ECLI:NL:RBGEL:2023:6231

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
10687571
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van (pre)contractuele informatieplichten in het kader van abonnementsovereenkomsten

In deze zaak, die op 8 november 2023 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen NS Reizigers B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 165,63 aan restant hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, alsook veroordeling in de proceskosten. De vordering was gebaseerd op onbetaalde abonnementsgelden en reiskosten in het kader van het NS Flex Dal Voordeel abonnement. De gedaagde partij had niet gereageerd op de dagvaarding, waardoor verstek werd verleend.

De kantonrechter heeft ambtshalve vastgesteld dat de reisovereenkomsten onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW vallen, en dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat aan de informatieverplichtingen is voldaan. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de abonnementsovereenkomsten niet onder de uitzondering vallen en dat de eisende partij niet had voldaan aan de essentiële precontractuele informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 sub h BW. Dit leidde tot een verlenging van de herroepingstermijn en een vermindering van de betalingsverplichting van de gedaagde partij met 25%.

Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 154,23, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan informatieverplichtingen bij het aangaan van abonnementsovereenkomsten en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaakgegevens 10687571 CV EXPL 23-2355
uitspraak van 8 november 2023
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NS Reizigers B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij,
gemachtigde: LAVG B.V.,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
De zaak is aanhangig gemaakt bij de dagvaarding van 14 augustus 2023.
1.2.
De gedaagde partij heeft niet schriftelijk of mondeling gereageerd op de dagvaarding of om aanhouding van de procedure verzocht. Omdat de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, is tegen de gedaagde partij verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij heeft gevorderd dat de kantonrechter de gedaagde partij veroordeelt tot betaling van € 165,63 aan restant hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering ziet op:
- abonnementsgelden en reiskosten in het kader van het NS Flex Dal Voordeel abonnement van NS.
Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij de verzonden facturen, ondanks diverse aanmaningen, onbetaald gelaten.
Ambtshalve toetsing
2.3.
De eisende partij heeft veel (soortgelijke) procedures gevoerd bij deze en andere rechtbanken. Op basis daarvan is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat in zaken als de onderhavige het volgende onderscheid kan worden gemaakt. Enerzijds zijn partijen overeengekomen dat de gedaagde partij in geval van latere sluiting van overeenkomsten inzake passagiersvervoer een korting krijgt op dat vervoer en – in het geval van een zogeheten NS Flex-abonnement – de mogelijkheid heeft om achteraf te betalen (hierna: de/het abonnement(en)). Anderzijds geldt dat de gedaagde partij één of meer passagiersvervoerbewijzen heeft gekocht in de zin van artikel 8:100 BW waarvoor een prijs betaald moet worden (hierna: de reisovereenkomst(en)).
De reisovereenkomst(en)
2.4.
De reisovereenkomsten vallen onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat de eisende partij in de genoemde eerdere procedures terugkwam op haar aanvankelijke stelling dat de overeenkomst digitaal via haar website was gesloten en expliciet heeft bevestigd dat een reisovereenkomst tot stand komt als de reiziger instapt en eindigt als deze weer uitstapt. Daarom zal in deze zaak (ook als de eisende partij enkel heeft gesteld dat de overeenkomst digitaal via haar website is gesloten) eveneens tot uitgangspunt worden genomen dat reisovereenkomsten tot stand komen door het in- en uitstappen van de reiziger. Dit heeft tot gevolg dat op de onderhavige reisovereenkomsten de leden 2 en 3 van artikel 6:230v BW niet van toepassing zijn, maar slechts de informatieverplichtingen van de artikelen 6:230i lid 1, 6:230j en 6:230k BW gelden.
2.5.
De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de toepasselijke informatieverplichtingen. Een bedrag van € 289,07 aan reiskosten is daarom toewijsbaar.
Het abonnement - algemeen
2.6.
Abonnementen als het onderhavige vallen niet onder het begrip ‘overeenkomst van passagiersvervoerdiensten’, maar onder het begrip ‘dienstenovereenkomst ’ [1] en daarmee vallen zij niet onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. Het onderhavige abonnement is onbetwist online (namelijk via de website van de eisende partij) aangeschaft. Een en ander heeft tot gevolg dat afdeling 2B van titel 5 van boek 6 BW (onverkort) van toepassing is op het abonnement en (ten minste) voldaan moet zijn aan de informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v BW.
Het abonnement – de bestelknop
2.7.
De eisende partij heeft onweersproken gesteld dat de gedaagde partij tijdens het online bestelproces heeft aangegeven de eerste termijnbetaling via iDeal te zullen voldoen en daarnaast een machtiging heeft afgegeven voor automatische incasso van de daarna periodiek verschuldigde abonnementsgelden en gebruikskosten. Het (in deze en/of de vele hiervoor genoemde soortgelijke procedures) overgelegde bestelproces en de daarbij gegeven toelichting (onder meer in productie 6 bij de dagvaarding) onderbouwen dit nader. Daaruit blijkt namelijk dat een klant tijdens het bestelproces het product van zijn keuze moet selecteren, zijn naam en adresgegevens moet invullen, akkoord moet gaan met algemene voorwaarden, de ingangsdatum voor het abonnement moet aangeven en door het plaatsen van een vinkje machtiging moet verlenen voor automatische incasso van de (na de eerste termijn) periodiek verschuldigde bedragen. Daarna komt de klant op de pagina “Betalen” terecht, waar de betaalwijzen staan vermeld, te weten (standaard) een eerste termijn direct per iDeal en latere termijnen via de automatische incasso. Op deze pagina moet de klant de naam van zijn bank invoeren en vervolgens onderaan de pagina een knop met de tekst “bestelling afronden” (dit in tegenstelling tot de door de eisende partij veelal gestelde tekst “betaling afronden”) aanklikken, waarna hij wordt doorgeleid naar de digitale betaalomgeving van zijn bank waar hij de iDeal-betaling van de eerste termijn kan uitvoeren.
2.8.
De overeenkomst met betrekking tot het abonnement komt op de hiervoor beschreven wijze tot stand door het aanklikken van een bestelknop (te weten de knop met “bestelling afronden”). Voor zover de eisende partij anders heeft betoogd en meent dat de overeenkomst tot stand komt door het verrichten van de eerste (deel)betaling, wordt zij daarin niet gevolgd. Na de pagina “Betalen” wordt de klant immers doorgeleid naar de digitale betaalomgeving van de bank en verlaat hij de website van de eisende partij en daarmee het bestelproces. De vervolgens in de digitale bankomgeving te verrichten iDeal-betaling betreft de uitvoering door de klant van zijn uit de gesloten overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting. De overeenkomst komt dan ook tot stand door het afronden van het bestelproces op de pagina “Betalen”, wat gebeurt door het klikken op een knop onderaan die pagina.
Voor zover de eisende partij stelt dat de overeenkomst niet tot stand komt als de iDeal-betaling niet plaatsvindt, althans zich – zo begrijpt de kantonrechter – in dat geval niet gehouden acht haar verbintenis(sen) uit de overeenkomst na te komen, maakt dit het vorenstaande niet anders. Met de hiervoor omschreven wijze zijn partijen mogelijk een volgorde van presteren overeengekomen of hebben zij de verbintenis van de eisende partij aan een voorwaarde onderworpen, maar dat doet aan het moment van sluiten van de overeenkomst niet af.
2.9.
Omdat sprake is van een bestelknop waarmee de overeenkomst tot stand is gekomen, moet worden beoordeeld of aan de eisen van artikel 6:230v lid 3 BW is voldaan. Dat artikel bepaalt dat de klant er op niet voor misverstand vatbare wijze op moet worden gewezen dat hij op het moment van het aanklikken van die bewuste knop een betalingsverplichting aangaat (in dit geval niet alleen voor de eerste termijn, maar ook voor alle toekomstige termijnen) [2] . In dit geval kan in het midden blijven welke tekst op de knop onderaan de pagina “Betalen” heeft gestaan. Ook als uit die tekst namelijk niet goed leesbaar en niet ondubbelzinnig volgt dat met het aanklikken van die knop een bestelling met betalingsverplichting wordt aangegaan, geldt dat het pas mogelijk is die knop te gebruiken nadat de klant kort daarvoor actief akkoord is gegaan met de hiervoor besproken automatische incasso en ten behoeve van die incasso en de eerste termijnbetaling zelf de naam van zijn bank heeft opgegeven. Daarmee is voldaan aan de eis dat duidelijk moet zijn dat aan de bestelling een betalingsverplichting is verbonden. Met de gekozen stapsgewijze bevestiging wordt die verplichting benadrukt en is in feite sprake van technisch onlosmakelijk met elkaar verbonden bestelknoppen. Dit staat, mede gelet op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juni 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:5201), niet aan het vereiste van een ondubbelzinnige formulering in de weg.
Het abonnement – overige informatieverplichtingen
2.10.
Er is sprake van een voldoende ernstige schending van de essentiële precontractuele informatieplicht van artikel 6:230m lid 1 sub h BW (ontbindingsrecht). Uit de stellingen in de dagvaarding en het overgelegde bestelproces volgt onvoldoende duidelijk dat aan deze plicht is voldaan. Deze schending heeft – naast de hierna te noemen matigingssanctie – tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan gedaagde partij zijn verstrekt, maar met ten hoogste twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Deze termijn is reeds verstreken en niet is gesteld of gebleken dat gedaagde partij de overeenkomst heeft willen herroepen.
2.11.
Verder is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een voldoende ernstige schending van artikel 6:230v lid 7 BW. De eisende partij heeft namelijk geen daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging overgelegd. Een geanonimiseerde voorbeeldbrief, zoals wel in het geding is gebracht, is niet voldoende. Daaruit blijkt immers niet dat de gedaagde partij de bedoelde informatie heeft gekregen.
2.12.
Gelet op het vorenstaande zal de betalingsverplichting van de gedaagde partij die ziet op het abonnement conform de landelijke richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten worden verminderd met 25%. Dit betekent dat het gevorderde bedrag aan abonnementsgelden wordt toegewezen tot een bedrag van € 34,50 en voor het overige wordt afgewezen.
Correctietarieven
2.13.
De gevorderde correctietarieven, in totaal een bedrag van € 12,00, zijn toewijsbaar. Deze tarieven zijn gegrond op de toepasselijke algemene voorwaarden, meer in het bijzonder op artikel 14 van de Productvoorwaarden NS Flex en artikel 3.4 van de AVR-NS [3] . Het beding of de bedingen waarop deze tarieven zijn gegrond zijn niet oneerlijk in de zin van artikel 6:233 sub a BW en artikel 3 Richtlijn 93/13 EG. De algemene voorwaarden zijn opgesteld na overleg met de Consumentenbond en Rover. De tarieven komen voorts in de plaats van de reiskosten, zijn gemaximeerd en komen - mede gelet op het gegeven dat zij gelden in gevallen waarin door toedoen van de reiziger niet duidelijk is welke reis is gemaakt en welke prijs daarbij hoort - niet onredelijk hoog voor. Waar mogelijk probeert de eisende partij bovendien de werkelijke reis(kosten) te reconstrueren en wordt rekening gehouden met een eventueel (in het kader van een abonnement) overeengekomen kortingspercentage. Daar waar een correctietarief is gegrond op artikel 48 lid 2 Besluit personenvervoer 2000 en bijbehorende ministeriële regeling, is vanwege die grondslag geen sprake van oneerlijkheid.
Overige overwegingen
2.14.
Uit het voorgaande (en gelet op het in de facturen vermelde restitutiebedrag van € 1,72 ) volgt dat van de facturen een bedrag van (€ 289,07 + € 34,50 + € 12,00 – € 1,72 =) € 333,85 als door de gedaagde partij verschuldigd resteerde.
2.15.
De door de eisende partij gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ad € 41,17 is als op de wet gegrond eveneens toewijsbaar.
2.16.
De gedaagde partij heeft voorafgaand aan deze procedure betalingsregelingen getroffen en een aantal betalingen in mindering voldaan. Op 2 februari 2021 is een bedrag van € 70,79 in mindering voldaan, op 24 juni 2022 een bedrag van € 75,00 en op 22 juli 2022 eveneens een bedrag van € 75,00. Na die betalingen resteert thans nog een openstaand bedrag van € 154,23, dat als restant hoofdsom zal worden toegewezen.
Over dit bedrag zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
2.17.
De gedaagde partij zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten zoals hierna vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 154,23, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, aan de zijde van de eisende partij tot op heden vastgesteld op:
€ 128,00 aan griffierecht;
€ 107,84 aan explootkosten;
€ 39,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 12 maart 2020 (ECLI:EU:C:2020:199)
2.Zie ook HvJ EU 7 april 2022, ECLI:EU:C:2022:269 (Tiketa), waaruit volgt dat alleen rekening moet worden gehouden met de woorden
3.Voor zover de eisende partij dat niet uitdrukkelijk heeft gesteld, volgt dit uit de overgelegde algemene voorwaarden en de stellingen van de eisende partij in eerdere soortgelijke procedures.