt toegekend, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan het recht op een WGA-uitkering op een later moment alsnog ontstaan. Daarvoor moet (voor zover relevant in het geval van eiser) worden voldaan aan de vereisten zoals opgenomen in artikel 55, eerste lid, onder b, van de Wet WIA:
De betrokkene is gedeeltelijk arbeidsgeschikt, wat betekent dat de betrokkene meer dan 35% arbeidsongeschikt is, maar niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt;
De gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid treedt in binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd.
De gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid komt voort uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan de betrokkene gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid.
De rechtbank zal, omdat eiser 80 tot 100% arbeidsongeschikt is, in lijn met het voorgaande in deze uitspraak spreken van volledige arbeidsongeschiktheid.
17. Niet in geschil is dat eiser voldoet aan de eerste twee vereisten zoals hiervoor uiteengezet. De rechtbank spitst haar beoordeling dan ook toe op de vraag of het UWV terecht stelt dat eiser vanuit dezelfde ziekteoorzaak, als op grond waarvan eiser gedurende de eerder doorlopen wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid, nu volledig arbeidsongeschikt is geworden.
18. Volgens vaste rechtspraakdient buiten twijfel te staan dat de (toegenomen) arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit een andere ziekteoorzaak, wil het bepaalde in artikel 55, eerste lid, onder b, van de Wet WIA niet van toepassing zijn, waarbij de bewijslast in beginsel rust op degene die stelt dat er geen causaal verband is.
19. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapport van 31 december 2021 gesteld dat er sprake is van arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak. In een onderzoek van juli 2020 werd bij eiser een psychische stoornis en andersoortige problematiek vastgesteld. Deze problematiek nam toe in 2017, toen eiser te kampen kreeg met psychische klachten. Zowel de psychische klachten als de andere problematiek hebben een rol gespeeld bij het langdurig verzuim vanaf 2017 en bij het huidige verzuim. Het enkele gegeven dat eiser geen specifieke psychische klachten meer rapporteert is onvoldoende om te concluderen dat de ziekmelding per 15 juli 2019 oorzakelijk gezien los zou staan van de verzuimperiode met het einde van de wachttijd op 1 januari 2019. Uit de brief van 26 maart 2020 van de behandelaar werd eiser verwezen, waarbij er sprake was van de genoemde specifieke psychische klachten.
20. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak als waarvoor eiser eerder gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid. Eiseres heeft niet buiten twijfel kunnen stellen dat de volledige arbeidsongeschiktheid voortkomt uit een andere ziekteoorzaak. In het rapport van 4 februari 2022 geeft de medisch adviseur van eiseres aan dat de specifieke psychische klachten de enige overlappende diagnose is in de verschillende rapportages, maar dat deze klachten bij de latere uitval slechts een bijzaak vormden. Volgens de medisch adviseur komen de toegenomen beperkingen in overwegende mate voort uit een andere ziekteoorzaak. In het rapport van 31 oktober 2022 geeft de medisch adviseur nog aan dat de uitval van eiser in 2019 voortkomt uit de andere problematiek, niet uit de specifieke psychische klachten. Deze klachten speelden geen rol van betekenis. De verzekeringsarts B&B heeft in zijn rapporten van 11 maart 2022 en 9 december 2022 er terecht op gewezen dat de specifieke psychische
klachten ook speelden ten tijde van de ziekmelding op 15 juli 2019. Verder slikte eiser tot voor een onderzoek in februari/maart 2020 medicatie, waardoor niet gesteld kan worden dat deze psychische klachten in remissie waren. Nu de medisch adviseur ook zelf aangeeft dat specifieke psychische klachten nog wel aanwezig waren -al dan niet als bijzaak – kan niet buiten twijfel staan dat de toename van beperkingen niet (ook) voortvloeit uit deze ziekteoorzaak.
21. Het UWV heeft terecht bepaald dat eiser volledig arbeidsongeschikt is, voortkomend uit dezelfde ziekteoorzaak als waardoor hij gedurende de eerder doorlopen wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid.