In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 oktober 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de terugplaatsing van betrokkene in het kader van de PIJ-maatregel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot terugplaatsing van betrokkene, die in 2016 voorwaardelijk was geplaatst in een inrichting voor jeugdigen, deels toegewezen. Betrokkene heeft zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die eerder waren opgelegd, wat heeft geleid tot de vordering tot terugplaatsing. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene zich onvoldoende heeft gehouden aan de voorwaarden en dat zijn gedrag en houding niet zijn verbeterd, ondanks meerdere kansen en waarschuwingen van de reclassering.
De rechtbank heeft besloten betrokkene voor een periode van vijf maanden terug te plaatsen in een penitentiaire inrichting, met het oog op het onderzoeken van andere mogelijkheden om het recidiverisico te verlagen. De rechtbank heeft ook verzocht aan de officier van justitie om de mogelijkheid te onderzoeken om een vordering op basis van de Wet Forensische Zorg in te dienen, zodat betrokkene na zijn terugplaatsing mogelijk onder behandeling kan komen. De rechtbank heeft de verdere beslissing over de vordering aangehouden tot een nader te plannen zitting in januari 2024.
De rechtbank heeft benadrukt dat de beslissing tot terugplaatsing niet expliciet is genoemd in de opsomming van de Wet Forensische Zorg, waardoor de rechtbank niet ambtshalve een zorgmachtiging kan afgeven. De rechtbank heeft de noodzaak van langdurige begeleiding en hulpverlening voor betrokkene onderstreept, gezien het hoge recidiverisico en de problematiek rondom zijn middelengebruik.