ECLI:NL:RBGEL:2023:5643

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
05-740014-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een 20-jarige oppas door een 37-jarige man tijdens vakantie in Frankrijk

Op 13 oktober 2023 heeft de Rechtbank Gelderland een 37-jarige man veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf voor verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 juli 2019 in Beausoleil, Frankrijk, waar de verdachte de 20-jarige oppas van zijn kinderen heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, wetende dat het slachtoffer onder invloed van alcohol was, misbruik heeft gemaakt van zijn positie van macht en de afhankelijkheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van inconsistenties in de verklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van geweld, maar dat de verdachte door andere feitelijkheden het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat heeft geleid tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. Daarnaast is de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen in haar vordering tot schadevergoeding, inclusief smartengeld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/740014-20
Datum uitspraak : 13 oktober 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] ,
[adres] .
Raadslieden: mr. G.G.J.A. Knoops en mr. F.C.R. Keijzer, advocaten in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juli 2019 te Beausoleil, Alpes-Maritimes, althans in Frankrijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die van [benadeelde] , door zijn penis in haar mond en/of haar vagina te brengen en/of de borsten en/of vagina van die van [benadeelde] te betasten en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte en/of zijn mededader, wetende dat die van [benadeelde] onder invloed van alcohol was
- ( onverhoeds) (met geopende broek) naar de kamer van die van [benadeelde] is/zijn gegaan en/of
- ( vervolgens) tegen die van [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat zij hem/hen moest pijpen en/of
- het hoofd van die van [benadeelde] in de richting van zijn/hun geslachtsdeel heeft/hebben geduwd/gehouden en/of
- ( vervolgens) achter die van [benadeelde] is/zijn gaan staan en/of die van [benadeelde] op het bed heeft/hebben geduwd en/of
- ( meermalen) voorbij is/zijn gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die van [benadeelde] en/of
- misbruik heeft/hebben gemaakt van het uit (een) feitelijke en/of formele verhouding(en) voortvloeiend psychisch en/of fysiek (gezags)overwicht van hem, verdachte en/of zijn mededader op die van [benadeelde] en/of van haar afhankelijkheidsrelatie met hem/hen, immers was die van [benadeelde] in haar hoedanigheid als babysitter mee op vakantie in het buitenland en derhalve op verdachte en/of zijn mededader aangewezen voor verblijf en/of bestaande dat overwicht uit het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte en/of zijn mededader, en die van [benadeelde] en/of de hoedanigheid van werkgever, ten opzichte van werknemer, waardoor verdachte en/of zijn mededader die van [benadeelde] in een weerloze en/of afhankelijke toestand heeft/hebben gebracht waardoor zij niet of onvolkomen in staat was weerstand te bieden en/of (aldus) voor die van [benadeelde] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 28 juli 2019 te Beausoleil, Alpes-Maritimes, althans in Frankrijk, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met [benadeelde] , van wie hij, verdachte en/of zijn mededader wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of
lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die van [benadeelde] , te weten het brengen van zijn/hun penis in de mond en/of vagina van die van [benadeelde] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Hij heeft vrijspraak gevraagd voor het medeplegen van dit feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster inconsistent zijn en van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Bewijsuitsluiting van haar verklaringen in Frankrijk is daarnaast aan de orde vanwege de onrechtmatige wijze waarop die verklaringen tot stand zijn gekomen (suggestieve vragen en invullingen door de tolk). De betrouwbaarheid van die verklaringen is hiermee immers aangetast.
Ook de verklaringen van verdachte in Frankrijk dienen van het bewijs uitgesloten te worden, ten eerste vanwege de gebreken in de vertaling van het Franse dossier in het Nederlands. Ten tweede dient de wijze van verhoren tot bewijsuitsluiting te leiden. De tolk legt verdachte woorden in de mond en geeft eigen interpretaties aan vragen van de verhoorder en de antwoorden van verdachte. Dit blijkt uit de nader uitgewerkte en opnieuw vertaalde processen-verbaal en de video-opnames van de verhoren. Tot slot heeft verdachte in Frankrijk onder zeer slechte omstandigheden in detentie verbleven, waarbij hij ook mishandeld is door de politie. Deze omstandigheden raken de drempel van artikel 3 van het EVRM. Als gevolg van uitputting en slechte nachtrust zijn zijn verklaringen niet betrouwbaar, omdat bekend is uit onderzoek dat onder die omstandigheden de cognitieve capaciteiten afnemen en het concentratievermogen en de werking van geheugen verminderen.
Verder is aangevoerd dat er geen steunbewijs voor de verklaringen van aangeefster is, mocht de rechtbank die wel als uitgangspunt nemen. De verklaringen van de ouders en de vriend van aangeefster zijn onvoldoende specifiek en de emoties die zij hebben waargenomen bij aangeefster hebben betrekking op de handelingen van de medeverdachte. Voorts dient het voorhanden DNA-onderzoek uitgesloten te worden van het bewijs. Mocht de rechtbank toch bewezen vinden dat er seksueel contact is geweest tussen verdachte en aangeefster, dan biedt het procesdossier geen enkel aanknopingspunt dat er daarbij sprake is geweest van dwang.
Beoordeling door de rechtbank
In het dossier bevindt zich een verklaring van aangeefster [benadeelde] , die als oppas van de kinderen van verdachte mee was naar Frankrijk. In de vroege ochtend van 28 juli 2019 zou zij door twee mannen zijn verkracht. Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij met aangeefster seksuele handelingen heeft gepleegd of dat hij haar zou hebben gedwongen seksuele handelingen bij hem te verrichten.
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of de verklaringen van aangeefster voldoende betrouwbaar zijn. Vervolgens, indien dat rechtbank de verklaringen betrouwbaar acht, moet worden beoordeeld of deze verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen.
De verklaringen van aangeefster en de betrouwbaarheid daarvan
Aangeefster [benadeelde] , geboren op 26 januari 1999, heeft verklaard dat zij al vier jaar de oppas is van de kinderen van verdachte en zijn partner. Aangeefster was voor het eerst met het gezin van verdachte mee op vakantie. Sinds 23 juli 2019 verbleven zij in Beausoleil, in het Franse departement Alpes-Maritimes. Op zaterdagmorgen (
de rechtbank begrijpt: op 27 juli 2019) kwamen ook [medeverdachte] en zijn gezin aan in Beausoleil en zij zouden enkele dagen verblijven in het vakantiehuis van verdachte. Op die dag zijn de twee koppels met twee kinderen naar Nikki Beach in Monaco geweest. Aangeefster bleef in het huis met een van de kinderen. In de avond rond 21.30 uur kwamen de volwassenen weer terug en dronken zij samen met aangeefster alcohol. Rond 03.00 uur ’s nachts (
de rechtbank begrijpt: op 28 juli 2019) is ze naar haar kamer gegaan. Toen ze in haar kamer was, kwam een van de twee mannen - ze weet niet meer welke van de twee - haar kamer in en moest ze hem pijpen. Ze droeg alleen een string. De medeverdachte lag op haar bed en ze moest hem pijpen. Vervolgens kwam verdachte binnen en ook hem moest ze pijpen. Daarna kwam verdachte achter aangeefster staan en heeft hij op haar rug geëjaculeerd, maar dat zou ook de medeverdachte geweest kunnen zijn. Aangeefster weet zeker dat verdachte haar op het bed heeft geduwd en haar van achteren vaginaal heeft gepenetreerd. Ze werd niet gedwongen met geweld maar met woorden. Ze weet niet meer wat er precies is gezegd, ze moest hem gewoon pijpen. Ze zei tegen zichzelf dat ze zich had moeten verzetten, maar op dat moment kon ze dat niet. Het leek alsof ze geen keuze had. Ze heeft verschillende keren nee gezegd, dat ze het niet wilde, dat het niet kon, wat ze voor de rest heeft gezegd weet ze niet. Ze hebben beiden tegen haar gezegd dat ze het aan niemand mocht vertellen. Verdachte heeft gezegd dat ze haar mond moest houden tegen zijn vrouw. Verdachte heeft nooit eerder interesse getoond of geflirt/avances gemaakt. Het kwam uit het niets. Rond 6:30 uur heeft ze haar vriend en haar ouders gebeld. [2]
Vooropgesteld wordt dat in het kader van de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen, deze verklaringen moeten worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dat kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht zijn door emoties of schaamte dan wel ontstaan zijn door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn. Ten aanzien van de inhoud van de verklaringen overweegt de rechtbank dat aangeefster gedetailleerd en over relevante punten consistent heeft verklaard, zowel tijdens het verhoor in Frankrijk als bij de rechter-commissaris in Nederland, over wat er tussen haar en verdachte en medeverdachte zou zijn voorgevallen en onder welke omstandigheden dit gebeurde. Ze is steeds eerlijk geweest over dingen die ze zich niet meer precies herinnert en heeft die onderdelen ook niet ingevuld. Verder blijkt niet dat ze zaken heeft aangedikt. Dit maakt haar verklaring authentiek.
Aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster draagt bij dat haar ouders en haar vriend hebben verklaard dat zij aangeefster diezelfde ochtend vroeg telefonisch hebben gesproken, waarbij zij aangeefster hebben horen huilen toen zij vertelde dat ze was verkracht.
Zo heeft de vriend van aangeefster, [getuige 1] , de eerste die die ochtend met haar contact heeft gehad, verklaard dat het eerste wat ze zei was dat ‘die twee mannen’ haar hebben verkracht. Zij was angstig. [getuige 1] hoorde aangeefster huilen aan de telefoon. [3]
De moeder van aangeefster, [getuige 2] , heeft verklaard dat aangeefster op 28 juli 2019 rond 07.30 uur telefonisch contact heeft opgenomen. Ze kwam aangeslagen over en vertelde onder meer dat een man (medeverdachte) haar kamer binnenkwam en vervolgens de tweede man (verdachte). Deze twee mannen hebben haar verkracht in haar kamer, maar ze wilde geen details geven. Ze huilde en was overstuur. [4] Ook de vader van aangeefster, die haar als eerste aan de telefoon kreeg, heeft verklaard dat aangeefster in paniek, in tranen was en vertelde dat ze was verkracht. Ze was bang en wilde het huis uit. [5]
Aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster draagt daarnaast bij het proces-verbaal van de agenten die op 28 juli 2019 omstreeks 09.30 uur ter plaatse kwamen en met aangeefster hebben gesproken. De agenten merken op dat ze willen benadrukken dat aangeefster zich nog in een shocktoestand bevindt en moeite heeft om zich uit te drukken. De agenten horen aangeefster verklaren dat twee mannen haar hebben verzocht om haar te pijpen. Aan dat verzoek heeft zij voldaan. Ze heeft aan de verbalisanten uitgelegd dat zij niet in staat was om te reageren en dat zij zich machteloos voelde ten opzichte van twee dronken mannen terwijl zij zelf ook dronken was. Terwijl ze meteen de intenties van de twee mannen begreep, heeft ze gezegd dat ze dat niet moesten doen en dat ze het niet wilde, maar dat ze de mannen niet fysiek heeft teruggeduwd. [6]
Tot slot draagt aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster bij de omstandigheid dat aangeefster heeft verklaard dat ze ook bij [medeverdachte] seksuele handelingen heeft moeten plegen en dat is gebleken dat zij hierover (ook) naar waarheid heeft verklaard. Immers, de verklaring van aangeefster wordt bevestigd door de verklaring van de medeverdachte die heeft verklaard dat aangeefster hem heeft gepijpt. [7]
Aan de stelling van de verdediging dat de verklaringen van aangeefster in Frankrijk niet betrouwbaar zouden zijn als gevolg van de wijze van verhoren gaat de rechtbank voorbij. Aangeefster heeft immers voordat zij die verklaring aflegde al in grote lijnen spontaan dezelfde verklaring afgelegd toen de politie die ochtend ter plaatse kwam. Niet is gebleken dat zij als gevolg van bepaalde vraagstellingen door de politie (of de vertaling daarvan door de tolk) tijdens het verhoor anders is gaan verklaren. Uit de audiovisuele opnames blijkt onvoldoende dat haar woorden in de mond zijn gelegd of dat zij door sturende vragen tot haar verklaring is gekomen. Zij is er ook niet op teruggekomen tijdens haar verhoor door de rechter-commissaris.
Dat betekent dat de rechtbank de verklaringen van aangeefster bruikbaar acht voor het bewijs en dat zij deze als uitgangspunt neemt.
Steunbewijs
De rechtbank ziet in de verklaringen van verdachte bij de politie in Frankrijk steunbewijs voor de verklaringen van aangeefster. De verdediging heeft over het gebruik van deze verklaringen van verdachte een verweer gevoerd dat hieronder eerst zal worden beoordeeld.
Beroep op bewijsuitsluiting verklaring verdachte
Bij de politie in Frankrijk heeft verdachte (anders dan bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting) blijkens de processen-verbaal van de verhoren verklaard dat hij door aangeefster is gepijpt. De verdediging heeft naar voren gebracht dat deze verklaringen van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Allereerst vanwege de gebrekkige vertaling van het gehele Franse dossier, ten tweede vanwege de wijze waarop de verhoren in Frankrijk hebben plaatsgevonden en ten derde vanwege de slechte detentieomstandigheden tijdens het voorarrest. Deze omstandigheden zouden afbreuk hebben gedaan aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte.
Voor wat betreft de vertaling van het Franse dossier overweegt de rechtbank het volgende. De verhoren van verdachte zijn naderhand (op verzoek van de verdediging) aan de hand van de video-opnames woordelijk uitgewerkt in een schriftelijk stuk en de Franstalige onderdelen van de verhoren zijn opnieuw vertaald. De video-opnames maken deel uit van het procesdossier. Delen daarvan zijn ter zitting afgespeeld. Eventuele gebreken in de eerdere vertaling zijn met deze nieuwe uitwerkingen en vertalingen en de toevoeging van de opnames aan het dossier hersteld. Ook de wijze van verhoren in Frankrijk kan niet leiden tot de conclusie dat de verklaringen van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Verdachte is in Frankrijk gehoord in de aanwezigheid van een tolk en een advocaat. Uit de videobeelden blijkt dat verdachte rustig was ten tijde van de verhoren, hij soms om verduidelijking vroeg en er ook tegenin ging als er dingen werden gezegd die volgens hem niet klopten. Niet is gebleken dat hij zich liet leiden door sturende vragen. Voor wat betreft de gestelde mishandeling en slechte detentieomstandigheden overweegt de rechtbank het volgende. Het verhoor van verdachte heeft op 28 juli 2019 plaatsgevonden, een aantal uren nadat hij is aangehouden. Onvoldoende gebleken is dat verdachte vanwege de detentie- en verhooromstandigheden die verklaring onder druk heeft afgelegd of niet in volledige vrijheid heeft kunnen verklaren. Op 29 juli 2019 om 12.21 uur is verdachte door een dokter onderzocht. In het proces-verbaal dat hiervan is opgemaakt staat dat er toen geen zichtbaar letsel was. Na dat onderzoek is verdachte nogmaals verhoord door de politie (het confrontatieverhoor). Ook uit het proces-verbaal en de beelden van dat verhoor is onvoldoende gebleken dat verdachte vanwege slechte omstandigheden dan wel vanwege ongeoorloofde druk niet in vrijheid heeft kunnen verklaren. Van een mogelijke schending van artikel 3 EVRM is dan ook geen sprake. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wordt verworpen en de rechtbank houdt verdachte dan ook aan zijn verklaringen zoals hij die bij de politie in Frankrijk heeft afgelegd. Deze verklaringen zijn betrouwbaar, te meer omdat de verhoren vlak na zijn aanhouding hebben plaatsgevonden.
De inhoud van de verklaringen van verdachte
Verdachte heeft in Frankrijk verklaard dat hij op zaterdag 27 juli 2019 vanaf de middag alcohol heeft genuttigd en dat aangeefster ’s avonds ook alcohol heeft gedronken samen met de volwassenen. Hij is naar bed gegaan en lag te slapen. Hij werd wakker door geluiden van beneden en is daar naar toe gegaan. Het geluid kwam uit de kamer van aangeefster. Hij deed de deur open en zag daar medeverdachte en aangeefster de liefde met elkaar bedrijven. Tegen hen heeft hij gezegd dat dit niet kan. Vervolgens heeft verdachte verklaard dat aangeefster hem ook heeft gepijpt. Hij heeft hierover onder meer het volgende verklaard:

Interviewer (politie): Raakte ze de seks(de rechtbank begrijpt: het geslachtsdeel)
direct aan?
Tolk: Dat is het. Ze raakte meteen je geslachtsdeel aan, onder de broek?
[verdachte] : Ja. [8] (…)

Nou vervolgens [eh] wou ze mij een pijpbeurt geven.” (…) “ze zegt [eh]: “Wil ik je lekker pijpen dan?” (…) “
Ja, ik was inmiddels ook al een beetje opgehitst. En te veel alcohol op. [9]

Maar dat hele spektakel… Dat-dat hele pijpverhaal, dat heeft nog geen vijf-vijf zes minuten… Als het al veel is… Geduurd. [10]

Interviewer (politie): Heeft [benadeelde] je uiteindelijk orale seks gegeven of niet?
Tolk: Heeft ze fellatie gedaan? [benadeelde] ?
[verdachte] : Wat heeft ze gedaan?
Tolk: Fellatie.
[verdachte] : En dat is?
Tolk. Pijpen.
[verdachte] : Of ze mij gepijpt heeft? Ja, zeker. [11]

Interviewer (politie): Dus, je laat je pijpen door [benadeelde] en dan ga je met je vrouw vrijen. Is dat het?
Tolk: Dus u laat zich pijpen door [benadeelde] , en daarna gaat u de liefde bedrijven met uw
vrouw.
Interviewer (politie): Klopt dat?
Tolk: Is dat juist?
[verdachte] : Ja. Het is een vrij land toch of niet? Het mag, toch? [12]
Uit de hierboven weergegeven verklaring blijkt dat aangeefster verdachte heeft gepijpt en dat de verklaring die verdachte hierover aflegt niet gaat over het seksuele contact dat hij heeft waargenomen tussen aangeefster en de medeverdachte zoals hij ter zitting naar voren heeft gebracht. Er wordt immers nog expliciet gevraagd aan verdachte naar het pijpen en dan zegt hij ‘Of ze mij gepijpt heeft? Ja zeker’.
Daarnaast heeft verdachte tijdens het confrontatieverhoor (op 29 juli 2019) nogmaals verklaard dat zij hem heeft gepijpt:

En [benadeelde] heeft [eh] … Is mij aan het pijpen geweest (…) [13] . Tijdens dat zelfde verhoor heeft verdachte verder verklaard:

Wat ik onvoorstelbaar vind, is dat we een hele fantastisch leuke avond hadden en [eh]…
En dat daar inderdaad ook [eh] seks uiteindelijk is geweest, laat ik het dan maar daarop houden. Met instemming gewoon in ieder geval.” [14]
Uit de verklaring van verdachte blijkt daarnaast dat hij wist dat aangeefster onder invloed van alcohol was.
Overig steunbewijs
Naast de verklaring van verdachte kunnen als steunbewijs dienen de verklaringen van de vriend van aangeefster, de verklaringen van haar ouders en het proces-verbaal van de politie, zoals hierboven aangehaald bij het oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaringen aangeefster.
Zo heeft de moeder van aangeefster verklaard dat aangeefster haar heeft verteld dat de beide mannen haar hebben verkracht. [15] Haar vader heeft verklaard dat zijn dochter in meervoud duidde over ‘verkrachters’. [16] Haar vriend heeft verklaard dat aangeefster antwoordde op de vraag door wie ze is verkracht ‘die twee mannen’. [17] De agenten die op 28 juli 2019 ter plaatse kwamen hebben ook van aangeefster gehoord dat er twee mannen waren die haar hebben gevraagd haar te pijpen. [18]
Dit geeft steun aan de verklaring van aangeefster dat niet alleen de medeverdachte maar ook verdachte seksuele handelingen heeft verricht en dat zij verdachte heeft gepijpt.
Bewezen handelingen
De rechtbank stelt op basis van voorgaande bewijsmiddelen vast dat verdachte op 28 juli 2019 in Beausoleil seksuele handelingen heeft verricht bij aangeefster door zijn penis in haar mond te brengen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende steunbewijs voor de conclusie dat de seksuele handelingen van verdachte ook bestonden uit het brengen van de penis in de vagina van aangeefster. Verdachte heeft hierover tijdens de verhoren in Frankrijk niet duidelijk verklaard en ook het in Frankrijk verrichte DNA-onderzoek biedt hiervoor geen steun. Verdachte zal daarom van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Dwang
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is de vraag of aangeefster door verdachte is gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handeling.
Om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, verkrachting, te komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat geen sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld. De vraag resteert dan of sprake is geweest van ‘andere feitelijkheden’ waardoor verdachte het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handeling.
Bij de beoordeling moet worden vooropgesteld dat van door een ‘feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’ van het slachtoffer als bedoeld in artikel 242 Sr slechts sprake kan zijn als de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn/haar wil heeft ondergaan. Van door een feitelijkheid dwingen als hiervoor bedoeld kan sprake zijn als de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of als het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie verkeerde dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of die dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. (Vgl. HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494.)
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde dwang wel bewezen is. Er is weliswaar geen sprake geweest van geweld, maar uit het dossier blijkt wel van andere feitelijkheden die ertoe hebben geleid dat aangeefster niet in staat was zich te verweren tegen het handelen van de verdachte. Aangeefster heeft een gedetailleerde en authentieke verklaring afgelegd over de door haar ervaren dwang, inhoudende dat zij niet in staat was om te reageren en dat zij zich machteloos voelde ten opzichte van twee dronken mannen, terwijl zij zelf ook dronken was, hetgeen verdachte ook wist. Ze heeft verschillende keren nee gezegd en dat ze niet wilde. [19] Dit heeft ze ook tegen de agenten verklaard die in de ochtend ter plaatse kwamen. [20] Verdachte is aan deze signalen voorbij gegaan. Aangeefster was de oppas van het gezin van verdachte en was in die hoedanigheid ook mee met het gezin op vakantie in Frankrijk. Daardoor bevond ze zich in een zekere afhankelijkheidsverhouding ten opzichte van verdachte. Ook het leeftijdsverschil tussen aangeefster en verdachte bracht op zichzelf reeds een lichamelijk en geestelijk overwicht van verdachte op aangeefster mee. Hij heeft gezegd dat zij hem moest pijpen en bovendien dat zij er niets over mocht zeggen. Daarnaast heeft het seksuele contact plaatsgevonden in de kamer van aangeefster, waardoor zij moeilijk weg kon naar een andere (voor haar veiliger) plek. Verdachte wist dat aangeefster onder invloed van alcohol was en heeft met die wetenschap het slachtoffer gedwongen tot seksuele handelingen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, voor zover dat ziet op het met dwang brengen van de penis in de mond van aangeefster.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte en de medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt. Het handelen van verdachte stond op zichzelf en los van het handelen van de medeverdachte. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks28 juli 2019 te Beausoleil, Alpes-Maritimes,
althansin Frankrijk,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,door
geweld ofeen andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een
of meerhandeling
endie bestond
enuit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die van [benadeelde] , door zijn penis in haar mond
en/of haar vaginate brengen
en/of de borsten en/of vagina van die van [benadeelde] te betastenen bestaande
dat geweld ofdie
één of meer anderefeitelijkheden
en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkhedenhierin dat verdachte
en/of zijn mededader, wetende dat die van [benadeelde] onder invloed van alcohol was
-
(onverhoeds) (met geopende broek) naar de kamer van die van [benadeelde] is/zijn gegaan en/of
-
(vervolgens)tegen die van [benadeelde] heeft
/hebbengezegd dat zij hem
/henmoest pijpen en
/of
- het hoofd van die van [benadeelde] in de richting van zijn/hun geslachtsdeel heeft/hebben geduwd/gehouden en/of
- (vervolgens) achter die van [benadeelde] is/zijn gaan staan en/of die van [benadeelde] op het bed heeft/hebben geduwd en/of
- ( meermalen) voorbij is
/zijngegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die van [benadeelde] en
/of
- misbruik heeft
/hebbengemaakt van het uit
(een
)feitelijke
en/of formeleverhouding
(en)voortvloeiend psychisch en
/offysiek (gezags)overwicht van hem, verdachte
en/of zijn mededaderop die van [benadeelde] en
/ofvan haar afhankelijkheidsrelatie met hem
/hen, immers was die van [benadeelde] in haar hoedanigheid als babysitter mee op vakantie in het buitenland en derhalve op verdachte
en/of zijn mededaderaangewezen voor verblijf en
/ofbestaande dat overwicht uit het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte
en/of zijn mededader,en die van [benadeelde] en
/ofde hoedanigheid van werkgever, ten opzichte van werknemer, waardoor verdachte
en/of zijn mededaderdie van [benadeelde] in een weerloze en
/ofafhankelijke toestand heeft
/hebbengebracht waardoor zij niet of onvolkomen in staat was weerstand te bieden en
/of (aldus
)voor die van [benadeelde] een bedreigende situatie heeft
/hebbendoen ontstaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een destijds 20-jarige vrouw, die als oppas mee was op vakantie met verdachte en zijn gezin. Ze verbleef op een voor haar onbekende plek in het buitenland zonder haar naasten en was in die zin afhankelijk van verdachte. In de nacht is verdachte naar haar kamer gegaan waar zij werd gedwongen tot het ondergaan van een seksuele handeling, terwijl hij wist dat zij behoorlijk wat alcohol had gedronken. Door zijn handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van de situatie. Hij heeft grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster. Ook heeft hij op ernstige wijze het vertrouwen dat zij in hem had, geschaad. Verdachte heeft voor zijn handelen geen enkele verantwoordelijkheid genomen.
Een verkrachting is een ernstige aantasting van de lichamelijke integriteit en leidt in veel gevallen tot blijvende psychische schade. Ter terechtzitting heeft het slachtoffer treffend onder woorden gebracht wat het handelen van verdachte bij haar teweeg heeft gebracht en welke gevolgen zij daarvan nog steeds ervaart. Meer in het algemeen roept een dergelijk feit in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging op. Bovendien draagt het plegen van dit soort feiten bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank betrekt bij de strafmaat dat de verdachte volgens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 27 juli 2023 in het verleden niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van 20 mei 2021, waarin reclasseringsbemoeienis niet wordt geïndiceerd. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van het door de verdediging overgelegde rapport van psycholoog [naam 1] van 8 september 2023, waarin de persoonlijkheid van verdachte wordt omschreven en waarin de gevolgen die de strafvervolging in Frankrijk en Nederland op hem hebben gehad, worden beschreven.
De rechtbank neemt de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt bij de straftoemeting. Op verkrachting met een beperkte mate van dwang staat volgens deze oriëntatiepunten 24 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank weegt als strafverzwarende omstandigheden mee dat het slachtoffer kwetsbaar was gelet op haar leeftijd, het feit dat zij ver van huis was en het misbruik dat verdachte heeft gemaakt van zijn overwicht op haar en van het vertrouwen dat zij in hem mocht hebben.
De rechtbank constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het uitgangspunt is dat een rechtbank binnen twee jaar nadat een verdachte redelijkerwijs rekening dient te houden met vervolging, een vonnis uitspreekt. Als aanvang van de redelijke termijn geldt in deze zaak de dag waarop verdachte werd aangehouden, te weten 28 juli 2019. Verdachte kon op basis van deze omstandigheid in redelijkheid verwachten dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank constateert dan ook dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM al met een jaar was overschreden op het moment dat de eerste inhoudelijke behandeling van de zaak (in juni 2022) zou plaatsvinden en met twee jaren ten tijde van de uitspraak. De rechtbank heeft deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen recht zou doen aan de ernst van het door verdachte gepleegde feit. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden acht de rechtbank passend. Deze straf is lager dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank een aantal onderdelen/seksuele handelingen van de tenlastelegging niet bewezen acht en – anders dan de officier van justitie – rekening houdt met de overschrijding van de redelijke termijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Ter terechtzitting is het gevorderde bedrag betreffende het smartengeld naar beneden bijgesteld. De benadeelde partij vordert € 679,- aan materiële schade en € 10.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich, vanwege de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De schadepost “psycholoog” is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de kosten voor de psycholoog tot een hoogte van € 179,- kan worden toegewezen.
Er is voldoende gebleken dat de schade onder het kopje “gederfde inkomsten” een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. De benadeelde partij zou voor haar werkzaamheden als oppas tijdens de vakantie in Frankrijk een bedrag van € 500,- ontvangen, zo blijkt uit de bijlage bij het verzoek tot schadevergoeding. Door het handelen van verdachte is de vakantie voortijdig afgebroken en is de benadeelde partij deze inkomsten misgelopen. De vordering betreffende de gederfde inkomsten zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 500,-.
Smartengeld
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde in haar persoon is aangetast, als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Daarvan is uiteraard sprake in het geval van verkrachting. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 10.000,- toewijsbaar.
Verdachte is vanaf 28 juli 2019 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maanden;
 beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
Vordering benadeelde partij [benadeelde]
 veroordeelt verdachte in verband met het primair bewezen verklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 679,- aan materiële schade en € 10.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag te betalen van € 10.679,- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 85 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in (de vertaling van) het in de wettelijke vorm door politiecommissaris [verbalisant] van de politie, in dienst van de CSP Menton, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2019/002630/56, gesloten op 9 augustus 2019 en in (de vertaling van) de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van aangeefster [benadeelde] op 28 juli 2019. Het verhoor in Frankrijk is naderhand woordelijk uitgewerkt aan de hand van de video-opnames; en haar verklaring bij de rechter-commissaris op 12 april 2023.
3.Het proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 1] van 19 oktober 2021.
4.Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 2] van 28 juli 2019 en de verklaring van [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 12 april 2023.
5.Het proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 3] van 19 oktober 2021.
6.Het proces-verbaal van 25 (
7.Verklaring medeverdachte [medeverdachte] op 28 juli 2019.
8.Verklaring van verdachte op 28 juli 2019. Het verhoor in Frankrijk is naderhand woordelijk uitgewerkt aan de hand van de video-opnames, tijdsaanduiding 00.50.08.
9.Idem, tijdsaanduiding 00.54.02.
10.Idem, tijdsaanduiding 00.54.28.
11.Idem, tijdsaanduiding 00.57.38.
12.Idem, tijdsaanduiding 00.59.02 - 00.59.36.
13.Verklaring van verdachte op 29 juli 2019 tijdens het confrontatieverhoor. Dit verhoor in Frankrijk is naderhand woordelijk uitgewerkt aan de hand van de video-opname, tijdsaanduiding 00.41.34.
14.Idem, tijdsaanduiding 00.55.25-41.
15.Het proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 2] van 28 juli 2019.
16.Het proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van [getuige 3] van 19 oktober 2021.
17.Het proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commisaris van [getuige 1] van 19 oktober 2021.
18.Het proces-verbaal van 25 (
19.Verklaring van aangeefster [benadeelde] op 28 juli 2019. Het verhoor in Frankrijk is naderhand woordelijk uitgewerkt aan de hand van de video-opnames; tijdsaanduiding 00.38.49-00.40.27.
20.Het proces-verbaal van 25 (