ECLI:NL:RBGEL:2023:5783

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
C/05/416136 / HZ ZA 23-71
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering uit ongerechtvaardigde verrijking en verjaring in civiele zaak tussen aannemer en ex-partner

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft eiser, een aannemer, een vordering ingesteld tegen de gedaagde, de ex-partner van zijn overleden opdrachtgever, op grond van ongerechtvaardigde verrijking. De zaak betreft verbouwingswerkzaamheden die de aannemer in 2017/2018 heeft uitgevoerd aan een woning die toebehoorde aan de ex-partner. De aannemer vorderde een bedrag van € 38.608,90, bestaande uit onbetaalde verbouwingskosten, buitengerechtelijke incassokosten en vertragingsrente. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de dagvaarding nietig was en dat de vordering verjaard was.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de vordering van de aannemer op de overleden opdrachtgever verjaard was, waardoor er geen sprake was van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van de gedaagde. De rechtbank oordeelde dat de aannemer onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen over de stuiting van de verjaring en dat de gedaagde niet onterecht was verrijkt door de verbouwingswerkzaamheden. De rechtbank wees de vorderingen van de aannemer af en veroordeelde hem in de proceskosten van de gedaagde.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van vorderingen en het leveren van bewijs voor stuitingshandelingen in het kader van verjaring. De rechtbank concludeerde dat de aannemer geen recht had op vergoeding van de gevorderde schade, omdat de verjaring van de vordering op de opdrachtgever een rechtvaardiging vormde voor de vermogensverschuiving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/416136 / HZ ZA 23-71
vonnis van 11 oktober 2023
in de zaak van
[eis.conv./verw.reconv.], handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende en zaakdoende te [plaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. L.J. Krijgsman te Enter, gemeente Wierden,
tegen
[ged.conv./eis.reconv.],
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. A.F.J. Huigens te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eis.conv./verw.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 mei 2023;
  • de akte uitlatingen van 7 augustus 2023 met producties 4 en 5 van [ged.conv./eis.reconv.] ,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 augustus 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[ged.conv./eis.reconv.] is de ex-partner van wijlen de heer [naam ex-partner] (hierna: [naam ex-partner] ). Hun relatie is in 2014 beëindigd.
2.2.
In de periode 2017/2018 heeft [eis.conv./verw.reconv.] als aannemer in opdracht en voor rekening van de heer [naam ex-partner] (hierna: [naam ex-partner] ) verbouwingswerkzaamheden verricht aan een aantal woningen. Deze zaak gaat over één van deze woningen, namelijk de woning gelegen aan [adres+plaats] , welke destijds in eigendom toebehoorde aan [ged.conv./eis.reconv.] (hierna: [adres+plaats] ).
2.3.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft de woning op 14 februari 2020 verkocht en vervolgens in eigendom overgedragen aan een derde.
2.4.
[naam ex-partner] is op 30 juni 2021 overleden.
2.5.
[eis.conv./verw.reconv.] heeft [ged.conv./eis.reconv.] per brief van 25 maart 2022 aangesproken tot betaling van een bedrag van € 42.407,52 op grond van ongerechtvaardigde verrijking. In de brief heeft [eis.conv./verw.reconv.] uiteengezet dat [ged.conv./eis.reconv.] volgens hem gehouden is tot betaling van het hiervoor genoemde bedrag, vanwege de door hem aan [adres+plaats] uitgevoerde verbouwingswerkzaamheden die door zijn inmiddels overleden opdrachtgever [naam ex-partner] onbetaald zouden zijn gebleven.
2.6.
In reactie op voornoemd verzoek tot betaling heeft [ged.conv./eis.reconv.] per e-mailbericht van 25 maart 2022 aan [eis.conv./verw.reconv.] laten weten dat zij -kort samengevat- de gestelde vordering betwist. Ook na nadere correspondentie tussen partijen is [ged.conv./eis.reconv.] bij deze betwisting gebleven en is zij niet tot betaling aan [eis.conv./verw.reconv.] overgegaan.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eis.conv./verw.reconv.] vordert samengevat - veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling van € 38.608,90 bestaande uit € 36.960,95 aan hoofdsom, € 1.141,91 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 776,04 aan vertragingsrente te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2023 over de gevorderde hoofdsom en (na)kosten.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen stelt [eis.conv./verw.reconv.] dat [ged.conv./eis.reconv.] voor een bedrag van € 36.960,95 ten koste van hem is verrijkt. Dit bedrag staat gelijk aan de door [eis.conv./verw.reconv.] berekende verbouwingskosten die hij heeft gemaakt bestaande uit een vergoeding voor door hem bestede uren in verband met de verbouwing van [adres+plaats] en het daarvoor aangeschafte materiaal inclusief BTW. [eis.conv./verw.reconv.] stelt dat hij dit bedrag aan [naam ex-partner] heeft gefactureerd, maar dat [naam ex-partner] deze factuur tot aan zijn overlijden onbetaald heeft gelaten. Nu zijn opdrachtgever overleden is, stelt [eis.conv./verw.reconv.] geen andere keuze te hebben dan zich te wenden tot [ged.conv./eis.reconv.] en haar aan te spreken tot betaling van dit bedrag op grond van ongerechtvaardigde verrijking (ex artikel 6:212 BW). Ter onderbouwing van dit standpunt voert hij aan dat de [adres+plaats] door de door hem verrichte verbouwingen, die overigens naar de wensen van [ged.conv./eis.reconv.] zijn verricht, in korte tijd een forse waardevermeerdering heeft ondergaan waardoor [ged.conv./eis.reconv.] op haar beurt met de verkoop van deze woning zou zijn verrijkt. Hiervoor bestaat volgens [eis.conv./verw.reconv.] geen rechtvaardiging, zodat op [ged.conv./eis.reconv.] de verplichting rust tot vergoeding van de door [eis.conv./verw.reconv.] gevorderde schade.
3.3.
[ged.conv./eis.reconv.] voert verweer en concludeert (primair) tot nietigheid van de dagvaarding. Voor zover de rechtbank dit primaire verweer niet volgt, concludeert zij tot niet ontvankelijkheid van [eis.conv./verw.reconv.] in zijn vorderingen dan wel tot afwijzing daarvan en met veroordeling van [eis.conv./verw.reconv.] in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten. Volgens [ged.conv./eis.reconv.] heeft [eis.conv./verw.reconv.] zich namelijk schuldig gemaakt aan misbruik van het procesrecht (ex artikel 3:13 BW).
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.5.
[ged.conv./eis.reconv.] vordert voorts voorwaardelijk - namelijk voor zover de rechtbank in conventie enig vorderingsdeel zou toewijzen - een verklaring voor recht dat [eis.conv./verw.reconv.] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld met veroordeling van [eis.conv./verw.reconv.] tot betaling van een bedrag van € 6.000,00 aan smartengeld en een bedrag van € 3.750,00 ter vergoeding van de advocaatkosten van [ged.conv./eis.reconv.] .
3.6.
[eis.conv./verw.reconv.] concludeert tot afwijzing van de vorderingen in (voorwaardelijke) reconventie met veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Geen nietigheid
4.1.
Primair heeft [ged.conv./eis.reconv.] zich tegen de vorderingen van [eis.conv./verw.reconv.] verweerd door te stellen dat de dagvaarding op grond van artikel 111 lid 2 sub d jo artikel 120 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) nietig is. Volgens [ged.conv./eis.reconv.] bevat de dagvaarding namelijk niet de gronden van de eis terwijl dit volgens voornoemde wetsartikelen wel vereist is. [ged.conv./eis.reconv.] duidt de dagvaarding om die reden aan als een zogenoemd ‘obscuur libel’.
4.2.
Zoals de rechtbank dit tijdens de mondelinge behandeling voorshands al aan partijen heeft voorgehouden, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om de dagvaarding nietig te verklaren. Voor dit oordeel is relevant dat eiser de feitelijke grondslag van zijn vorderingen zodanig in de dagvaarding heeft weergegeven dat gedaagde in staat moet worden geacht om daarop verweer te kunnen voeren wat gedaagde blijkens haar conclusie van antwoord ook heeft gedaan. De dagvaarding wordt om die reden dan ook niet met nietigheid bedreigd. Dit brengt tevens met zich dat de rechtbank het op dezelfde stelling gestoelde beroep op rechtsverwerking zal verwerpen.
Geen ongerechtvaardigde verrijking
4.3.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 10 mei 2023 partijen gewezen op de mogelijkheid dat de griffier partijen voorafgaand aan de mondelinge behandeling nog zal informeren over de te bespreken onderwerpen ter zitting. Per e-mailbericht van 11 augustus 2023 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat tijdens de mondelinge behandeling in ieder geval aandacht zal worden besteed aan onder meer de vraag in hoeverre [eis.conv./verw.reconv.] de door hem gestelde vordering op [naam ex-partner] heeft ingediend bij de executeur of vereffenaar van diens nalatenschap. Daarbij heeft de rechtbank erop gewezen dat eventuele producties waarop partijen zich ten aanzien van de genoemde punten willen beroepen conform het procesreglement in het geding moeten worden gebracht.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eis.conv./verw.reconv.] bij monde van zijn advocaat verklaard dat hij de vordering tot betaling van de factuur weliswaar heeft ingediend bij de executeur in de nalatenschap van [naam ex-partner] , maar dat de executeur zich op het standpunt heeft gesteld dat de vordering verjaard is en dat [eis.conv./verw.reconv.] zijn vordering dan ook niet kan verhalen op de nalatenschap.
4.5.
[eis.conv./verw.reconv.] stelt daarentegen dat zijn vordering op [naam ex-partner] niet is verjaard, omdat hij de verjaringstermijn tijdig zou hebben gestuit. [eis.conv./verw.reconv.] betoogt dat hij [naam ex-partner] tijdig heeft gemaand tot betaling en [naam ex-partner] zou de vordering ook telkens hebben erkend.
4.6.
Gelet op de betwisting van [ged.conv./eis.reconv.] dat [eis.conv./verw.reconv.] daadwerkelijk stuitingshandelingen zou hebben verricht of dat [naam ex-partner] de vordering zou hebben erkend, had het op de weg gelegen van [eis.conv./verw.reconv.] om een nadere onderbouwing te geven van deze stellingen. [ged.conv./eis.reconv.] heeft in dit verband aangevoerd dat zij nooit is betrokken bij de afspraken tussen [naam ex-partner] en [eis.conv./verw.reconv.] omtrent betaling van de verbouwingswerkzaamheden, maar dat [naam ex-partner] haar wel degelijk zou hebben voorgehouden dat [eis.conv./verw.reconv.] uiteindelijk zou zijn betaald voor zijn werk en daaromtrent niets meer van hem te vorderen had. Bovendien ontbreekt een opdracht tot het aangaan van het werk en zijn de werkzaamheden op de factuur niet allemaal uitgevoerd, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
4.7.
Ter onderbouwing van zijn stelling had [eis.conv./verw.reconv.] bijvoorbeeld correspondentie in het geding kunnen brengen tussen hem en [naam ex-partner] waaruit het door hem gestelde zou blijken en de opdracht waaruit het aangenomen werk blijkt alsmede de afronding daarvan en de stuiting van de verjaring. Nu de rechtbank voorafgaand aan de zitting expliciet kenbaar heeft gemaakt dat zij wenste te worden geïnformeerd in hoeverre de gestelde vordering bij de executeur of vereffenaar was ingediend, zal de rechtbank het ter zitting door [eis.conv./verw.reconv.] aangeboden bewijsaanbod dat hij zelf zou kunnen getuigen over de stuitingshandelingen als tardief passeren. [eis.conv./verw.reconv.] heeft zich niet op bewijsnood beroepen en had in een eerdere stand van de procedure zijn stellingen moeten voorzien van een onderbouwing. In dit verband heeft [eis.conv./verw.reconv.] louter gewezen op de als productie 2 overlegde brief van zijn advocaat aan [ged.conv./eis.reconv.] van 22 maart 2022. Deze brief aan gedaagde biedt echter geen onderbouwing van voornoemde stellingen nu deze brief niet aan [naam ex-partner] of de executeur dan wel vereffenaar van diens nalatenschap is gericht.
4.8.
Tegen deze achtergrond komt de rechtbank tot het oordeel dat in deze procedure niet is gebleken dat [eis.conv./verw.reconv.] [naam ex-partner] of diens nalatenschap (tijdig) heeft aangesproken tot betaling van de in deze procedure van [ged.conv./eis.reconv.] gevorderde verbouwingskosten. Uitgaande van de verklaring ter zitting van de zijde van [eis.conv./verw.reconv.] dat het door hem als productie 1 overgelegde document een factuur betreft die op 27 april 2017 aan [naam ex-partner] zou zijn verstrekt en behouden en dat daarop een deelbetaling heeft plaatsgevonden en het gegeven dat er inmiddels meer dan vijf jaren zijn verstreken, betekent dit dat de (restant) vordering op [naam ex-partner] is verjaard. Dit geldt zowel als moet worden uitgegaan van de door [eis.conv./verw.reconv.] bepleitte verjaringstermijn van twee jaar op grond van het consumentenkooprecht (ex artikel 7:5 lid 6 jo artikel 7:28 BW) alsook als de verjaringstermijnen uit het algemene vermogensrecht van toepassing zouden zijn. In de artikelen 3:307 lid 1 en 3:310 lid 1 BW wordt namelijk uitgegaan van een verjaringstermijn van vijf jaar met betrekking tot vorderingen strekkende tot nakoming en vergoeding van schade uit hoofde van wanprestatie.
4.9.
Hoewel [eis.conv./verw.reconv.] terecht heeft aangevoerd dat de vordering uit ongerechtvaardigde verrijking ex artikel 6:212 BW een zelfstandig karakter heeft en dat het hem daarom in beginsel vrij staat om op deze rechtsgrond een vordering jegens [eis.conv./verw.reconv.] in te stellen, neemt dit niet weg dat onder de hiervoor beschreven omstandigheid dat zijn eventuele vordering op [naam ex-partner] c.q. diens nalatenschap is verjaard geen omstandigheid is die de rechtbank in haar beoordeling zou moeten betrekken. De vraag of er grond bestaat voor een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking moet namelijk worden beoordeeld met inachtneming van de omstandigheden van het geval (zie: HR 29 januari 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0845).
4.10.
Ongeacht de vraag of een eventuele vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking van [eis.conv./verw.reconv.] op [ged.conv./eis.reconv.] tijdig is gestuit en daardoor wel of niet op grond van artikel 3:310 lid 1 BW zou zijn verjaard, brengt de omstandigheid dat de vordering uit hoofde van wanprestatie of nakoming jegens [naam ex-partner] is verjaard, zoals hiervoor is overwogen, naar het oordeel van de rechtbank mee dat er geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] . Naast een eventuele verarming van [eis.conv./verw.reconv.] en een eventuele verrijking van [ged.conv./eis.reconv.] vereist artikel 6:212 BW namelijk ook dat deze vermogensverschuiving ongerechtvaardigd is en is de schadevergoedingsplicht bovendien beperkt tot zover dit redelijk is. Dit laatste is niet het geval. De verjaring vormt de rechtvaardiging van de eventuele vermogensverschuiving die tussen [eis.conv./verw.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv.] zou hebben plaatsgevonden. Onder een dergelijke omstandigheid is het in stand laten daarvan is in zo’n situatie niet ongerechtvaardigd en zou het naar het oordeel van de rechtbank onredelijk zijn als [eis.conv./verw.reconv.] nog een vordering op [ged.conv./eis.reconv.] zou hebben.
Overige verweren
4.11.
De rechtbank kan de overige verweren die door [ged.conv./eis.reconv.] zijn aangevoerd tegen de vorderingen van [eis.conv./verw.reconv.] verder onbesproken laten, nu de vorderingen in conventie gelet op het voorgaande zullen worden afgewezen..
Proceskosten
4.12.
[eis.conv./verw.reconv.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Anders dan [ged.conv./eis.reconv.] heeft bepleit, acht de rechtbank onvoldoende grond aanwezig om [eis.conv./verw.reconv.] te veroordelen tot de daadwerkelijk gemaakte proceskosten. Dit betekent dat de proceskosten forfaitair zullen worden begroot. Voor dit oordeel is relevant dat het [eis.conv./verw.reconv.] vrij stond om zijn vorderingen op de door hem aangevoerde rechtsgrond juridisch te laten beoordelen door de rechtbank. Dat hij op de manier waarop hij heeft geprocedeerd in deze zaak misbruik zou hebben gemaakt van het procesrecht is naar het oordeel van de rechtbank verder niet gebleken.
4.13.
De proceskosten aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] worden begroot op:
- griffierecht 86,00
- salaris advocaat
1.532,00(2,0 punten × tarief € 766,00)
Totaal € 1.618,00
4.14.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.15.
Nu [ged.conv./eis.reconv.] haar vorderingen in reconventie voorwaardelijk heeft ingesteld, namelijk onder meer onder de voorwaarde dat de conventionele vorderingen (gedeeltelijk) zullen worden toegewezen, behoeven deze vorderingen geen beoordeling meer, gelet op de afwijzing van de vorderingen in conventie. De rechtbank zal de reconventionele vorderingen alsmede het in dat kader aangevoerde standpunt omtrent misbruik van procesrecht dan wel onrechtmatige daad dan ook onbesproken laten.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eis.conv./verw.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv.] tot op heden begroot op € 1.618,00,
5.3.
veroordeelt [eis.conv./verw.reconv.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eis.conv./verw.reconv.] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.
GW/MS