De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"Naar aanleiding van een aanvraag om een hypothecaire lening is op 18 juli 2011 door de Direktbank Vastgoed Hypotheken, gevestigd te Utrecht, een offerte uitgebracht aan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] voor een eerste hypothecaire inschrijving op het kantoorpand gelegen aan de [a-straat 1] te Apeldoorn. Volgens de offerte dienden - voor zover in dit verband van belang - werkgeversverklaringen te worden overgelegd van verdachte en van [medeverdachte] . De offerte is door verdachte en [medeverdachte] voor akkoord ondertekend.
Ten behoeve van verdachte en [medeverdachte] zijn op 19 juli 2011 werkgeversverklaringen opgesteld die namens de werkgever in Apeldoorn zijn ondertekend door [betrokkene 3] . Volgens de werkgeversverklaringen is BV [A] te Apeldoorn de werkgever van verdachte en van [medeverdachte] . Op beide formulieren is bij de vraag of de werknemer directeur/aandeelhouder is, het hokje "nee" aangekruist. Verder is op beide formulieren aangekruist dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een aanstelling in vaste dienst. Bij verdachte is als functie ingevuld dat hij werkt als adviseur, bij [medeverdachte] is ingevuld dat zij werkt als directrice algemeen.
Getuige [betrokkene 5] heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte] in zijn aanwezigheid de hypotheekofferte hebben getekend en dat de werkgeversverklaringen toen al klaar lagen.
Op 19 augustus 2011 is op naam van verdachte en [medeverdachte] een hypotheek van € 360.000,- verleend inzake het pand [a-straat 1] te Apeldoorn.
Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 14 november 2011 komt naar voren dat verdachte vanaf 15 oktober 2010 directeur en enig aandeelhouder was van BV [A] en dat [medeverdachte] vanaf 15 oktober 2010 lid was van de Raad van Commissarissen.
[betrokkene 4] heeft verklaard dat haar vader (verdachte) een eigen incasso vennootschap heeft gehad in Apeldoorn aan de [a-straat 1] met de naam [A] en dat hij van dat bureau nog steeds bestuurder is. [B] is op 1 juni 2010 opgericht omdat haar vader aangaf te willen stoppen en zijn werkzaamheden aan haar te willen overdragen.
Dit beeld komt ook naar voren in verklaringen van personeelsleden die hebben gewerkt bij BV [A] . Zo heeft getuige [betrokkene 1] verklaard dat hij werkzaam was bij BV [A] en dat deze eind 2009/begin 2010 is overgegaan naar [B] . Ze gingen verhuizen naar het [b-straat] . Vanaf dat moment was [betrokkene 4] de directeur en eindverantwoordelijk.
[betrokkene 3] heeft verklaard dat hij [betrokkene 4] sinds juli 2010 kent en dat zij toen directeur was van [B] . Hij heeft geen werkzaamheden verricht voor [B] en was daartoe ook niet gevolmachtigd."