ECLI:NL:RBGEL:2023:5670

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
AWB – 22 _ 3822
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik van een rijksmonument in strijd met de structuurvisie

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eisers tegen de beslissing op bezwaar van 19 juli 2022 beoordeeld. Deze beslissing houdt in dat de op 27 oktober 2021 verleende omgevingsvergunning in stand is gelaten. De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2023 behandeld, waarbij eisers [Eiseres A], [Eiseres D] en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst.

De vergunninghouder had op 26 mei 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een bouwwerk, het afwijken van het bestemmingsplan en het wijzigen van een rijksmonument. De rechtbank oordeelt dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de structuurvisie, ondanks de bezwaren van eisers over het verlies van groen rondom het pand en de impact op de identiteit van het dorp. De rechtbank stelt vast dat de passages uit de structuurvisie te algemeen zijn en dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de regels omtrent zorg en verblijfsfuncties.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eisers ongegrond is, wat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter M. Duifhuizen en is openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/3822

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 oktober 2023

in de zaak tussen

[Eiseres A] ,

[eiseres B] ,
[eiser C] en [eiseres D] ,
[eiseres E], allen uit [plaats F] , eisers
(gemachtigde: mr. W.B. Brusse),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst, het college
(gemachtigde: mr. E. van den Heuvel).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de beslissing op bezwaar van 19 juli 2022 waarin de op 27 oktober 2021 verleende omgevingsvergunning in stand is gelaten.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers [Eiseres A] en [eiseres D] , de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

1. Vergunninghouder heeft op 26 mei 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk’ [1] , ‘afwijken van het bestemmingsplan’ [2] en ‘het wijzigen van een rijksmonument’ [3] . Vergunninghouder wil met de omgevingsvergunning het gebruik wijzigen van een voormalige pastorie aan [het adres G] (het pand) in [plaats F] en zorg verlenen in de buitenruimtes.
1.1.
Het pand van vergunninghouder valt binnen het bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied Bronckhorst’. Op de locatie van het pand geldt de enkelbestemming ‘Wonen’ en de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’.
1.2.
In het besluit van 27 oktober 2021 heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning gedeeltelijk geweigerd. Vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning verkregen voor het wijzigen van het gebruik van het pand. De afwijking betreft het in strijd met de geldende bestemming ‘wonen’ gebruiken van het pand, omdat het nieuwe gebruik voor maatschappelijke voorzieningen niet valt onder de bestemming ‘wonen’. De aanvraag voor het verlenen van zorg in de buitenruimte is geweigerd.
1.3.
In de beslissing op bezwaar van 19 juli 2022 heeft het college de beslissing van 27 oktober 2021 in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beslissing op bezwaar aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Zijn de gerealiseerde parkeerplaatsen noodzakelijk?
4. Eisers voeren aan dat op het parkeerterrein bij het naastgelegen pand van vergunninghouder aan [het adres H] voldoende parkeergelegenheid was voor de toegenomen parkeerbehoefte.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) volgt dat een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan alleen kan worden verleend, als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft overwogen is de norm van ‘een goede ruimtelijke ordening’ een erg ruim begrip en strekt het tot bescherming van een veelheid van ruimtelijk relevante belangen. [4] De beslissing om de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan al dan niet te verlenen, behoort in dit geval tot de bevoegdheid van het college. Daarbij heeft het college beleidsruimte. Dat betekent dat het college de keuze heeft om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. Gelet op de eerdere uitspraken van de Afdeling toetst de rechter of het college bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen heeft kunnen komen. [5]
4.2.
De rechtbank overweegt dat het college dient te beslissen op de aanvraag zoals die wordt ingediend. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat het bestaan van alternatieven slechts tot het onthouden van medewerking kan nopen, als op voorhand duidelijk is dat voor verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. [6] Tussen partijen is niet in geschil dat de wijziging van het gebruik van het pand voor een toename van 20 parkeerplaatsen zorgt. Daarom zal de rechtbank de vraag beantwoorden of eisers aannemelijk hebben gemaakt dat het opvangen van de toegenomen parkeerbehoefte op het bestaande parkeerterrein bij het pand aan [het adres H] een alternatief is waarmee op voorhand een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren.
4.3.
De rechtbank oordeelt dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat het opvangen van de toegenomen parkeerbehoefte op het bestaande parkeerterrein bij het pand aan [het adres H] een alternatief is waarmee op voorhand een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. In de enkele stelling dat op het parkeerterrein bij het pand aan [het adres H] ruim voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn, heeft het college geen aanleiding hoeven vinden medewerking aan het voorliggende plan te onthouden. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat het parkeerplan, na opmerkingen van de welstandscommissie, is aangepast om de auto’s zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er strijd met de structuurvisie?
5. Eisers voeren aan dat de beslissing op bezwaar in strijd is met de structuurvisie. Eisers maken uit paragraaf 4.2.4 van de structuurvisie op dat het groen rondom het pand een belangrijk onderdeel vormt van het groen rondom [plaats F] . Door de bedrijfsactiviteiten van vergunninghoudster moest echter veel groen rondom het pand wijken en daarom is het in strijd met deze paragraaf. Daarnaast stellen eisers dat de beslissing op bezwaar ook in strijd is met de identiteit van het dorp [plaats F] als beschreven in paragraaf 4.4.2 van de structuurvisie. Ten slotte betogen eisers dat vergunninghoudster verblijfszorg verleend met een overnachtingsfunctie en dat dit in strijd is met paragraaf 4.3.3 van de structuurvisie.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat een structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid bevat, en slechts een indicatieve betekenis vervult. [7] In paragraaf 4.2.4 van de structuurvisie Bronckhorst zijn onder andere de volgende passages opgenomen:
‘Behoud en versterking van de hoofdstructuur in Vorden draagt bij aan de totale landschappelijke kwaliteit van de gemeente Bronckhorst.’
‘Voor Vorden wordt niet voorzien in een uitbreiding van werken.’
Paragraaf 4.3.3 van de structuurvisie Bronckhorst luidt:
‘Zorg en Buitengebied
Zorg is, ook regionaal, een speerpunt van beleid en heeft als zodanig een plek gekregen in het functieveranderingsbeleid voor het buitengebied. Als zodanig vervult het een rol bij de herinvulling van de vrijkomende (agrarische) bedrijfsbebouwing. Bronckhorst werkt aan een woonzorgvisie. De demografische ontwikkelingen leiden er naar verwachting toe dat we de zorgvoorzieningen concentreren in de woonservicezones. Daarvoor zijn de kernen Hengelo, Hummelo, Steenderen, Vorden en Zelhem aangewezen. Voor het buitengebied kan dit consequenties hebben, vooral als het gaat om de (verblijfs)zorg (dus met overnachtingsfunctie). Dit vergt iedere keer opnieuw een afweging van de belangen bij de voorgestane concentratie in de woonservicezones, versus die van de vitaliteit van het buitengebied. Via maatwerk wil de gemeente hier invulling aan geven. Voor het buitengebied betekent dit voor de vestiging van woonzorg(verblijfs)functies dat we het ja, mits principe' toepassen. Elk verzoek wordt dus ook nadrukkelijk afgewogen op de negatieve effecten die het kan hebben op de voorgestane concentratie van de woonservice-/woonzorggebieden.’
Paragraaf 4.4.2 van de structuurvisie Bronckhorst luidt:
‘Deelgebieden: Het Groote Veld, Landgoederenzone, Verbindingslandgoederen
‘Berlewalde’ staat voor een bosrijk gebied. Er is altijd het gevoel dat je in een open plek van een ‘’walde’’ staat of dat een groot bos in de buurt is ook al sta je op het erf van een modern grootschalig melkveebedrijf of in één van de talrijke kleine woonkernen. Bossages en houtwallen zijn vlakbij of de contouren van de bossen van ’t Zand, het Keppelcomplex of het Groote Veld tekenen zich af tegen de horizon van het voormalige veld. Het stroomopwaarts volgen van een beek die altijd in de buurt is gelegen, leidt tot dwalen tussen één van de talrijke vochtige eikenlindebossen, gevallen bomen of de oeverbeplanting van de houtoevers. Soms kom je uit op het vrije veld, de paarse heide of op de top van een oude stuwwal met een wijds uitzicht.
Ten oosten van Hengelo en ten noorden en oosten van Vorden ligt een gebied waarin het Berlewalde het sterkst doorklinkt. In dit gebied zijn bij uitstek de kenmerken van Berlewalde vertegenwoordigd. Deze brengen nog steeds de kracht en typerende ontspannen betekenis van het Berlewalde tot uitdrukking en geven een eigen identiteit aan het landschap, de cultuur en haar bewoners. Het behoud en gebruik van deze kracht staat centraal. De kenmerkende elementen en structuren van lang geleden worden herkenbaar hersteld in het landschap en waar mogelijk worden deze gebruikt voor ruimtelijke en landschappelijke structurerende ingrepen in het gebied.
Concreet houdt de ontwikkeling van het Berlewalde in dat linden- en elzenbroekbossen geherintroduceerd worden, contrasten tussen openheid en geslotenheid van het landschap benadrukt worden en het landschap vernat wordt door vasthouden van water.
5.2.
De rechtbank oordeelt dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de structuurvisie. Anders dan eisers stellen heeft het enkele feit dat er rondom het pand groen wordt verwijderd niet tot gevolg dat wordt gehandeld in strijd met de structuurvisie. De door eisers aangehaalde passages uit de structuurvisie zijn daarvoor te algemeen en daaruit kan niet worden afgeleid dat elke ontwikkeling die ten koste gaat van groen in strijd is met de structuurvisie. De door eisers gestelde strijdigheid met paragraaf 4.3.3. van de structuurvisie volgt de rechtbank ook niet, omdat het op de grond van de omgevingsvergunning niet is toegestaan om in het pand te overnachten. Hierdoor valt het gewijzigde gebruik van het pand niet onder de kwalificatie ‘woonservice’ als bedoeld in paragraaf 4.3.3. van de structuurvisie. Dit in tegenstelling tot het pand aan [het adres H] waar mensen wel overnachten en daardoor dit gebruik wel valt onder ‘woonservice’. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de beslissing op bezwaar voldoende duidelijk?
6. Eisers voeren aan dat in de beslissing in bezwaar niet duidelijk is opgenomen wat wordt verstaan onder ‘geven van therapie’ of ‘het verlenen van zorg in de buitenruimte’.
6.1.
De omgevingsvergunning is geweigerd voor zover deze is aangevraagd voor het verlenen van zorg in de buitenruimte. Het betoog van eisers dat het onduidelijk is wat moet worden verstaan onder het ‘verlenen van zorg’, kan in deze procedure niet aan de orde komen. De vraag of in een voorkomend geval sprake is van het gebruiken van de buitenruimte voor het geven behandelingen is een kwestie van handhaving.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
b. (…);
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet;
d. (…);
e. (…);
f. het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
2° in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Besluit omgevingsrecht

Artikel 2.7

Als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚, van de wet worden aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
Bijlage II
Artikel 4
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie oor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef, onder a, onder 2˚, van de Wabo in samenhang met artikel 2.7, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 9, van Bijlage II bij het Bor.
3.Zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wabo.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020L2706, r.o. 10.14 en 10.33.
5.Uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022L1750, r.o. 3.1 en de uitspraak van de Afdeling van 3 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2448, r.o. 5.1.
6.Afdeling 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:504, r.o. 6.1 en Afdeling 24 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2319, r.o. 6.1 en Afdeling 10 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1817, r.o. 7.1.
7.Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 28 april 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:2805, r.o. 9.3.