ECLI:NL:RBGEL:2023:6219

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
C/05/417895 / FA RK 23-1185
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie en zorgregeling na scheiding van ouders

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 14 november 2023, is de zaak behandeld tussen de moeder en de vader van twee minderjarige kinderen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. H.M. Schurink-Smit, heeft verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen door de vader. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. K.W.A. Wools, heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzoeken ingediend, waaronder een verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen, maar dat de hoofdverblijfplaats bij de moeder blijft. De rechtbank heeft de zorgverdeling tussen de ouders geregeld, waarbij de kinderen van maandag na school tot donderdag naar school bij de vader verblijven. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld, waarbij de moeder vanaf 15 mei 2023 een bedrag van € 35,- per kind per maand aan de vader moet betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de alimentatie ook bij een hoger beroep moet worden betaald.

De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de financiële situatie van beide ouders en de behoefte van de kinderen. De vader heeft een bijstandsuitkering en de moeder heeft een gemiddeld inkomen dat voldoende is om aan haar alimentatieverplichtingen te voldoen. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader en de moeder voor het overige afgewezen, en beide partijen zijn veroordeeld tot het dragen van hun eigen proceskosten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/417895 / FA RK 23-1185
Datum uitspraak: 14 november 2023
beschikking kinderalimentatie
in de zaak van
[verzoekster]
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna: de moeder,
advocaat mr. H.M. Schurink-Smit te Nijmegen,
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de vader,
advocaat: mr. K.W.A. Wools te Elst (Gelderland),
en
[naam] ,gevestigd te [plaats] , handelend als bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de bewindvoerder,
advocaat: mr. K.W.A. Wools te Elst (Gelderland).

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
het verzoekschrift van de moeder met bijlagen, binnengekomen op 12 april 2023;
het verweerschrift namens de vader met bijlagen, met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken), binnengekomen op 15 mei 2023;
het journaalbericht met bijlagen van de vader, binnengekomen op 9 mei 2023 (voeging van de bewindvoerder).
het verweerschrift van de moeder op de zelfstandige verzoeken van de vader tevens wijziging verzoek met bijlagen, binnengekomen op 7 juli 2023;
het journaalbericht met bijlagen van mr. Wools van 29 september 2023;
de wijziging van het zelfstandige verzoek namens de vader zoals ingediend tijdens de mondelinge behandeling van 10 oktober 2023.
1.2.
Het verzoek en verweer zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling van 10 oktober 2023. Tijdens deze behandeling zijn gehoord:
de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk,
de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk,
de bewindvoerder van de vader,
een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige 1], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] , en
  • [de minderjarige 2], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
2.2.
De vader heeft de kinderen erkend. De moeder is alleen belast met het gezag over de kinderen.
2.3.
De kinderen wonen bij de moeder.
2.4.
De moeder heeft de Nederlandse en de Turkse nationaliteit. De vader heeft de Nederlandse en Irakese nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank om te bepalen dat de vader met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift (12 april 2023) bij vooruitbetaling een bedrag van € 43,- per kind per maand aan de moeder betaalt als bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De moeder verzoekt de beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De bewindvoerder voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van het verzoek van de moeder.
Bij zelfstandig verzoek verzoekt de bewindvoerder (zoals nader gewijzigd):
in het geval de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader wordt vastgesteld: de door de moeder aan de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding de kinderen vast te stellen op een bedrag van € 54,50 per kind per maand, oftewel € 109,- voor twee kinderen in totaal per maand, dan wel een bedrag als de rechtbank juist acht, met ingang van de datum van indiening van het zelfstandig verzoek;
in het geval de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder blijft en de vader op drie dagen of meer de zorg voor de kinderen heeft: de door de moeder aan de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vast te stellen op een bedrag van € 34,- per kind per maand, oftewel € 68,- voor twee kinderen in totaal per maand, dan wel een bedrag als door de rechtbank juist acht, met ingang van de datum van indiening van het zelfstandig verzoek;
in het geval de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder blijft en de vader op twee dagen of meer de zorg voor de kinderen heeft: de door de moeder aan de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vast te stellen op een bedrag van € 20,- per kind per maand, oftewel € 40,- voor twee kinderen in totaal per maand, dan wel een bedrag als de rechtbank juist acht met ingang van de datum van indiening van onderhavig zelfstandig verzoek;
in alle gevallen met veroordeling van de vrouw tot betaling aan de vader, en zolang de vader onder bewind is gesteld aan de bewindvoerder qq, van het door de rechtbank vastgestelde bedrag, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
De vader verzoekt bij zelfstandig verzoek (zoals nader gewijzigd):
  • partijen gezamenlijk met het gezag over de kinderen te belasten;
  • primair: de hoofdverblijfplaats van de kinderen in die zin te wijzigen dat de kinderen met ingang van de datum van de te wijzen beschikking hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben, en voorts een zorgregeling tussen de moeder en de kinderen vast te stellen als de rechtbank juist acht;
  • subsidiair: voor het geval de hoofdverblijfplaats bij de moeder blijft: een zorgregeling, dan wel subsidiair een omgangsregeling, tussen de vader en de kinderen vast te stellen als volgt:
• elke maandagmiddag na school (eindtijd school) tot woensdagochtend voor school (aanvangstijd school), waarbij de vader de kinderen op maandag ophaalt van school en op woensdag naar school brengt;
• de helft van alle vakanties en feestdagen, jaarlijks tussen de ouders in onderling overleg te bepalen
dan wel een regeling vast te stellen zoals de rechtbank juist acht;
  • voorwaardelijk: voor het geval de hoofdverblijfplaats bij de moeder blijft: een informatieregeling vast te stellen inhoudende dat de moeder de vader eenmaal per maand informeert omtrent de gezondheid van de kinderen, de schoolresultaten, de dagelijkse bezigheden en interesses en tevens eenmaal per halfjaar een recente foto (op dat moment niet ouder dan een maand) van de kinderen toestuurt;
  • voorwaardelijk: voor het geval het verzoek tot vaststelling van gezamenlijk gezag wordt afgewezen, een consultatieregeling vast te stellen, in die zin dat moeder verplicht is vader te consulteren bij schoolkeuzes en bij belangrijke zaken op medisch en/of financieel gebied met betrekking tot de kinderen, voorafgaand aan het nemen van gezagsbeslissingen;
  • ten aanzien van alle verzoeken van de procespartijen: alles onder compensatie van de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.3.
Voor zover van belang zal hierna op de standpunten van partijen worden ingegaan.

4.Standpunt van de Raad

4.1.
Voor de kinderen is duidelijkheid en voorspelbaarheid belangrijk. Gezag dient gezamenlijk uitgeoefend te worden. Het lukt ouders om op sommige momenten samen te werken. Er ligt een concept-ouderschapsplan. Wat betreft hoofdverblijf is het niet in het belang van de kinderen om dat te wijzigen. De moeder is altijd de hoofdopvoeder geweest. Partijen verschillen met name van mening over de zorgverdeling. Wat betreft de zorgverdeling is het tijd dat er dingen op papier worden gezet en dat de ouders dat naleven. Advies is om de zorg evenredig te verdelen met een duidelijk wisselmoment. Er is nog geen ouderschapstraject gevolgd en misschien kan dat helpend zijn voor ouders.

5.De beoordeling

gezag, hoofdverblijfplaats en contact
rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht en kan met toepassing van het Nederlandse recht beslissen over de verzoeken over het gezag, de hoofdverblijfplaats en het contact, omdat de kinderen in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben. Dit volgt uit artikel 7 Brussel II-ter [1] en artikel 15 Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. [2]
gezag
5.2.
De rechtbank stelt vast dat partijen het erover eens zijn dat zij gezamenlijk het gezag uitoefenen over de kinderen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij er geen bezwaar tegen heeft dat de vader gezag heeft. Daarnaast bevestigt de eerdere mail van de advocaat van de moeder van 8 augustus 2023 dat partijen hebben afgesproken gezamenlijk het gezag over de kinderen uit te oefenen. De rechtbank zal daarom in het belang van de kinderen gezamenlijk gezag vastleggen (artikel 1:253c Burgerlijk Wetboek). Gebleken is dat partijen in staat zijn constructieve afspraken in het belang van de kinderen te kunnen maken.
hoofdverblijfplaats
5.3.
Uitgaande van gezamenlijk gezag, kan de rechtbank op verzoek van een van de ouders een beslissing nemen over het hoofdverblijf van de kinderen (artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek). Ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen ziet de rechtbank geen reden de feitelijke situatie te wijzigen. Zoals door de Raad is benoemd is de moeder altijd de hoofdopvoeder van de kinderen geweest. De rechtbank legt daarom vast dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder is.
zorgverdeling
5.4.
Over de zorgverdeling zijn partijen het niet eens. De moeder is van mening dat de vader als een verantwoordelijke ouder voor de kinderen moet gaan zorgen. De vader is van mening dat hij dat ook doet. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling komt naar voren dat partijen een zorgverdeling hebben afgesproken en uitvoeren: de kinderen verblijven iedere maandag na school tot woensdag naar school bij de vader. De moeder heeft onder meer naar voren gebracht dat zij liever heeft dat de vader in de weekenden voor de kinderen zorgt. Tegelijkertijd heeft de moeder toegelicht dat haar werk flexibel is en dat zij haar diensten kan inplannen. De vader heeft verklaard dat hij van donderdagavond tot en met zondagnacht werkt en daardoor niet in de weekenden voor de kinderen kan zorgen. Hij is bereid van maandag na school tot donderdag naar school voor de kinderen te zorgen. Gelet op de behoefte van de moeder om de zorg gelijk te verdelen en de zorgmogelijkheden van de vader vanwege zijn werk, acht de rechtbank het redelijk om vast te leggen dat de kinderen van maandag na school tot donderdag naar school bij de vader verblijven. Verder zijn partijen het erover eens dat de vakanties bij helfte worden gedeeld in onderling overleg. De rechtbank zal dat vastleggen.
informatieregeling
5.5.
Gelet op het gezamenlijk gezag van partijen en de gelijkwaardige zorgverdeling is er geen reden een informatieregeling toe te wijzen. De vader heeft alle gelegenheid om voldoende geïnformeerd te zijn over de kinderen. De rechtbank wijst dat verzoek daarom af.
kinderalimentatie
rechtsmacht en toepasselijk recht
5.6.
Omdat de kinderen in Nederland wonen, komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 van de Alimentatieverordening [3] rechtsmacht toe ten aanzien van het kinderalimentatieverzoek en past zij het recht van Nederland toe op het kinderalimentatieverzoek. [4] De rechtbank stelt daarom de kinderalimentatie vast. [5]
conclusie
5.7.
De rechtbank beslist dat de moeder vanaf 15 mei 2023 een kinderalimentatie van € 28,50 per kind per maand aan de vader moet betalen. Dit betekent dat de rechtbank een deel van het verzoek van de vader en het verzoek van de moeder afwijst. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van partijen, voor zover die voor de beoordeling van belang zijn. De berekeningen die de rechtbank heeft gemaakt, zijn als bijlagen aan deze beschikking toegevoegd. Bij de berekeningen rondt de rechtbank af op hele euro’s.
ingangsdatum
5.8.
De wet [6] laat de rechter grote vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting. Drie data liggen als ingangsdatum het meest voor de hand: de datum waarop de omstandigheden zijn gewijzigd, de datum van het verzoekschrift en de datum waarop de rechter beslist. De rechter kan dus een bijdrage wijzigen over een periode in het verleden, maar moet daar terughoudend mee omgaan omdat dit flinke gevolgen voor partijen kan hebben.
5.9.
Hier hanteert de rechtbank de datum van indiening van het verzoekschrift van het zelfstandige verzoek van de bewindvoerder (15 mei 2023) als ingangsdatum, omdat de moeder vanaf dat moment rekening heeft moeten houden met de mogelijkheid dat zij aan de vader kinderalimentatie zou moeten betalen.
behoefte
5.10.
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dat wordt de ‘behoefte’ van het kind genoemd. De hoogte van de behoefte hangt af van de hoogte van het inkomen van de ouders. Hoe meer ouders te besteden hebben, hoe meer zij uitgeven aan hun kinderen. De behoefte van kinderen van wie de ouders nooit in gezinsverband hebben samengeleefd wordt bepaald door het gemiddelde te nemen van de behoefte berekend op basis van het inkomen van de ene ouder en de behoefte op basis van het inkomen van de andere ouder. Beoordeeld wordt de welstand die het kind bij iedere ouder afzonderlijk zou hebben ervaren als het alleen bij die ouder zou zijn opgegroeid.
5.11.
De rechtbank moet daarom eerst vaststellen wat iedere ouder te besteden had in 2022. Partijen zijn het erover eens dat het bruto jaarinkomen van de vader toen € 19.566,- per maand bedroeg. Dat volgt uit de jaaropgave 2022. Voor wat betreft het inkomen van de moeder in 2022 gaat de rechtbank uit van het bruto jaarinkomen zoals staat vermeld op de door de moeder overgelegde behoefteberekening, zijnde € 19.395,-, omdat concrete gegevens over haar inkomen in 2022 ontbreken. Daarnaast houdt de rechtbank bij beide partijen rekening met een kindgebonden budget van € 468,- per maand.
5.12.
Nu de rechtbank weet wat iedere ouder te besteden had, kan de rechtbank berekenen welk gedeelte daarvan ongeveer aan de kinderen werd uitgegeven en wat dus de behoefte van de kinderen is. Daarvoor maakt de rechtbank gebruik van de tabellen die het Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) heeft ontwikkeld. Uit die tabellen volgt dat de vader bij een netto maandinkomen van € 1.735,- (€ 1.267 + € 468) gemiddeld € 291,- per maand uitgaf aan de kinderen in 2022, en dat de moeder bij een netto maandinkomen van € 1.726,- (€ 1.258 + € 468) gemiddeld € 289,- per maand uitgaf aan de kinderen in 2022. Gemiddeld gaven ouders in 2022 € 290,- [(291 + 289) : 2] uit aan de kinderen, zijnde € 145,- per kind per maand. Gecorrigeerd voor de inflatie (geïndexeerd) is dat nu € 150,- per kind per maand.
draagkracht ouders
5.13.
Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd. Volgens de wet moeten de ouders namelijk naar draagkracht in de behoefte van de kinderen voorzien. [7]
5.14.
Daarvoor maakt de rechtbank gebruik van de methode die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld. Het netto besteedbaar maandinkomen (NBI) van een ouder is daarbij het uitgangspunt. Verder rekent de rechtbank met een forfaitair bedrag aan vaste lasten, dat ieder jaar wordt bijgesteld. Ook rekent zij met een woonbudget van 30% van het NBI. Deze twee posten vormen samen het ‘draagkrachtloos inkomen’. Na aftrek van die posten van het NBI blijft dan de ‘draagkrachtruimte’ over. Daarvan is 70% beschikbaar voor kinderalimentatie. In dit geval ziet die berekening er als volgt uit: 70% [NBI – (NBI X 0,3 + 1175)]. Als het inkomen lager is dan € 1.680,- per maand wordt uitgegaan van een minimumdraagkracht van € 50,- voor twee of meer kinderen.
draagkracht vader
5.15.
Partijen verschillen van mening van welk inkomen van de vader uitgegaan moet worden. De moeder heeft gesteld dat de vader een verdiencapaciteit heeft, en mogelijk zwart bijwerkt bij zijn uitkering. De bewindvoerder heeft verklaard dat de vader inmiddels een bijstandsuitkering heeft van € 1.155,79 netto per maand en dat niet valt te verwachten dat hij een inkomen kan verdienen dat boven het niveau van bijstand zal uitkomen. De vader werkt weliswaar en verdient gemiddeld ongeveer € 150,- per maand maar dat bedrag wordt gekort op zijn uitkering. Aangezien de moeder de verdiencapaciteit van de vader niet nader heeft onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat het redelijk is om uit te gaan van hetgeen de bewindvoerder heeft verklaard. Maar ook als de rechtbank zou uitgaan van de overgelegde uitkeringsspecificatie van maart 2023 (€ 1.303,03 bruto per maand) en de overgelegde loonstrook van maart 2023 (€ 141,- bruto per maand) gezamenlijk, blijft het inkomen van de vader onder een bedrag van € 1.680,- per maand. Zodoende concludeert de rechtbank dat de vader een minimumdraagkracht van € 50,- per maand voor de twee kinderen heeft.
draagkracht moeder
5.16.
Voor het bepalen van de draagkracht rekent de rechtbank op basis van de overlegde loonstroken van april, mei en juni 2023, met een gemiddeld bruto inkomen per vier weken van € 1.713,03 [(1.870,29 + 1.557,14 + 1.711,82) : 3]. Daarbij houdt de rechtbank rekening met een vakantietoeslag van 8% en een ingehouden pensioenpremie van gemiddeld € 108,- per maand. Ook rekent de rechtbank met een kindgebonden budget en alleenstaande ouderkop van € 586,- per maand. Het NBI is dan € 2.482,-. [8]
5.17.
Volgens de hiervoor vermelde methode heeft de moeder een draagkracht van € 393,- per maand.
verdeling kosten
5.18.
Als de ouders samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kind, dan moet de rechter berekenen wie welk deel van de kosten voor zijn rekening moet nemen. Dat wordt de ‘draagkrachtvergelijking’ genoemd.
5.19.
De vader en de moeder hebben samen een draagkracht van € 443,- per maand (50 + 393). Dit is genoeg om alle kosten van de kinderen te betalen, want die zijn € 300,- per maand. Dit betekent dat de vader een deel van (50/443 x 300 =) € 34,- per maand moet dragen en de moeder een deel van (393/443 x 300 =) € 266,- per maand.
zorgkorting
5.20.
De vader maakt op de dagen dat de kinderen bij hem verblijven kosten voor eten en drinken, energielasten en dergelijke: de verblijfskosten. Daarmee voldoet de vader – deels – aan zijn onderhoudsverplichting. Voor zover daartegenover een besparing in die kosten van de moeder staat, verlaagt de rechtbank in beginsel de bijdrage van de vader met een percentage van de behoefte van de kinderen: de ‘zorgkorting’.
5.21.
De kinderen verblijven gemiddeld drie dagen per week bij de vader, en ook de helft van de vakantiedagen. Daarbij past een zorgkorting van 35% van de behoefte, dus € 104,- per maand. Dat betekent dat de vader een bedrag van € 70,- per maand tekort komt in de verzorging van de kinderen en dat de moeder dit bedrag overhoudt aan draagkracht [€ 266 – € 196 (zijnde 65% van de behoefte van € 300)].
5.22.
Onder deze omstandigheden en gelet op het belang van de kinderen acht de rechtbank het redelijk om de moeder een kinderalimentatieverplichting op te leggen van € 35,- per kind per maand. Volgens vaste jurisprudentie is het voor het opleggen van een verplichting aan de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft om bij te dragen in de zorgkosten van de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijf heeft, niet vereist dat sprake is van bijzondere omstandigheden. [9]
alimentatie vooruitbetalen
5.23.
De moeder moet de kinderalimentatie steeds vóór de eerste dag van de maand vooraf betalen. Het gaat namelijk om een bijdrage in de kosten die in die maand gemaakt worden en dan zou het te laat zijn als de alimentatie pas later in die maand wordt betaald.
uitvoerbaar bij voorraad
5.24.
De rechtbank verklaart de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat onder meer de kinderalimentatie betaald moet worden, ook al wordt er hoger beroep ingesteld.
proceskosten
5.25.
De vader en de moeder moeten allebei hun eigen proceskosten betalen, omdat zij elkaars ex-partners zijn.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat de ouders gezamenlijk worden belast met het ouderlijk gezag over:
[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
6.2.
stelt het hoofdverblijf van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] (genoemd onder 6.1.) vast bij de moeder;
6.3.
stelt als regeling voor de verdeling van zorg- en opvoedingstaken over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] (genoemd onder 6.1.) vast dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] iedere week van maandag na school tot donderdag naar school bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen ophaalt en brengt naar school, en dat de vakanties bij helfte in onderling overleg tussen partijen worden gedeeld;
6.4.
bepaalt dat de moeder met ingang van 15 mei 2023 een bedrag van € 35,- per kind per maand moet betalen aan de vader, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] (genoemd onder 6.1.);
6.5.
bepaalt dat de moeder deze alimentatie wat de toekomstige termijnen betreft steeds vóór de eerste van de maand vooraf moet betalen;
6.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
bepaalt dat de vader en de moeder allebei hun eigen proceskosten moeten betalen;
6.8.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.L. de Jongh, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2023.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
BIJLAGEN:
Behoefteberekeningen
Draagkrachtberekening van de moeder
Berekening kosten kinderen

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2019/1111 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (herschikking), te noemen Brussel II-ter.
2.Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, 's-Gravenhage, 19 oktober 1996, te noemen het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.
3.Verordening EG nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008.
4.Op grond van artikel 3 van het Protocol inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen van 23 november 2007.
5.Artikel 1:392 lid 1 in verbinding met artikel 1:404 lid 1 en artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
6.Artikel 1:402 BW.
7.Artikel 1:397, lid 2 BW.
8.Bijlage draagkracht van de moeder.
9.HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1924.