ECLI:NL:RBGEL:2023:6057

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
05/780065-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door inkomensbeheerder van cliëntgelden en valsheid in geschrift met betrekking tot persoonsgebonden budgetten

Op 2 november 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als inkomensbeheerder/budgetbeheerder meerdere geldbedragen heeft verduisterd van zijn cliënten. De verdachte, geboren in 1966, heeft gelden van verschillende cliëntrekeningen overgeboekt naar een reserveringsrekening van zijn stichting en vervolgens een deel naar zijn privérekening. De gelden zijn niet gebruikt voor het aflossen van schulden van cliënten of voor zorgverlening, maar voor persoonlijke uitgaven zoals restaurant- en casinobezoekjes. Daarnaast heeft de verdachte valse facturen opgemaakt met betrekking tot het persoonsgebonden budget (PGB) van een cliënt, waarbij hij samen met zijn partner, die curator was van die cliënt, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze valse facturen. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn en legt een gevangenisstraf op van 160 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Tevens wordt een beroepsverbod opgelegd voor twee jaar, waarbij de verdachte niet mag werken in beroepen waarbij cliënten afhankelijk zijn van zijn financiële diensten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verduistering en valsheid in geschrift, maar vrijgesproken van oplichting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/780065-18
Datum uitspraak : 2 november 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (handelend onder de naam [stichting] en/of [B.V. 1] en/of [B.V. 2] . en/of [B.V. 3] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 maart 2018 te Arnhem en/of Utrecht en/of Groenlo en/of Enschede, althans in ieder geval in Nederland,
- ( telkens) opzettelijk (een hoeveelheid) geld (te weten ongeveer 708,68 euro), in elk geval enig geldbedrag/goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( telkens) opzettelijk (een hoeveelheid) geld (te weten ongeveer 7.507,15 euro), in elk geval enig geldbedrag/goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( telkens) opzettelijk (een hoeveelheid) geld (te weten ongeveer 601,92 euro), in elk geval enig geldbedrag/goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( telkens) opzettelijk (een hoeveelheid) geld (te weten ongeveer 13.447,52 euro), in elk geval enig geldbedrag/goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( telkens) opzettelijk (een hoeveelheid) geld (te weten ongeveer 940 euro), in elk geval enig geldbedrag/goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( telkens) opzettelijk (een hoeveelheid) geld (te weten ongeveer 4.279,50 euro), in elk geval enig geldbedrag/goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en welk(e) geldbedrag(en)/goed(eren) verdachte (handelend onder de naam [stichting] en/of [B.V. 1] en/of [B.V. 2] . en/of [B.V. 3] ) (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als inkomensbeheerder en/of budgetbeheerder en/of schuldhulpverlener en/of bewindvoerder, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij (handelend onder de naam [stichting] ) op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 januari 2016 tot en met 31 maart 2017 te Arnhem en/of Wageningen en/of Ede en/of Nijmegen, althans in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [zorgverzekeraar] en/of [medewerker 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een Persoonsgebonden Budget (PGB) op naam van [getuige 2] (via de Sociale Verzekeringsbank) (in totaal voor ongeveer 28.000 euro), hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, ten behoeve van voornoemde verstrekte en/of ter verantwoording van een PGB op naam van [getuige 2] :
- meermalen valse of vervalste facturen van [stichting] ter verantwoording van de gefactureerde zorg aan [getuige 2] ingediend bij [zorgverzekeraar] (bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat er hulpverleners op de facturen staan, die in werkelijkheid geen zorg of minder uren zorg zouden hebben verleend) en/of
- meermalen valse of vervalste 'gecorrigeerde' facturen van [stichting] ter verantwoording van de gefactureerde zorg aan [getuige 2] ingediend bij [zorgverzekeraar] (bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat, verdachte alle gefactureerde zorg aan [getuige 2] geleverd zou hebben) en/of
- één of meerdere gesprekken met [zorgverzekeraar] gevoerd over verleende en gefactureerde zorg aan [getuige 2] en/of [partner] , als wettelijk curator van [getuige 2] , hiermee vertrouwen bij [zorgverzekeraar] opwekte (en [partner] later door de rechtbank werd ontslagen wegens belangenverstrengeling) waardoor [zorgverzekeraar] en/of [medewerker 1] werd(en) bewogen tot afgifte van voornoemde PGB;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 maart 2016 tot en met 2 februari 2017 te Arnhem, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een groot aantal facturen, waaronder
- één of meerdere facturen gericht aan [getuige 2] over de periode van januari 2016 tot en met december 2016 en/of - één of meerdere gecorrigeerde facturen gericht aan [getuige 2] over de periode van januari 2016 tot en met december 2016 en/of
- één of meerdere facturen gericht aan [getuige 2] over januari 2017 en februari 2017
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij en/of zijn mededader(s) telkens valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - in die facturen aangegeven dat door [stichting] een dienst (levering van zorg en/of hulp in het kader van Persoonsgebonden Budget) was verricht voor [zorgverzekeraar] en/of de Sociale Verzekeringsbank en/of (daarbij) op genoemde facturen uren en/of (een) geldbedrag(en) vermeld, terwijl in werkelijkheid die uren zorg aan
genoemde [getuige 2] niet was geleverd en/of minder uren zorg aan [getuige 2]
was geleverd en/of genoemde zorgverleners geen zorg aan [getuige 2] hadden
geleverd, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 maart 2016 tot en met 2 februari 2017 te Arnhem, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen meermalen (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt, althans gebruik heeft doen of laten maken van het/de hierna te noemen geschrift(en) als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst en/of (telkens) opzettelijk het/de hierna te noemen geschrift(en) heeft/hebben afgeleverd, althans doen of laten afleveren en/of voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalst te weten een groot aantal facturen, waaronder
- één of meerdere facturen gericht aan [getuige 2] over de periode van januari 2016 tot en met december 2016 en/of
- één of meerdere gecorrigeerde facturen gericht aan [getuige 2] over de periode van januari 2016 tot en met december 2016 en/of
- één of meerdere facturen gericht aan [getuige 2] over januari 2017 en februari 2017
bestaande dat opzettelijk gebruik maken, althans gebruik doen of laten maken en/of dat opzettelijk voorhanden hebben en/of dat opzettelijk afleveren, althans doen of laten afleveren, hieruit dat hij en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk voornoemd(e) geschrift(en) heeft/hebben overhandigd en/of opgestuurd en/of ingezonden, althans doen overhandigen en/of doen opsturen en/of doen inzenden aan [zorgverzekeraar] en/of de Sociale
Verzekeringsbank, althans aan een derde, teneinde de aan de bovengenoemde
PGB-houder [getuige 2] toekomende PGB-uitkeringen te ontvangen en/of de reeds
aan die [getuige 2] toegekende PGB-uitkeringen te verantwoorden;
4.
hij (handelend onder de naam [stichting] ) op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 januari 2016 tot en met 31 maart 2017 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een Persoonsgebonden Budget op naam van [getuige 2] (ter waarde van ongeveer 28.000 euro), in elk geval enig geld/goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [getuige 2] en/of, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk geld/goed verdachte en/of zijn mededaders, uit hoofde van zijn en/of medeverdachtes persoonlijke dienstbetrekking, te weten inkomensbeheerder en/of budgetbeheerder en/of schuldhulpverlener en/of bewindvoerder en/of zorgverlener, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich heeft/hadden, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Algemeen
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte was enig bestuurder van [stichting] . Deze stichting had als doel het vergroten van de kansen van kwetsbare groepen om deel te kunnen nemen aan de samenleving. [2]
[B.V. 1] was een vennootschap die zich bezighield met het (doen) optreden als bewindvoerder als bedoeld in artikel 1:435, lid 7, van het Burgerlijk Wetboek (BW) met inachtneming van het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren (of de voor dat besluit in de plaats tredende regeling). [B.V. 3] was enig aandeelhouder van [B.V. 1] [3] Verdachte was op zijn beurt enig aandeelhouder van [B.V. 3] [4] [B.V. 2] . was een vennootschap die zich bezighield met het beheren en verhuren van woonruimte en ander vastgoed. Verdachte was bestuurder van [B.V. 2] . [5]
Bij [stichting] konden mensen terecht die dakloos waren en/of schulden hadden. Voor deze mensen, cliënten, was het verplicht om budgetbeheer te hebben. Hen werd gevraagd om verschillende documenten te tekenen. Dit betrof onder meer een overeenkomst tot inkomensbeheer. Deze overeenkomst werd gesloten met [stichting] als ‘inkomensbeheerder’ en werd door verdachte ondertekend namens de inkomensbeheerder. In de overeenkomst waren onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
- De Cliënt machtigt de inkomensbeheerder om alle huidige en toekomstige inkomsten, van welke aard dan ook, namens de Cliënt in ontvangst te nemen en al het nodige ter uitvoering van deze machtiging te verrichten.
- De Cliënt blijft te allen tijde verantwoordelijk voor een toereikend saldo, zodat de inkomensbeheerder tot betaling volgens het overeengekomen budgetplan kan overgaan.
- De inkomensbeheerder zal niet tot betaling op basis van het budgetplan overgaan, indien het saldo ontoereikend is om een bedrag te verrichten.
- De Cliënt machtigt hierbij de inkomensbeheerder al hetgeen te verrichten dat voor een goed verloop van het inkomensbeheer noodzakelijk is. (…)
- De inkomensbeheerder verplicht zich om in overleg met de Cliënt een budgetplan op te stellen en dit op basis van de hierin vastgelegde afspraken uit te voeren. De inkomensbeheerder behoudt zich het uitdrukkelijke recht voor om bij een wijziging van de financiële dan wel persoonlijke omstandigheden van de Cliënt, het budgetplan aan te passen. Door de inkomensbeheerder zullen de volgende werkzaamheden worden verricht:
* het betalen van alle lasten ten behoeve van Cliënt op basis van het vastgestelde budgetplan;
* het verstrekken van leefgeld conform de gemaakte afspraken in het budgetplan;
* het periodiek (eenmaal per maand) verstrekken van een schriftelijk overzicht van de inkomsten en uitgaven;
* het verstrekken van extra geld (op basis van een schriftelijke aanvraag) als het budgetplan dit toelaat;
* al hetgeen de inkomensbeheerder voor een goede begeleiding en beheer nodig acht.
- De inkomensbeheerder brengt een vergoeding in rekening voor zijn werkzaamheden.
- De vergoeding wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van de [stichting] .
- Cliënt verleent middels ondertekening van deze overeenkomst onherroepelijke volmacht om deze vergoedingen maandelijks te laten inhouden op het inkomen. De periodieke vergoeding bedraagt € 74,25 per maand. Hiernaast ontvangt de inkomensbeheerder eenmalig een wettelijk vastgestelde budgetbeheer intakevergoeding van € 338,50. [6]
Verder diende een cliënt in verband met het voeren van het beheer over zijn financiën een volmacht af te geven aan [stichting] . Deze volmacht betrof:
- Het openen, beheren en opheffen van alle soorten rekeningen bij banken;
- Het innen van uitkeringen, salarissen, subsidie/toeslagen, teruggaven en alle andere vormen van inkomsten;
- Het doen van alle uitgaven die noodzakelijk zijn voor een verantwoord inkomensbeheer;
- Het aangaan en afsluiten van overeenkomsten m.b.t. verzekeringen, spaarplannen, abonnementen etc.;
- Het opvragen van medische en/of andere vertrouwelijke gegevens.
Voorts alle handelingen te verrichten die naar het oordeel van de gevolmachtigde van belang zijn voor een verantwoord inkomen-/ budgetbeheer . (…) [7]
Cliënten van [stichting] hadden één of meer cliëntrekeningen. Dit waren rekeningen op naam van [stichting] die gebruikt werden ten behoeve van het financieel beheer van de cliënten. Hierop kwamen hun inkomsten binnen en hiervan werden betalingen verricht. Cliënten hadden in principe geen toegang tot hun cliëntrekening, enkele uitzonderingen daargelaten. Daarnaast hadden cliënten een leefgeldrekening op eigen naam. Vaak betrof dit een privérekening die zij al langer hadden, in een enkel geval opende verdachte samen met de cliënt een leefgeldrekening op naam van de cliënt. [8]
Gelden van cliënten werden overgemaakt van hun cliëntrekening(en) naar een zogenaamde ‘reserveringsrekening’ met rekeningnummer [ibannummer 1] op naam van [stichting] . Cliënten kregen hiervan enkel door verdachte gemaakte overzichten te zien. Op deze reserveringsrekening werden gelden gereserveerd voor wanneer deze later nodig mochten zijn.
Vergoedingen die [stichting] ontving voor het financiële beheer van cliënten werden van de cliëntrekening(en) overgemaakt naar bankrekening [ibannummer 2] op naam van [B.V. 1] . [9]
Op 20 maart 2017 werd de reserveringsrekening met rekeningnummer [ibannummer 1] opgeheven. Op dat moment was geen saldo meer aanwezig van gereserveerde gelden van cliënten. [10]
Verdachte huurde verschillende woningen van een pensioenfonds. Deze woningen verhuurde hij aan cliënten van [stichting] . [11]
Beïnvloeding van getuigen/aangevers
De raadsman heeft gesteld dat verschillende aangevers zijn beïnvloed dan wel zijn aangespoord door het tv-programma ‘ [programma] ’ en/of de politie en/of voormalige medewerkers van [stichting] /verdachte tot het doen van aangifte. Ook blijkt volgens de raadsman dat bij voormalige medewerkers sprake is geweest van samenspanning en blijkt uit de verklaringen van aangevers dat zij slechts beperkt inzicht hebben gehad in de feitelijke handelingen van verdachte. Volgens de raadsman betekent dit alles dat grote terughoudendheid moet worden betracht waar het gaat om het in belastende zin gebruiken van deze verklaringen.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat het initiatief voor het doen van aangifte door een aantal aangevers wellicht pas is genomen na contacten met het tv-programma ‘ [programma] ’ en/of de politie en/of voormalige medewerkers van [stichting] dan wel nadat aangevers (volledig) inzicht hebben gehad in hun financiële situatie en/of de feitelijke handelingen van verdachte, in zijn algemeenheid niet betekent dat daarmee hun aangiftes als onbetrouwbaar terzijde moet worden geschoven. Ditzelfde geldt voor de verklaringen van voormalige medewerkers nu de gestelde samenspanning tegen verdachte niet is onderbouwd. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding om op voorhand te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangevers en getuigen.
Verzoeken van de verdediging
De raadsman heeft tijdens zijn pleidooi gepersisteerd bij de eerder door hem gedane verzoeken tot het horen van verbalisant [verbalisant 1] en tot het benoemen van een deskundige.
Zoals hierna zal blijken komt de rechtbank tot een bewezenverklaring voor de feiten 1, 3 en 4 en tot een vrijspraak voor feit 2. Daarmee komt het belang aan de verzoeken te ontvallen. De rechtbank wijst die verzoeken dan ook af.
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
Wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. Er is geen sprake van verduistering, nu verdachte zich de gelden van cliënten niet heeft toegeëigend. Van het beheren van geld tegen afspraken in is niet, althans onvoldoende, gebleken.
Beoordeling door de rechtbank
Onder feit 1 wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Van verduistering is sprake als men een goed dat men reeds onder zich heeft, zich wederrechtelijk toe-eigent. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is van zich toe-eigenen in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) sprake indien een persoon, zonder daartoe gerechtigd te zijn, als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. Van een zodanig beschikken kan – afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval – onder meer sprake zijn indien aan een ander dan verdachte toebehorende gelden aan verdachte zijn overgemaakt met een bepaald, al dan niet contractueel vastgelegd doel en verdachte deze gelden tegen de afspraken in beheert of voor andere doeleinden heeft aangewend, dan wel indien teruggave van die gelden door verdachte onmogelijk is gemaakt of aanmerkelijk is bemoeilijkt.
In het dossier bevinden zich zes aangiftes van voormalige cliënten van [stichting] .
Aangeefster [benadeelde 1] heeft op 5 september 2015 een overeenkomst getekend met [stichting] . De overeenkomst is getekend door verdachte als inkomensbeheerder. In mei 2016 heeft [benadeelde 1] op verzoek van verdachte een rekening geopend bij [bank] . Zij heeft nooit inzage gehad in die rekening. Verdachte heeft ook een [bank] rekening op zijn naam geopend om haar financiën te beheren. Sinds [benadeelde 1] bij verdachte zit, krijgt ze regelmatig betalingsherinneringen en/of post van een deurwaarder. Sinds september 2016 hebben [benadeelde 1] en haar partner circa
€ 12.000,00 naar [stichting] overgemaakt. Zij heeft geen inzicht gekregen in waar dit geld naar toe is gegaan. In een overzicht van Smart FMS (een digitaal kasboeksysteem) staat bijvoorbeeld dat er in april 2016 € 1.200,00 is overgemaakt en/of gereserveerd voor [stichting] naar tegenrekening [ibannummer 1] . Tevens is er op 3 maart 2016 voor de periode van januari tot en met maart 2016 voor budgetbeheer € 240,00 afgeschreven naar tegenrekening [ibannummer 2] , terwijl op 29 februari 2016 ook al € 80,00 was afgeschreven ten behoeve van budgetbeheer . [12]
Aangeefster [benadeelde 2] heeft in september 2015 hulp gezocht bij verdachte in verband met financiële problemen. Zij moest haar uitkering, huurtoeslag en kindgebonden budget overmaken naar [stichting] . In het begin merkte [benadeelde 2] niet dat haar schulden gewoon verder opliepen omdat al haar post ook bij verdachte aankwam. Zij kreeg ook nooit brieven dat er iets was afbetaald. Pas toen deurwaarders bij haar aan de deur kwamen had [benadeelde 2] in de gaten dat een en ander niet klopte. Samen met de gemeente Groenlo heeft zij haar schuldeisers gebeld. Die gaven allemaal aan dat ze contact hadden gehad met verdachte en dat verdachte had aangegeven dat hij haar schulden regelde. Geen van de schuldeisers heeft echter ooit geld van verdachte gehad. [benadeelde 2] had in 2016 op verzoek van verdachte een eigen rekening geopend bij [bank] . Toen zij het rekeningoverzicht bekeek, zag zij dat verdachte op 20 juli 2016 een belastingteruggave van € 2.000,00 had afgeschreven. [benadeelde 2] wist niet eens dat zij dat bedrag had teruggekregen en ook niet dat verdachte dat geld eraf had gehaald. [benadeelde 2] heeft nog steeds alle schulden die ze voor de tijd dat ze met verdachte in zee ging ook had. [13]
Aangever [benadeelde 3] heeft op 22 januari 2015 de overeenkomst tot inkomensbeheer en volmacht getekend. Op een gegeven moment had hij helemaal geen geld meer op zijn eigen bankrekening. Zijn uitkering, zorgtoeslag en huurtoeslag gingen allemaal naar [stichting] . Verdachte had twee bankrekeningen op naam van [benadeelde 3] geopend waarvan hij niets af wist. Eind augustus, begin september 2015 werd [benadeelde 3] gebeld door een medewerker van [stichting] met de mededeling dat zijn schulden niet naar beneden waren gegaan, maar juist omhoog. Hij kreeg daarna van verdachte te horen dat hij, verdachte, wat slordig was geweest en dat hij nog drie maanden nodig had om alles op te lossen. Later zei [benadeelde 3] tegen verdachte dat hij alles in beeld wilde hebben, dus wat er was betaald en niet betaald. Verdachte gaf toen aan dat als hij direct € 1.600,00 zou betalen, de huurachterstand was betaald. [benadeelde 3] wist niet dat hij een huurachterstand had. [14]
Aangever [benadeelde 4] is medio 2015 met [stichting] en verdachte in contact gekomen. Verdachte zou [benadeelde 4] en zijn echtgenote helpen om de schulden die zij hadden af te betalen. Zij hebben daarvoor een contract ondertekend voor budgetbeheer . Vanaf het begin ging het echter niet helemaal goed. Er werd regelmatig niet betaald door verdachte, waar [benadeelde 4] dan weer achteraan moest. Verdachte verstrekte geen overzichten van hetgeen hij had betaald voor [benadeelde 4] . Van [stichting] kreeg [benadeelde 4] een cliëntrekeningnummer. Hij zorgde er zelf voor dat alle inkomsten naar die rekening werden overgemaakt. Verdachte zou die inkomsten gebruiken voor het betalen van de vaste lasten en het aflossen van de schulden van [benadeelde 4] . Dat gebeurde niet altijd even netjes. Bij de post zaten regelmatig verzoeken tot betaling en dwangbevelen. Ook is er een keer een deurwaarder aan de deur geweest bij [benadeelde 4] . In augustus 2015 is [benadeelde 4] ontslagen. Hij kreeg toen een ontslagvergoeding van € 16.479,48. Dit bedrag is rechtstreeks overgemaakt naar [stichting] . Het geld van de ontslagvergoeding zou verdachte gebruiken om schulden van [benadeelde 4] af te lossen. Dat heeft verdachte echter nooit gedaan. [benadeelde 4] heeft van geen enkele schuldeiser gehoord dat de schuld was afbetaald of afgekocht. De schulden zijn alleen maar opgelopen omdat verdachte de lasten niet op tijd betaalde of helemaal niet betaalde. Door het tv-programma ‘ [programma] ’ is [benadeelde 4] argwanend geworden en heeft hij verdachte gevraagd om inzicht te krijgen in zijn financiën. Na lang vragen kreeg [benadeelde 4] de afschriften. Toen bleek dat het geld van de ontslagvergoeding niet was gebruikt ten behoeve van [benadeelde 4] . Op 12 april 2017 heeft hij met verdachte gesproken. Verdachte erkende dat het geld er niet meer was en dat er geen schulden waren afgekocht. Er is toen een afbetalingsregeling getroffen. Het ging om een bedrag van € 12.765,57. [15] Verdachte heeft zich echter niet aan de betalingsregeling gehouden. Verdachte heeft tot maart 2018 betaald, met uitzondering van januari 2018. Daarna zijn de betalingen gestopt. Op 1 juni 2018 heeft verdachte nog € 150,00 betaald. In totaal heeft hij slechts € 3.650,00 terugbetaald. [16]
Aangever [benadeelde 5] heeft op 29 april 2016 twee contracten getekend bij verdachte, een huurcontract en een overeenkomst inkomensbeheer. Verdachte had een schuldenoverzicht gemaakt, in juni of juli 2016. Toen was de schuld opgelopen tot € 22.000,00. [benadeelde 5] ontving
€ 50,00 leefgeld per week. In het begin kreeg hij dat trouw, later werd dat steeds minder regelmatig. Eind 2016 kreeg hij een maand helemaal geen leefgeld. Hij had er vertrouwen in dat hij schuldenvrij zou kunnen worden. Zijn werkgever stortte het salaris op een rekening van [stichting] . Daar kwam ook de uitkering binnen. Later, toen [benadeelde 5] zich niet meer liet bijstaan door verdachte, vond hij in één van de mappen die hij had meegenomen een bankpasje. Hij kwam er toen achter dat verdachte een rekening bij [bank] op zijn naam had geopend. [benadeelde 5] heeft in overzichten in de mappen gezien dat verdachte hele rare bedragen overmaakte naar een andere rekening van [stichting] . Het ging dan om honderden euro’s elke keer, maar steeds een ander bedrag. Dat geld ging naar rekening [ibannummer 1] . Bij die transacties stond vaak de omschrijving “reservering”. [benadeelde 5] hoorde van [zorgverzekeraar] dat zijn zorgverzekering niet werd betaald en hij kreeg steeds deurwaarders aan de deur vanwege schulden bij [zorgverzekeraar] en andere instanties. Daardoor wist hij dat zijn schulden alleen maar waren opgelopen en dat verdachte zijn geld niet gebruikte om zijn schulden af te lossen. [17]
Aangever [benadeelde 6] moest al zijn papieren inleveren bij verdachte en verdachte zou er dan voor zorgen dat de schulden van [benadeelde 6] afgelost zouden worden. Hij heeft twee overeenkomsten getekend, een met betrekking tot de bewindvoering en een op grond waarvan het salaris zou worden overgemaakt naar een rekening van [stichting] . Het ging om ongeveer
€ 2.300,00 netto per maand. [benadeelde 6] is vanaf ongeveer augustus 2015 bij [stichting] gekomen. Zijn schulden waren op dat moment ruim € 260.000,00. [benadeelde 6] kon op de [bank] -site niet bij de rekening van [stichting] komen en hij kreeg ook geen pasje. Later begreep hij dat verdachte de enige gemachtigde was van die rekening en dat hijzelf inderdaad niets met die rekening kon doen. Hij vroeg verdachte telkens om overzichten, maar die kreeg hij nooit. [benadeelde 6] weet niet of verdachte daadwerkelijk zijn schulden heeft afgelost. Er bleef na aftrek van het leefgeld à € 600,00 netto per maand zo’n € 1.700,00 over om schulden te betalen. [benadeelde 6] heeft nooit gezien of verdachte schulden heeft afgelost, hoewel hij daar een aantal keren om heeft gevraagd. Het geld waarover verdachte de beschikking kreeg was van [benadeelde 6] . Hij heeft dat weliswaar vrijwillig naar de rekening van [stichting] laten overmaken, maar dat was omdat verdachte [benadeelde 6] zou helpen met zijn schulden. Dat heeft verdachte kennelijk niet gedaan. Hij heeft dat geld zelf gehouden. [18]
In het dossier bevinden voorts zich de door [benadeelde 1] , [benadeelde 3] en [benadeelde 5] getekende ‘Overeenkomst tot inkomensbeheer’ [19] en de door hen getekende volmacht. [20]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij vanaf 2014 tot begin 2016 als vrijwilligster administratief werk heeft gedaan bij [stichting] . Zij kende [benadeelde 3] persoonlijk. Na lang aandringen kreeg zij van verdachte de afschriften van de cliëntrekening van [benadeelde 3] te zien. Die afschriften correspondeerden niet met de overzichten die verdachte zelf maakte en aan cliënten liet zien. Er gebeurde wat anders met het geld dan hij aan cliënten liet zien. [getuige 1] zag toen dat het geld van cliënten tussen drie rekeningen heen en weer werd geschoven. Vervolgens vond [getuige 1] ook afschriften van rekeningen die verdachte gebruikte buiten de cliëntrekeningen om. Zij zag dat er op één van die afschriften van één van die rekeningen privé afschrijvingen plaatsvonden ten behoeve van verdachte. Er werden bijvoorbeeld parkeerkaartjes en etentjes van betaald. [21]
Uit de door de politie opgemaakte financiële rapportage met bijlagen blijkt het volgende.
De inkomsten op bankrekening [ibannummer 1] van [stichting] in de periode
1 januari 2015 tot en met 30 maart 2017 bestonden in de eerste plaats uit overige inkomsten van € 4.585,76 (stornoboekingen en overige creditboekingen). Daarnaast werd er in totaal voor
€ 4.490,00 contant gestort waarvan geen herkomst bekend is. Aan reserveringsgelden van cliënten werd in totaal € 103.926,31 overgeboekt. Voor cliënt [getuige 2] werd een bedrag van
€ 30.625,00 aan PGB ontvangen. Voorts werd van de privérekening van verdachte € 25.440,00 overgemaakt en van zijn partner [partner] een bedrag van € 200,00. Ook werden er bedragen overgeboekt van gerelateerde bedrijven van verdachte: € 650,00 van MKB subsidierecht, € 1.100,00 van [B.V. 2] en € 560,29 van [B.V. 1] .
De uitgaven vanaf de reserveringsrekening zagen op € 15.275,64 aan loonkosten, € 32.519,06 aan zakelijke kosten (o.a. vervoerskosten, communicatiekosten en kosten voor het abonnement op Smart FMS), € 2.616,34 aan advocaatkosten van [benadeelde 4] , € 61.651,57 aan budgetbeheer (overboekingen ten behoeve van het uitbetalen van leefgeld en het verrichten van betalingen vanaf de cliëntrekeningen), € 36.235,70 aan de privérekeningen van verdachte en zijn partner [partner] , € 1.935,00 aan MKB subsidierecht, € 5.495,00 aan [B.V. 2] , € 80,00 aan [B.V. 1] , € 6.705,00 aan kasopnames, € 5.135,47 aan huishoudelijke uitgaven en € 4.277,07 aan restaurant/casino ed.
Van alle uitgaven is daadwerkelijk € 61.651,57 teruggestroomd naar de cliënten en is voor cliënt [benadeelde 4] voor € 2.616,34 aan advocaatkosten betaald. De overige uitgaven zijn volgens het rapport niet te relateren aan kosten gemaakt voor cliënten. Per saldo zou € 42.274,74
(€ 103.926,31 reservering -/- € 61.651,57) beschikbaar zijn voor het inlossen van schulden van cliënten aan schuldeisers. Uit de analyse blijkt dat er geen aflossingen van schulden hebben plaatsgevonden. Op 20 maart 2017 is de reserveringsrekening opgeheven en moest er nog een bedrag van € 43,96 worden voldaan om het negatieve saldo op te heffen. Er bleek geen saldo meer aanwezig te zijn van gereserveerde gelden van cliënten. [22]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat rekening [ibannummer 1] de reserveringsrekening was van de stichting. Daar kwamen alle reserveringsgelden op binnen van de cliënten. Op een rekeningoverzicht van [ibannummer 3] ten name van [benadeelde 1] is te zien dat er regelmatig bedragen variërend van € 100,00 tot € 500,00 werden afgeschreven en werden overgemaakt naar [ibannummer 1] onder vermelding van ‘reservering [stichting] ’. Op de vraag welk doel deze overschrijvingen dienden en of men voor ieder afgeschreven bedrag een specifiek doel had, heeft verdachte verklaard dat het doel was om geld beschikbaar te houden voor schuldeisers. Dat werd gedaan op het moment dat het kon en dat de vaste lasten reeds waren betaald. [23]
Volgens de politie bedroegen de inkomsten en uitgaven van de reserveringsrekening over de jaren 2015 en 2016 als volgt:
Ingebracht:
- cliëntgelden € 104.000,00
- PGB € 30.000,00
- privé verdachte € 25.000,00
- contante stortingen € 4.500,00
Uitgegeven:
- zakelijke kosten € 32.000,00
- loonkosten € 15.000,00
- retour naar cliënten € 61.000,00
- naar privérekening verdachte € 36.000,00
- contante opnamen € 7.000,00
De politie heeft de verdachte deze bedragen voorgehouden. Verdachte heeft het gat van ongeveer € 42.000,00 tussen de ingebrachte cliëntgelden (ongeveer € 103.000,00) en retour gestorte cliëntgelden (€ 61.000,00) niet kunnen verklaren. Volgens verdachte is dat geld nergens meer. De politie heeft verder geconstateerd dat een aantal malen een fors bedrag naar de privérekening van verdachte is overgemaakt en is uitgegeven in een casino. Verdachte heeft in dit verband verklaard dat hij dat niet bewust heeft gedaan. Hij had in het verleden ooit een groot bedrag gewonnen in het casino en hoopte nu weer zijn slag te slaan om zo het financieringsprobleem op te lossen. Hij had nooit beseft dat er zo veel geld in om ging. Ook is er volgens verdachte geld uitgegeven aan kosten van de stichting. De gouden handdruk van de familie [benadeelde 4] kwam binnen op de betaalrekening van [benadeelde 4] en is vervolgens in porties doorgestort naar de reserveringsrekening omdat op dat moment geld nodig was voor andere dingen van de stichting. Het is in elk geval niet op de juiste bestemming gekomen. De vraag of verdachte het recht had om gelden van cliënten te besteden aan andere doeleinden dan ten behoeve van die cliënt heeft verdachte ontkennend beantwoord. [24]
Verdachte heeft ter terechtzitting nog verklaard dat de ontslagvergoeding van [benadeelde 4] in de algemene pot terecht is gekomen en dat het aan andere zaken is uitgegeven dan aan het aflossen van de schulden van [benadeelde 4] . Er zijn uitgaven mee gedaan om [stichting] te kunnen voortzetten. Het geld was er op een bepaald moment niet meer. [25]
Uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat er gelden vanaf de verschillende cliëntrekeningen door verdachte zijn overgeboekt naar de reserveringsrekening met rekeningnummer [ibannummer 1] van [stichting] . Alle gelden kwamen dus op één rekening terecht. Verdachte heeft bewust voor deze werkwijze gekozen. Vast staat dat een deel van die gelden niet is gebruikt voor het aflossen van schulden van cliënten. Verdachte heeft vanaf de reserveringsrekening overboekingen gedaan naar zijn privérekening en heeft daarvan vervolgens onder andere restaurant- en casinobezoeken betaald. Bij het opheffen van de reserveringsrekening bleek deze leeg te zijn en kon er niets meer worden terugbetaald aan de cliënten. Aldus heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval een deel van de gelden van zijn cliënten gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor zij bestemd waren. Zoals uit de hiervoor onder de feiten weergegeven en door cliënten van [stichting] ondertekende overeenkomst tot inkomensbeheer en volmacht volgt, was de inkomensbeheerder, [stichting] , maar feitelijk verdachte, verantwoordelijk voor het doen van alle uitgaven die noodzakelijk waren voor een verantwoord inkomensbeheer. Daaronder valt in ieder geval niet het bekostigen van privébezoeken van verdachte aan restaurants en casino’s en het doen van andere privé-uitgaven voor verdachte.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte door het onttrekken van gelden van cliënten van [stichting] aan de reserveringsrekening voor andere doeleinden dan inkomensbeheer, of dat nu privébestedingen dan wel andere zakelijke bezigheden van [stichting] of andere aan verdachte gelieerde rechtspersonen betrof, als heer en meester over die gelden is gaan beschikken en zich die bedragen opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend. Verdachte heeft immers de aan cliënten toebehorende gelden, die, zoals was overeengekomen tussen [stichting] en die cliënten, op de reserveringsrekening waren overgeboekt, tegen de afspraken in voor andere doeleinden aangewend, waardoor bovendien de teruggave/het terugboeken van die gelden door verdachte aanmerkelijk is bemoeilijkt en voor een deel zelfs onmogelijk is gemaakt. Dat de bedragen op een later moment alsnog (voor een deel) zijn terugbetaald uit andere fondsen doet hieraan niet af. Op het moment dat de gelden naar andere rekeningen van verdachte en/of gelieerde rechtspersonen werden overgeboekt en/of contant werden opgenomen konden die gelden niet meer worden aangewend voor het aflossen van schulden van de betreffende cliënten.
De slotsom is dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte geldbedragen van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 5] en [benadeelde 6] heeft verduisterd die hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking onder zich had. Omdat alle bedragen van de verschillende cliënten op één rekening terechtkwamen en van daaruit werden overgeboekt naar de privérekening van verdachte of rekeningen van gelieerde rechtspersonen of contant werden opgenomen, is niet exact vast te stellen welk bedrag verdachte van welke cliënt heeft verduisterd. In ieder geval staat vast dat genoemde cliënten voor een bedrag zijn benadeeld. De rechtbank acht daarom telkens bewezen de verduistering van een hoeveelheid geld van die cliënten.
Uit het procesdossier blijkt niet dat verdachte de geldbedragen samen met een of meer anderen heeft verduisterd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Evenmin volgt uit het procesdossier dat de verduistering al in 2014 is aangevangen. Nu de bankafschriften van de reserveringsrekening zijn opgevraagd over een periode vanaf 1 januari 2015, acht de rechtbank bewezen dat verdachte de gelden heeft verduisterd in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2018.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
Wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 2. Er is geen sprake van oplichting, nu de op zichzelf deels onjuiste facturen – de namen van de personen die de werkzaamheden zouden hebben uitgevoerd waren onjuist – niet hebben geleid tot een ‘bewegen tot afgifte’, omdat de facturen materieel, waar het betreft de aan de zorg besteedde uren, wel correct waren.
Beoordeling door de rechtbank
Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Hij zou [zorgverzekeraar] op basis van valse voorwendselen zoals omschreven in de tenlastelegging hebben bewogen tot afgifte van enig goed, te weten een Persoonsgebonden Budget (PGB) op naam van [getuige 2] voor een bedrag van in totaal € 28.000,00.
Uit het dossier volgt – en dit staat ook niet ter discussie – dat [getuige 2] met ingang van 12 januari 2016 recht had op een PGB. Op 4 mei 2016 is door het zorgkantoor een beschikking afgegeven en is er een PGB van € 35.645,55 toegekend voor het jaar 2016. Voorts heeft het zorgkantoor op 20 mei 2016 een beschikking afgegeven op basis waarvan de budgethouder, [getuige 2] , zorgverlener [stichting] ten laste van het PGB mocht brengen. Op grond hiervan staat vast dat de PGB-aanvraag op goede gronden tot stand is gekomen en dat [getuige 2] recht had op dat PGB. Verdachte, althans [stichting] , beheerde de vervolgens door de Sociale Verzekeringsbank maandelijks uitgekeerde PGB-gelden als budgetbeheerder van [getuige 2] . Verdachte had die gelden via [stichting] op zichzelf dan ook rechtmatig onder zich.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van oplichting van [zorgverzekeraar] . [zorgverzekeraar] is niet overgegaan tot het verstrekken van een PGB op basis van onjuiste/vals verstrekte informatie door verdachte. Er is dan ook geen sprake van de voor oplichting vereiste valse naam, valse hoedanigheid, listige kunstgrepen en/of samenweefsel van verdichtsels die [zorgverzekeraar] heeft bewogen tot betaling. Van het causaal verband dat in het bestanddeel ‘beweegt’ van de delictsomschrijving van oplichting tot uitdrukking wordt gebracht is pas sprake als voldoende aannemelijk is dat [zorgverzekeraar] mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed als bedoeld in artikel 326, lid 1, Sr. Daarvan is hier geen sprake. De door verdachte verstrekte onjuiste/valse en daarna gecorrigeerde facturen, alsmede de door verdachte met [zorgverzekeraar] gevoerde gesprekken over de verleende zorg zien op de verantwoording van de geleverde zorg ná de toekenning van het PGB en niet op de aanvraag van het PGB zelf. Deze facturen zijn niet van invloed geweest op de aanvraag van het PGB en de goedkeuring daarvan.
De slotsom is dat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van oplichting. Verdachte zal van dit feit dan ook worden vrijgesproken.
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
Wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3. Weliswaar waren de facturen niet altijd juist, de vermelding van de naam van de persoon die de werkzaamheden zou uitvoeren was in een aantal gevallen onjuist, maar materieel waren ze dat wel, namelijk waar het betrof de aan de zorg bestede uren. Met verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad (HR 10 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:544) ontbreekt volgens de raadsman daarmee het oogmerk/opzet. De zorg is daadwerkelijk geleverd.
Verder is aangever [getuige 2] volstrekt onbetrouwbaar en ongeloofwaardig en wordt de aangifte niet ondersteund door ander bewijsmateriaal. Dat registratie van de bezoeken van verdachte met [getuige 2] aan politiebureaus niet heeft plaatsgevonden zegt niets.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft namens [stichting] meerdere facturen, gericht aan [getuige 2] , ingediend bij [zorgverzekeraar] De eerste twee facturen hebben als factuurdatum
4 maart 2016 en zien op de perioden januari 2016 en februari 2016. Daarna volgt een factuur met factuurdatum 1 april 2016 over de periode maart 2016 en een factuur met factuurdatum
2 mei 2016 over de periode april 2016 (hierna ook genoemd: de eerste reeks facturen). Na een gesprek met [zorgverzekeraar] heeft verdachte gecorrigeerde facturen ingediend. Deze facturen hebben als factuurdatum 2 februari 2017 en zien op de periode januari 2016 tot en met december 2016. [26]
Aangever [getuige 2] heeft verklaard dat [stichting] hem zou gaan helpen met het verwerken van zijn verleden, met zijn financiën en met agressiebeheersing. [getuige 2] verklaart verder dat hij een contract had voor 24-uurs zorg maar heel weinig zorg kreeg. [getuige 2] heeft verdachte twee à drie keer in de week voor de duur van 20 minuten gezien. Maar dat ging nooit over hoe het met hem ging. Het contact tussen verdachte en [getuige 2] was geen begeleiding. Hij dacht dat hij in een beschermde woonbegeleiding situatie zou komen maar dat was absoluut niet het geval. Kort nadat hij bij [stichting] kwam, is [partner] als curator in beeld gekomen. Daarvoor had hij [curator] als curator, maar verdachte en [partner] drongen erop aan dat hij moest overstappen. Op een later moment kwam [getuige 2] er achter dat verdachte en [partner] een relatie hadden. Hij kon [partner] nooit bereiken, dus hij had bijna nooit gesprekken met haar. Alles ging via verdachte. [partner] had ook aangegeven dat hij alles via verdachte moest doen.
[getuige 2] heeft van verdachte nooit zorg ontvangen, alleen als zijn moeder erbij was deed verdachte zich voor als hulpverlener, daarna nooit meer. Hij had nooit gesprekken over huishouding, persoonlijk verzorging of zoiets. Als er al eens gesprekken waren dan ging het alleen maar over financiën. Verdachte had nooit tijd voor hem. Er was wel wat telefonisch contact, maar ook dat was heel weinig. [getuige 2] wist dat er een PGB voor hem was aangevraagd, maar zag daar nooit wat van. Hij wist niet hoeveel het was en op welke rekening het geld werd gestort.
Met betrekking tot de door verdachte oorspronkelijk ingediende facturen van januari, februari, maart en april 2016 (AAN005-23) heeft [getuige 2] verklaard dat [getuige 3] hem nooit zorg heeft verleend en dat [medewerker 3] alleen maar achter de balie zat bij [stichting] . Met [medewerker 4] heeft hij nooit gesproken.
Met betrekking tot de door verdachte gecorrigeerde facturen van januari, februari, maart en april 2016 heeft [getuige 2] verklaard dat hij geen [naam 1] kent en dat verdachte twee keer met hem naar de gemeente is gegaan, een keer om een ID aan te vragen en een keer om een uitkering aan te vragen. In de weekenden had hij bijna nooit contact met verdachte. Dat verdachte op een zaterdag 1,2 uur de kamer van [getuige 2] heeft geïnspecteerd klopt niet. Verdachte deed niets, [getuige 2] moest alles zelf doen voor zijn kamer. [getuige 2] kent geen [naam 2] . Verder is hij twee keer met verdachte meegegaan naar het politiebureau, een keer in Arnhem en een keer in Ede. Het klopt niet dat verdachte met [getuige 2] zes uur op het politiebureau in Ede is geweest. Verdachte is nooit met hem bij de politie in Utrecht geweest. Ook heeft verdachte nooit met een tante van [getuige 2] gesproken en evenmin is hij samen met [getuige 2] naar een meubelzaak geweest of naar verdachtes zieke oma in het ziekenhuis. Verder heeft verdachte nooit met [getuige 2] over een erfenis gesproken, zijn oma leeft nog, en heeft hij ook niet bij een familieruzie bemiddeld. Verdachte heeft voorts niet met een notaris overlegd.
Met betrekking tot de door verdachte ingediende facturen over mei 2016 heeft [getuige 2] verklaard dat hij geen [naam 3] kent en dat verdachte hem nooit in Apeldoorn heeft opgezocht. Hij heeft zich ook niet bemoeid met de erfenis van de oma van [getuige 2] ex-vriendin. [naam 4] en [naam 5] zegt [getuige 2] niets, evenmin als het wijkteam Burken. [getuige 2] heeft nooit met verdachte een gesprek gehad over de agressie van of ten aanzien van curator [curator] . Verder heeft [getuige 2] geen kind dus dat verdachte bij zijn kind op kraamvisite is gekomen lijkt hem stug. [getuige 2] heeft nooit een psycholoog gezien bij [stichting] en hij is nooit door verdachte voorbereid op de Blueband gevangenis. [getuige 2] heeft nooit een gesprek gehad met verdachte over een verhuizing met de kamer van [naam 6] .
Ten slotte heeft [getuige 2] over allerlei thema’s die voorkomen op de door verdachte ingediende facturen nooit met verdachte gesproken. Het gaat dan bijvoorbeeld om zorgvragen, woninginrichting, dagritme, huisregels, besteding PGB, huishoudelijk werk/taken, wietgebruik, schulden, conflicten medebewoners, gemis vader, relatie met vriendin, kledinggeld, eetpatroon, vrijwilligerswerk, zwartrijden NS, relatie curator [curator] , criminaliteit, relatie moeder, kamertraining, bezoek Leeuwarden, familie, telefoongebruik, foute vrienden, bedreigingen, vaderschap en tandarts.
Dat verdachte elke maand tussen de 40 en 70 uren contact had met [getuige 2] , ongeveer 8 tot ongeveer 15 uur per week, klopt volgens [getuige 2] niet. Zoveel tijd kon hij gewoon niet aan hem besteed hebben. Als [getuige 2] in het weekend verdachte nodig had, belde hij hem op. Verdachte zou dan kijken wat hij kon doen, maar daar kwam nooit wat van terecht. [getuige 2] had 24-uurs zorg en daarom moest er altijd iemand bereikbaar zijn, maar dat was niet zo. [27]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat verdachte in aangeleverde correctiefacturen voor het jaar 2016 per datum en dag de gebezigde activiteiten van de verleende zorg aan [getuige 2] inzichtelijk zou maken en dat uit de aangeleverde stukken bleek dat verdachte met of voor [getuige 2] frequent bij de politie was geweest. Na onderzoek in de politiesystemen naar verdachte in relatie tot [getuige 2] is gebleken dat in 9 van de 11 in de facturen opgevoerde politiecontacten met de politie te Ede en Arnhem geen registratie is aangetroffen in enig politiesysteem. In één registratie werd [getuige 2] aangehouden en trad verdachte op als diens begeleider en in één registratie deed verdachte aangifte en werd de naam van [getuige 2] wel ingevoerd, maar waren er geen feitelijke politiecontacten met hem. [28]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij van april tot 15 augustus 2016 vrijwilligster bij [stichting] is geweest. Zij verleende geen professionele zorg. [getuige 3] heeft [getuige 2] een paar keer ontmoet, maar heeft geen hulp of zorg verleend. Zij heeft gewoon een gesprek met hem gehad als hij op kantoor kwam, verder niet. Het behandelplan voor [getuige 2] is door verdachte opgemaakt, ondertekend door [curator] en ingediend bij [zorgverzekeraar] . De zorg die in dat stuk staat omschreven is de zorg die [getuige 2] zou moeten krijgen. In de periode dat [getuige 3] bij [stichting] heeft gewerkt, heeft [getuige 2] die zorg in ieder geval niet gekregen. [getuige 3] heeft verder verklaard dat verdachte haar in januari, februari en maart 2016 nog helemaal niet kende en dat zij in die maanden niet voor [stichting] heeft gewerkt en ook niemand zorg, hulp of ondersteuning heeft verleend. De facturen over die periode zijn door verdachte zelf gemaakt op zijn laptop en komen niet uit het Smart FMS. Volgens [getuige 3] heeft [getuige 2] niet de zorg gekregen waar hij recht op had. Verdachte stond wel klaar met een luisterend oor of als taxi, maar echte zorg heeft [getuige 2] niet gehad, terwijl hij professionele hulp nodig had van hulpverleners die kennis hebben van zijn problematiek.
Op de door verdachte aangepaste facturen staat dat verdachte zelf gemiddeld ongeveer 70 uren per maand persoonlijke begeleiding gaf aan [getuige 2] . [getuige 3] heeft in dit verband verklaard dat [getuige 2] niet zoveel zorg heeft gehad en dat dat niet realistisch is, aangezien verdachte nog veel andere cliënten had, veel administratie moest inleveren, intakegesprekken voerde en overleg had met cliënten en vrijwilligers. Zoveel uren kon verdachte dus niet aan [getuige 2] besteden, daar ontbrak gewoon de tijd voor. [29]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij geen psycholoog is. Zij was van september tot en met november 2016 bij [stichting] werkzaam als maatschappelijk werkster. De zorg die [getuige 2] kreeg van [stichting] was geen professionele zorg. Het was een relatie waarin verdachte en [partner] een soort ouderrol in probeerden te nemen. Het kan volgens [getuige 4] goed kloppen dat [getuige 2] recht had op 24 uur per dag begeleid wonen en zorg, maar dat kreeg hij niet. Het kennismakingsgesprek van verdachte en [getuige 4] met [getuige 2] heeft wel plaatsgevonden, maar dat duurde geen 1,7 uur. Zij heeft niet 1,7 uur met [getuige 2] in gesprek gezeten. Dat op de factuur staat dat [getuige 4] psycholoog is, klopt ook niet. Zij kan nooit de rol van psycholoog vervullen. [30]
Op een declaratiefactuur van [stichting] ten behoeve van het PGB van [getuige 2] staat dat [getuige 5] op 12 mei 2016 1,8 uur op bezoek is geweest.
Getuige [getuige 5] heeft hierover verklaard dat de datum goed zou kunnen kloppen, maar de tijd zeker niet. Zij heeft absoluut nog geen kwartier met verdachte gesproken. Zij heeft ook nooit een cliënt van verdachte begeleid of therapie gegeven. Omdat [getuige 5] een slecht gevoel had bij verdachte heeft zij het gesprek direct afgekapt en is er helemaal niets afgesproken. [31]
Getuige [getuige 6] woonde in hetzelfde huis als [getuige 2] aan de [adres 2] . Hij heeft verklaard dat [getuige 2] hem vertelde dat hij in de hoogste categorie van het PGB zat en dat verdachte € 5.000,00 beurde per maand voor 28 uren zorg per week. [getuige 2] vertelde [getuige 6] verder dat hij eigenlijk helemaal geen zorg kreeg van verdachte. Wel zou verdachte papierwerk voor [getuige 2] hebben gedaan. [getuige 6] heeft ook nooit gezien dat er iemand bij [getuige 2] thuis kwam om hem daadwerkelijk zorg te verlenen. Verdachte kwam gemiddeld eenmaal per drie weken bij hen in huis. Hij pakte dan de post en ging weer weg. [32]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op de eerste facturen andere namen heeft gezet, te weten die van [medewerker 3] , [getuige 3] en [medewerker 4] , terwijl zij die uren niet hebben gemaakt. De originele facturen zijn dus niet conform de waarheid, maar de gecorrigeerde facturen wel, zo stelt verdachte [33]
De rechtbank wijst in dit verband op de factuur over de periode januari 2016. In de oorspronkelijk door verdachte opgestelde en ingediende factuur, van 4 maart 2016, is onder meer het volgende opgenomen [34] :
Project: Consulent: Onderwerp: Maand:
woonbegeleiding [getuige 3] praktische hulpverlening 8,4
woonbegeleiding [getuige 3] materiele hulpverlening 8,4
woonbegeleiding [getuige 3] activerende begeleiding naar dagbesteding 8,4
verzorging [medewerker 3] persoonlijke verzorging 8,4
verzorging [medewerker 3] opvoedingondersteuning 8,4
maatschappelijk werk [medewerker 4] coaching bij regie naar eigen leven 4,5
maatschappelijk werk [medewerker 4] verwerkingsgerichte begeleiding 3
maatschappelijk werk [medewerker 4] verwerkingsgerichte begeleiding 3
52,5 uren
In de door verdachte gecorrigeerde factuur, van 2 februari 2017, is over de periode januari 2016 onder meer het volgende opgenomen [35] :
Project: Consulent: Onderwerp: Uren:
1. RR persoonlijke begeleiding 47,1
2 RR persoonlijke verzorging 0,0
47,1 uren
Ook op de andere gecorrigeerde facturen is de naam van de consulent gewijzigd alsook het soort verleende zorg en het aantal uren.
Uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank in de eerste plaats dat de door verdachte ingediende eerste reeks facturen onjuist was, namelijk voor zover het betreft de namen van de medewerkers die de zorg zouden hebben verleend. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte ingediende eerste reeks facturen ook onjuist was voor zover het betreft het soort zorg dat zou zijn verleend. Die zorg is in de gecorrigeerde facturen namelijk anders gelabeld dan in de eerste reeks facturen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen voorts dat alle facturen onjuist waren voor zover het betreft het aantal uren zorg dat zou zijn verleend. Verdachte heeft meer uren zorg gefactureerd dan in werkelijkheid aan zorg is verleend.
Het is telkens verdachte geweest die alle facturen heeft opgesteld en ingediend en hij wist dus dat die facturen onjuist en daarmee vals waren. Reeds om die reden gaat de vergelijking niet op met het door de raadsman genoemde arrest van de Hoge Raad van 10 april 2018. In die zaak maakte de verdachte gebruik van kennelijk door een ander valselijk opgemaakte geschriften, in de onderhavige zaak heeft verdachte de geschriften (facturen) zelf onjuist opgesteld en dus valselijk opgemaakt.
De verklaring van verdachte, dat het bij de eerste reeks facturen ging om een vergissing, acht de rechtbank ongeloofwaardig, gelet op de inhoud van de hiervoor aangehaalde getuigenverklaringen en het feit dat niet alleen de namen van de medewerkers die de zorg zouden hebben verleend onjuist door verdachte waren vermeld, maar ook het aantal uren zorg en het soort zorg dat zou zijn verleend.
De rechtbank verwerpt verder het verweer dat [getuige 2] moet worden aangemerkt als een onbetrouwbare en ongeloofwaardige getuige. Hij heeft bij de politie en rechter-commissaris gedetailleerd en consistent verklaard over de niet verleende zorg. Bovendien heeft hij een en ander in een vraaggesprek met [zorgverzekeraar] heel specifiek geïllustreerd. [36] De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aan zijn verklaringen te twijfelen. Zijn verklaring vindt steun in de verklaringen van de andere getuigen. De rechtbank wijst er op dat geen enkele getuige heeft gezien dat [getuige 2] overdag persoonlijke verzorging kreeg, terwijl dergelijke verzorging juist overdag en niet ’s avonds pleegt te worden verleend.
Daarbij is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen van het opzettelijk gebruikmaken van valselijk opgemaakte facturen. Verdachte heeft samen met [partner] gebruik gemaakt van die facturen. Verdachte was degene die de facturen valselijk opmaakte, terwijl [partner] vanaf 15 augustus 2016 curator was van [getuige 2] en daarmee vanaf die tijd ook verantwoordelijk was voor het PGB van [getuige 2] . [37] Zij moest in haar hoedanigheid van curator van [getuige 2] tekenen voor de verleende zorg die [getuige 2] had ontvangen van verdachte. [partner] heeft samen met verdachte op 17 januari 2017 een gesprek gehad met [zorgverzekeraar] , waarin zij aangaven dat de gefactureerde zorg wel degelijk was verleend. Verdachte zou zelf de meeste zorg aan [getuige 2] hebben verleend. [38] Ten slotte is [partner] de partner van verdachte. De kantonrechter heeft deze relatie in de beschikking van 15 maart 2017, waarbij [partner] met ingang van 1 april 2017 werd ontslagen als curator, bestempeld als belangenverstrengeling: “
Het is in het belang van de curandus dat de curator voldoende afstand heeft tot de zorgverlener. Die afstand ontbreekt als curator en zorgverlener een intieme band hebben, zoals in dit geval.” [39]
Gelet hierop moet [partner] naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst genomen redelijkerwijs hebben vermoed dat de door verdachte valselijk opgemaakte facturen waren bedoeld om [zorgverzekeraar] te misleiden. Daarmee is sprake geweest van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
De slotsom is dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte een groot aantal facturen valselijk heeft opgemaakt en dat hij van die valselijk opgemaakte facturen in nauwe en bewuste samenwerking met [partner] opzettelijk gebruik heeft gemaakt. Voor wat betreft de bewezenverklaarde periode gaat de rechtbank uit van de factuurdata van de door verdachte ingediende facturen. De eerste factuur was van 4 maart 2016, de laatste factuur van 2 februari 2017.
Feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
Wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 4. Van verduistering van gelden is geen sprake geweest. Ook hier geldt dat de op zichzelf deels onjuiste facturen materieel wel correct waren, namelijk waar het betreft de aan de zorg bestede uren. Die werkzaamheden zijn door verdachte zelf verricht. Van wederrechtelijke toe-eigening is dan ook geen sprake.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [medewerker 1] heeft namens [zorgverzekeraar] verklaard dat de ingangsdatum van het PGB voor budgethouder [getuige 2] 12 januari 2016 was. Omstreeks oktober 2016 kreeg [zorgverzekeraar] de melding dat er fraude gepleegd zou worden met de PGB-gelden van [getuige 2] door [stichting] . [zorgverzekeraar] is toen een onderzoek gestart. In een gesprek met [getuige 2] op 7 december 2016 gaf deze aan dat hij geen persoonlijke begeleiding heeft gekregen en dat hij zich niet herkende in de ingediende facturen door [stichting] . Op 19 juni 2017 heeft [zorgverzekeraar] een nieuw (telefonisch) gesprek gehad met [getuige 2] naar aanleiding van de door verdachte ingediende gecorrigeerde facturen over 2016. [getuige 2] gaf toen aan dat er niets klopte van deze facturen en dat hij de zorg zoals staat vermeld op die facturen niet heeft ontvangen. Behoudens de door [getuige 2] bevestigde uren contact met verdachte merkt [zorgverzekeraar] de rest van de facturen als onrechtmatig aan. Volgens een berekening van [zorgverzekeraar] is er aldus ongeveer € 28.000,00 onrechtmatig uitgekeerd. [40]
Op de reserveringsrekening van [stichting] ( [ibannummer 1] ) is vanaf bankrekeningnummer [ibannummer 4] , op naam van Sociale Verzekeringsbank, onder de omschrijving “PGB [getuige 2] ”, tijdens de periode van 20 mei 2016 tot en met 28 november 2016 in totaal een bedrag van € 30.625,00 ontvangen. Samengevat bleek dat alle ontvangen PGB-gelden ten behoeve van [getuige 2] zijn overgemaakt/besteed aan de privérekening van verdachte, salarisbetalingen aan [medewerker 3] , terugboeken van gelden naar cliënten en diverse kleinere uitgaven. Op geen enkele wijze is gebleken dat de voor [getuige 2] ontvangen PGB-gelden daadwerkelijk zijn gebruikt voor het betalen van kosten van zorg aan hem. Analyse van de besteding die volgt na de ontvangst van de Sociale Verzekeringsbank toont aan dat geen enkel bedrag is besteed ten gunste van, dan wel is overgemaakt naar de bankrekening van [getuige 2] . [41]
De verdediging heeft ten deze gesteld dat verdachte wel gerechtigd was tot de ontvangst van PGB-gelden ten behoeve van [getuige 2] . Aangezien verdachte zelf de belangrijkste begeleider van [getuige 2] was, heeft hij het geld ook voor een groot deel naar zijn (verdachtes) eigen rekening overgeboekt. [42]
Dit verweer miskent evenwel dat uit feit 3, zoals hiervoor besproken, volgt dat verdachte niet gerechtigd was tot een groot gedeelte van de PGB-gelden van [getuige 2] omdat hij ter zake daarvan valselijk facturen heeft opgemaakt, onder meer ten aanzien van het aantal uren geleverde zorg.
Uit de voorgaande bewijsmiddelen volgt dat het PGB van [getuige 2] binnenkwam op de reserveringsrekening met rekeningnummer [ibannummer 1] van [stichting] . Ook volgt daaruit dat een groot deel van de PGB-gelden niet is gebruikt voor het verlenen van zorg aan [getuige 2] , maar dat die gelden door verdachte zijn overgemaakt naar/besteed aan de privérekening van verdachte, salarisbetalingen aan [medewerker 3] , terugboekingen van gelden naar cliënten en diverse kleinere uitgaven. Zoals hiervoor opgenomen onder de feiten bleek de reserveringsrekening bij het opheffen daarvan leeg te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, als budgetbeheerder van [getuige 2] , daarmee een (groot) deel van de PGB-gelden van [getuige 2] gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor zij bestemd waren.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte door het overboeken van de PGB-gelden van de reserveringsrekening naar (onder andere) zijn privérekening als heer en meester over die gelden is gaan beschikken en zich die bedragen opzettelijk wederrechtelijk heeft toegeëigend. Verdachte heeft de PGB-gelden (deels) voor andere doeleinden, te weten privé-uitgaven, aangewend, waardoor de teruggave/het terugboeken van die gelden door verdachte aanmerkelijk is bemoeilijkt en voor een deel zelfs onmogelijk is gemaakt.
De slotsom is dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte PGB-gelden op naam van [getuige 2] heeft verduisterd die hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking onder zich had.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte de PGB-gelden samen met een of meer anderen heeft verduisterd. Verdachte zal van het medeplegen daarom worden vrijgesproken.
In het dossier wordt melding gemaakt van het feit dat in de periode februari tot en met november 2016 een bedrag van € 30.625,00 aan PGB is ontvangen. Uit datzelfde dossier blijkt echter dat het PGB op 25 april 2016 is aangevraagd [43] , alsmede dat op 4 mei 2016 door het zorgkantoor een beschikking is afgegeven en een budget van € 35.645,55 is toegekend. [44] Op 20 mei 2016 zijn vervolgens de eerste drie overboekingen gedaan (over de maanden februari, maart en april 2016). [45] Gelet hierop acht de rechtbank, anders dan is ten laste gelegd, bewezen dat verdachte de PGB-gelden heeft verduisterd in de periode van 20 mei 2016 tot en met 31 maart 2017.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij (handelend onder de naam [stichting] en/of [B.V. 1] en/of [B.V. 2] .
en/of [B.V. 3] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,op één of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van
1 augustus 20141 januari 2015tot en met 31 maart 2018 te Arnhem en/of Utrecht en/of Groenlo en/of Enschede, althans in ieder geval in Nederland,
-
(telkens
)opzettelijk
(een hoeveelheid
)geld
(te weten ongeveer 708,68 euro),
in elk geval enig geldbedrag/goed,
datdiegeheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen
/of
-
(telkens
)opzettelijk
(een hoeveelheid
)geld
(te weten ongeveer 7.507,15 euro), in elk geval enig geldbedrag/goed, datdiegeheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen
/of
-
(telkens
)opzettelijk
(een hoeveelheid
)geld
(te weten ongeveer 601,92 euro), in elk geval enig geldbedrag/goed, datdiegeheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen
/of
-
(telkens
)opzettelijk
(een hoeveelheid
)geld
(te weten ongeveer 13.447,52 euro), in elk geval enig geldbedrag/goed, datdiegeheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 4] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen
/of
-
(telkens
)opzettelijk
(een hoeveelheid
)geld
(te weten ongeveer 940 euro), in elk geval enig geldbedrag/goed, datdiegeheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 5] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachteen
/of
-
(telkens
)opzettelijk
(een hoeveelheid
)geld
(te weten ongeveer 4.279,50 euro), in elk geval enig geldbedrag/goed, datdiegeheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde 6] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en welk
(e
)geldbedrag
(en
)/goed(eren)verdachte (handelend onder de naam [stichting] en/of [B.V. 1] en/of [B.V. 2] .
en/of [B.V. 3])
(telkens
)uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als inkomensbeheerder en/of budgetbeheerder en/of schuldhulpverlener
en/of bewindvoerder, in elk geval anders dan door misdrijfonder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 4 maart 2016 tot en met 2 februari 2017 te Arnhem, althans in Nederland, meermalen
, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een groot aantal facturen, waaronder
-
één ofmeerdere facturen gericht aan [getuige 2] over de periode van januari 2016 tot en met december 2016 en/
of
-
één ofmeerdere gecorrigeerde facturen gericht aan [getuige 2] over de periode van januari 2016 tot en met december 2016
en/of
-
één of meerdere facturen gericht aan [getuige 2] over januari 2017 en februari 2017
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij
en/of zijn mededader(s)telkens valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - in die facturen aangegeven dat door [stichting] een dienst (levering van zorg en/of hulp in het kader van Persoonsgebonden Budget) was verricht voor [zorgverzekeraar] en/of de Sociale Verzekeringsbank en
/of(daarbij) op genoemde facturen uren en/of (een) geldbedrag(en) vermeld, terwijl in werkelijkheid
die uren zorg aan
genoemde [getuige 2] niet was geleverd en/ofminder uren zorg aan [getuige 2]
was geleverd en
/ofgenoemde zorgverleners geen zorg aan [getuige 2] hadden
geleverd, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken,
en
/of
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 4 maart 2016 tot en met 2 februari 2017 te Arnhem, althans in Nederland, meermalen,
althans eenmaal,tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen meermalen(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt,
althans gebruik heeft doen of laten makenvan
het/de hierna te noemen geschrift
(en
)als ware die
/datgeschrift
(en
) (telkens
)echt en onvervalst
en/of (telkens) opzettelijk het/de hierna te noemen geschrift(en) heeft/hebben afgeleverd, althans doen of laten afleveren en/of voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalstte weten een groot aantal facturen, waaronder
-
één ofmeerdere facturen gericht aan [getuige 2] over de periode van januari 2016 tot en met december 2016 en
/of
-
één ofmeerdere gecorrigeerde facturen gericht aan [getuige 2] over de periode van januari 2016 tot en met december 2016 en
/of
- één of meerdere facturen gericht aan [getuige 2] over januari 2017 en februari 2017
bestaande dat opzettelijk gebruik maken
, althans gebruik doen of laten maken en/of dat opzettelijk voorhanden hebben en/of dat opzettelijk afleveren, althans doen of laten afleveren,hieruit dat hij en
/ofzijn mededader
(s) (telkens
)opzettelijk voornoemd
(e
)geschrift
(en
) heeft/hebben overhandigd en/of opgestuurd en/of ingezonden,
althans doen overhandigen en/of doen opsturen en/of doen inzendenaan [zorgverzekeraar] en/of de Sociale
Verzekeringsbank, althans aan een derde, teneinde de aan de bovengenoemde
PGB-houder [getuige 2]
toekomende PGB-uitkeringen te ontvangen en/of de reeds
aan die [getuige 2]toegekende PGB-uitkeringen te verantwoorden;
4.
hij (handelend onder de naam [stichting] ) op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van
12 januari 201620 mei 2016tot en met 31 maart 2017 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk een Persoonsgebonden Budget op naam van [getuige 2] (ter waarde van ongeveer 28.000 euro),
in elk geval enig geld/goed,dat geheel of ten dele toebehoorde aan [getuige 2]
en/of,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders, en welk geld
/goedverdachte
en/of zijn mededaders,uit hoofde van zijn
en/of medeverdachtespersoonlijke dienstbetrekking, te weten inkomensbeheerder en/of budgetbeheerder en/of schuldhulpverlener
en/of bewindvoerderen/of zorgverlener,
in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich
hadheeft/hadden, wederrechtelijk zich heeft
/hebbentoegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
feit 3:
De eendaadse samenloop van:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
feit 4:
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren. Ten slotte heeft de officier van justitie gevraagd een beroepsverbod ex artikel 28 Sr op te leggen voor de duur van twee jaar, inhoudende dat verdachte geen werkzaamheden mag verrichten als inkomensbeheerder, budgetbeheerder, schuldhulpverlener, bewindvoerder en/of zorgverlener.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om in het geval van een bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, althans een taakstraf van beperkte duur.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft als inkomensbeheerder/budgetbeheerder meerdere geldbedragen verduisterd van zijn cliënten, kwetsbare mensen die dakloos waren en/of schulden hadden en nergens anders meer terecht konden dan bij de onderneming van verdachte, [stichting] . Ook heeft hij geld verduisterd van een cliënt waarvan hij het persoonsgebonden budget (PGB) beheerde. Verdachte boekte al deze bedragen vanaf de verschillende cliëntrekeningen over naar de reserveringsrekening van [stichting] , waarna hij een deel van die gelden weer door boekte naar zijn privérekening. Hij heeft de gelden vervolgens niet besteed aan het aflossen van schulden van zijn cliënten, dan wel aan het verlenen van zorg, maar aan persoonlijke uitgaven, waaronder restaurant- en casinobezoekjes en/of het dichten van andere financiële gaten bij aan hem gelieerde rechtspersonen. Bij het opheffen van de reserveringsrekening bleek deze leeg te zijn en konden de gelden niet meer worden terugbetaald aan de cliënten.
Daarnaast heeft verdachte een groot aantal facturen met betrekking tot het PGB van een cliënt valselijk opgemaakt en heeft hij samen met zijn partner, die gedurende een bepaalde periode curator was van diezelfde cliënt, opzettelijk gebruik gemaakt van die valselijk opgemaakte facturen.
Verdachte heeft door zijn handelwijze kwetsbare cliënten in grotere financiële problemen gebracht. De slachtoffers hebben zich immers tot verdachte gewend, omdat zij niet zelf in staat waren hun geld te beheren. De slachtoffers waren voor het beheer van hun geld afhankelijk van verdachte en zij moesten volledig op verdachte als beheerder kunnen vertrouwen. Verdachte heeft dit vertrouwen op grove wijze geschaad. Daarnaast heeft verdachte het vertrouwen beschaamd van bedrijven en instanties die ervan moeten kunnen uitgaan dat inkomensbeheerbureaus als dat van verdachte correct handelen. Ook het Nederlandse PGB-systeem wordt door dergelijk misbruik ernstig ondermijnd. Verdachte heeft hiervoor geen oog gehad en de rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 8 september 2023. Daaruit blijkt dat verdachte op 26 juli 2013 door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, wegens verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft. Hoewel het hier gaat om een oud feit constateert de rechtbank dat de opgelegde proeftijd nog niet geheel was verstreken toen verdachte (een deel van) de thans bewezenverklaarde feiten pleegde. Daar staat tegenover dat verdachte sinds deze veroordeling en de aanhouding in de onderhavige strafzaak eind 2018 niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is geweest.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 23 oktober 2018. Omdat het hier gaat om een oud advies zal de rechtbank hier verder geen acht op slaan.
De rechtbank constateert verder dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het uitgangspunt is dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Als aanvang van de redelijke termijn geldt in deze zaak de dag waarop verdachte voor de eerste maal als verdachte door de politie is verhoord, te weten 10 oktober 2016. Verdachte kon op basis van deze omstandigheid in redelijkheid verwachten dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. Dit betekent dat sprake is van schending van de redelijke termijn van vijf jaar. Daarbij geldt wel dat in die periode op verzoek van de verdediging eind 2020/begin 2021 een groot aantal getuigen is gehoord bij de rechter-commissaris en dat het hier geen eenvoudige zaak betreft, hetgeen ook voor enige vertraging heeft gezorgd. De rechtbank zal met de forse termijnoverschrijding in strafmatigende zin rekening houden in haar strafmaat.
Gelet op de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder met name het feit dat verdachte inmiddels ruim zeven jaar met deze strafzaak wordt geconfronteerd,
het strafblad van verdachte en de kanttekeningen die de rechtbank daarbij heeft geplaatst, de forse overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat verdachte van feit 2 wordt vrijgesproken, acht de rechtbank in de eerste plaats een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Voorts acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste taakstraf op zichzelf eveneens passend en geboden, maar zal zij die vanwege de overschrijding van de redelijke termijn halveren.
Ten slotte zal de rechtbank het door de officier van justitie gevorderde beroepsverbod voor een periode van twee jaar aan verdachte opleggen, met dien verstande dat het verdachte zal worden verboden een beroep uit te oefenen waarbij sprake is van een afhankelijkheidspositie van cliënten ten opzichte van verdachte met betrekking tot financiën, zoals het bieden van financiële diensten, het geven van financieel advies en het bieden van budget- en/of inkomensbeheer en/of schuldhulpverlening, alsmede het verlenen van zorg ten behoeve van een PGB-budgethouder.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [benadeelde 4] vordert € 7.615,57 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[zorgverzekeraar]
De benadeelde partij [zorgverzekeraar] heeft in verband met de feiten 2 en 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [zorgverzekeraar] vordert € 28.026,80 aan materiële schade.
[benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. [benadeelde 3] vordert € 3.544.52 aan materiële schade en
€ 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op de volgende standpunten gesteld:
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van [zorgverzekeraar] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente. Voor oplegging van de schadevergoedingsmaatregel bestaat geen aanleiding.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen moeten worden verklaard, gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Voorts is er sprake van verjaring; de vorderingen dateren van meer dan vijf jaar geleden en niet is gebleken dat de verjaring is gestuit.
Subsidiair heeft de raadsman per benadeelde partij zich op de volgende standpunten gesteld:
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] moet worden afgewezen omdat civielrechtelijk sprake is van een schuld van [stichting] en niet van een vordering op verdachte persoonlijk.
De vordering van de benadeelde partij [zorgverzekeraar] moet worden afgewezen, in de eerste plaats omdat onduidelijk is of de betreffende personen die in de volmacht staan vermeld bevoegd zijn om een derde ( [medewerker 1] ) te machtigen. Voorts is de volmacht uit 2014 en blijkt niet, althans ongenoegzaam, dat deze volmacht voor feiten van na de datum van de volmacht nog steeds geldigheid heeft. Ten slotte is geen sprake van benadeling tot het hele gevorderde bedrag, nu er sprake is geweest van zorg/begeleiding van [getuige 2] .
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] moet worden afgewezen, omdat het gevorderde bedrag van € 1.000,00 (een extra bedrag dat [benadeelde 3] contant aan verdachte zou hebben afgegeven) niet, althans onvoldoende is komen vast te staan en de overige bedragen niet in een rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde feit. Voorts is de immateriële schade onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Overweging van de rechtbank
Verjaring
Indien de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt een strafbaar feit oplevert waarop de Nederlandse strafwet toepasselijk is, verjaart ingevolge artikel 3:310, vierde lid, van het BW de rechtsvordering tot vergoeding van schade tegen de persoon die het strafbare feit heeft begaan niet zolang het recht tot strafvervolging niet door verjaring of door de dood van de aansprakelijke persoon is vervallen. Een dergelijk verval van het recht tot strafvervolging doet zich hier niet voor. De rechtbank verwerpt het beroep op verjaring.
[benadeelde 4]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De gevorderde materiële schade is niet inhoudelijk betwist, is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. De rechtbank zal de in verband met deze schade gevorderde schadevergoeding dan ook toewijzen.
Het feit dat verdachte via [stichting] eerder een (civielrechtelijke) schikking heeft getroffen met de benadeelde partij doet aan het voorgaande niet af. In deze strafzaak gaat het er enkel om of de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van een strafbaar handelen van verdachte.
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen vanaf wanneer de schade exact is ontstaan. De rechtbank wijst de gevorderde wettelijke rente daarover daarom toe vanaf de laatste datum van de ten laste gelegde periode, te weten 31 maart 2018, tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[zorgverzekeraar]
Met inachtneming van het verweer van de raadsman kan de rechtbank niet vaststellen dat degene die de vordering namens [zorgverzekeraar] heeft ingediend, te weten de heer [medewerker 1] , gemachtigd was om dit namens [zorgverzekeraar] te doen. Dat blijkt in ieder geval niet onmiskenbaar uit de overgelegde machtiging. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan de vordering indien gewenst nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
[benadeelde 3]
Naar het oordeel van de rechtbank staat voldoende vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het totale nadeel volgens het proces-verbaal van bevindingen, te weten € 601,92 (p. 984-990 van het dossier) en de contante storting van € 1.000,00 die niet door verdachte is doorgestort naar de reserveringsrekening staan in direct verband met het onder 1 bewezenverklaarde feit, zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. De in verband met deze posten gevorderde schadevergoeding zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de overige posten, zijnde door [waterbedrijf] in rekening gebrachte incassokosten à € 52,50, de schade wegens extra kosten vanwege een door [woningcorporatie] gevoerde procedure in verband met een opgelopen huurachterstand à € 720,10 en een door de gemeente Arnhem opgelegde boete vanwege een onterecht ontvangen uitkering à € 1.170,00, ziet de rechtbank onvoldoende causaal verband met het onder 1 bewezenverklaarde feit. Deze schade zou wellicht kunnen worden gekwalificeerd als voortkomend uit door verdachte gepleegd wanbeheer, maar is niet het directe gevolg van de bewezenverklaarde verduistering in dienstbetrekking. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook afwijzen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Op basis van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het BW kan een benadeelde aanspraak maken op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van niet-vermogensschade, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn of haar persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij in dit geval slachtoffer is geweest van een vermogensdelict, namelijk verduistering in dienstbetrekking. Van lichamelijk letsel of een schending in zijn eer of goede naam is dan ook geen sprake.
De vraag is vervolgens of de benadeelde partij ‘op andere wijze in zijn persoon is aangetast’. Daarvan is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van dergelijke schade kan worden vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is dat hier niet het geval. De benadeelde partij heeft het gestelde geestelijk letsel niet onderbouwd.
Op grond van vaste jurisprudentie kunnen in sommige gevallen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen zonder zo’n nadere concrete onderbouwing. Hoewel alleszins voorstelbaar is dat de benadeelde partij nadelige gevolgen heeft ervaren, is van een zodanige situatie naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij tot immateriële schade daarom afwijzen.
De slotsom is dat de vordering van de benadeelde partij tot een hoogte van € 1.601,92 aan materiële schade kan worden toegewezen.
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan kan worden vastgesteld vanaf wanneer de totale toewijsbare schade exact is ontstaan. De rechtbank wijst de gevorderde wettelijke rente daarover daarom toe vanaf de laatste datum van de ten laste gelegde periode, te weten 31 maart 2018, tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28, 47, 55, 57, 225, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van honderdzestig (160) dagen;
• bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten honderd (100) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarde:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstraf van honderdtwintig (120) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 bepaalt dat verdachte voor de duur van
twee (2) jarenwordt ontzet uit het recht tot de uitoefening van een beroep bestaande uit:
1. het bieden van financiële diensten, het geven van financieel advies en het bieden van budget- en/of inkomensbeheer en/of schuldhulpverlening;
2. het verlenen van zorg ten behoeve van een PGB-budgethouder;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 4] van
€ 7.615,57aan materiële schade, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 31 maart 2018tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [benadeelde 4] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die hij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 4] , een bedrag te betalen van € 7.615,57,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2018 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 73 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 4] in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij [zorgverzekeraar] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van
€ 1.601,92aan materiële schade, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 31 maart 2018tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [benadeelde 3] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die hij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot materiële schade en smartengeld voor het overige af;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 3] , een bedrag te betalen van € 1.601,92 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2018 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 26 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. A. Bonder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2023.
Mr. Leemreize is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ON4R017024, gesloten op 18 maart 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 2 maart 2017, p. 746.
3.Uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 7 november 2017, p. 754.
4.Uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 7 november 2017, p. 752.
5.Uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 14 december 2017, p. 759.
6.Overeenkomst tot inkomensbeheer van, in dit geval, [benadeelde 1] van 5 september 2015, p. 5-7.
7.Volmacht van, in dit geval, [benadeelde 1] van 5 september 2015, p. 8.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1052-1054.
9.Financiële rapportage van 14 februari 2019 met bijlagen, p. 930.
10.Proces-verbaal van 5 september 2018, behorende bij de onder voetnoot 9 genoemde financiële rapportage, p. 953.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1046-1047.
12.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 2-4.
13.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 2] , p. 29-30.
14.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 3] , p. 62-64.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 4] , p. 548-549.
16.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 4] , p. 353.
17.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 5] , p. 312-314.
18.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 6] , p. 341-347.
19.Overeenkomst tot inkomensbeheer betreffende [benadeelde 1] , p. 5-7, betreffende [benadeelde 3] , p. 67-69 en betreffende [benadeelde 5] , p. 316-318.
20.Volmacht betreffende [benadeelde 1] , p. 8, betreffende [benadeelde 3] , p. 70-71 en betreffende [benadeelde 5] , p. 324.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 681-682.
22.Financiële rapportage van 14 februari 2019 met bijlagen 1 en 2, p. 921-954.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1034.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1059-1062.
25.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 oktober 2023.
26.Door verdachte namens [stichting] ingediende facturen, p. 199-226.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 557-566.
28.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 894-896.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 512 en 516-518.
30.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 687-690.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 707.
32.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 627.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1091.
34.Factuur 160221 van 4 maart 2016, p. 199.
35.Factuur 160237 van 2 februari 2017, p. 203.
36.Verklaring Brandon [getuige 2] van 19 juni 2017, opgesteld door [medewerker 2] van [zorgverzekeraar] , p. 240-242.
37.Proces-verbaal van verhoor verdachte [partner] , p. 1109 en 1111.
38.Proces-verbaal van aangifte van [medewerker 1] , coördinator fraude beheersing van [zorgverzekeraar] , p. 138.
39.Beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, d.d. 15 maart 2017,
40.Proces-verbaal van aangifte [medewerker 1] , coördinator fraude beheersing van [zorgverzekeraar] , p. 138-139.
41.Proces-verbaal van bevindingen geldstroomoverzicht cliënt [getuige 2] en bankrekening
42.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1090-1091.
43.Aanvraagformulier Persoonsgebonden budget, p. 161-162.
44.Bijlage behorende bij proces-verbaal van aangifte van [medewerker 1] , coördinator fraude beheersing van
45.Proces-verbaal van bevindingen geldstroomoverzicht cliënt [getuige 2] en bankrekening