In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser A, eigenaar van een pand in [plaats D], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem. Eiser had een last onder dwangsom opgelegd gekregen van het college omdat het college meende dat er sprake was van woningomzetting naar kamerverhuur in strijd met een voorbereidingsbesluit dat na 5 juli 2019 van kracht was. Eiser betoogde echter dat de transformatie naar kamergewijze bewoning al vóór deze datum had plaatsgevonden, en dat er dus geen sprake was van een overtreding.
De rechtbank oordeelde dat de aanvangsdatum van de transformatie van het pand bepalend is voor de vraag of er sprake is van woningomzetting. De rechtbank concludeerde dat de verbouwingswerkzaamheden voor de realisatie van zes studentenkamers al vóór 5 juli 2019 waren aangevangen en dat er dus geen overtreding van het voorbereidingsbesluit was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het college, herroepte het primaire besluit en droeg het college op het griffierecht aan eiser te vergoeden. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.868.
De uitspraak benadrukt het belang van de aanvangsdatum van de transformatie in het kader van het voorbereidingsbesluit en de noodzaak voor het college om een volledige heroverweging van het primaire besluit te maken, waarbij alle relevante stukken in overweging moeten worden genomen.