ECLI:NL:RBGEL:2023:5568

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
413744
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afrekening van een tussentijds opgezegde aannemingsovereenkomst met betrekking tot de bouw van een casco woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Ro-Home Houtbouw B.V. en een gedaagde partij over een tussentijds opgezegde aannemingsovereenkomst. Ro-Home had een overeenkomst gesloten met de gedaagde voor de bouw van een casco woning, maar de gedaagde heeft de overeenkomst opgezegd vanwege hoge bouwkosten en stijgende rente. Ro-Home vorderde betaling van een bedrag van € 331.499,22 en opslagkosten, maar de rechtbank oordeelde dat Ro-Home onvoldoende bewijs had geleverd voor de gevorderde kosten. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde slechts € 37.385,- verschuldigd was, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 30 juni 2023. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De rechtbank benadrukte dat het aan Ro-Home was om voldoende inzicht te geven in haar besparingen en kosten, wat in veel gevallen niet was gebeurd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/413744 / HZ ZA 23-15
Vonnis van 27 september 2023
in de zaak van
RO-HOME HOUTBOUW B.V.,
te Apeldoorn,
eisende partij,
hierna te noemen: Ro-Home,
advocaat: mr. M. Mos te Nieuwegein,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. T.B. van Dreumel te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 mei 2023
- de akte wijziging van eis en overlegging producties van Ro-Home
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 juli 2023
- de akte uitlating wijziging van eis van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 29 december 2021 hebben partijen een koop-aannemingsovereenkomst gesloten op grond waarvan Ro-Home een casco woning zou bouwen op een onbebouwd perceel grond van [gedaagde] aan het adres [adres+plaats] . De aanneemsom bedroeg
€ 369.000,-.
2.2.
De eerste factuur van Ro-Home van 20 april 2022 ter hoogte van € 5.900,- is door [gedaagde] voldaan. De twee daaropvolgende facturen van 3 mei 2022 ter hoogte van
€ 29.520,- en € 12.550,- zijn niet door [gedaagde] betaald.
2.3.
In twee e-mailberichten van 1 juni 2022 heeft [gedaagde] aan Ro-Home onder meer bericht dat het project niet door kan gaan omdat dat door de hoge bouwkosten en stijgende rente financieel niet meer haalbaar is en dat hij hoopt dat Ro-Home “
de reeds ingekochte / bestelde materialen en geplande uitvoerende nog retour kunt doen of bij aankomend project kunt gebruiken of doorverkopen. (…)”
2.4.
Per e-mail van 2 juni 2022 heeft [gedaagde] nogmaals aan Ro-Home bevestigd dat de materialen voor het project [adres+plaats] mogen worden doorverkocht.
2.5.
Bij brief van 5 juni 2022 verzoekt (de advocaat van) Ro-Home [gedaagde] om over te gaan tot betaling van uitstaande facturen en de overeenkomst tussen partijen na te komen.
2.6.
Tot op heden is de woning niet gebouwd.

3.Het geschil

3.1.
Ro-Home vordert - na wijziging van eis, samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 331.499,22 (onder I.) en tot betaling van een bedrag van € 1.450,00 per maand voor opslagkosten, te rekenen vanaf 1 juni 2023 tot aan afgifte aan [gedaagde] (onder II.). Daarnaast vordert Ro-Home dat de materialen die
Ro-Home aan [gedaagde] dient af te leveren, vanaf datum van het vonnis voor rekening en risico van [gedaagde] komen (III.) en dat [gedaagde] de betreffende materialen op de opslaglocaties daarvan komt ophalen, dan wel subsidiair dat Ro-Home deze materialen aan het adres van [gedaagde] aflevert onder de voorwaarde dat [gedaagde] op voorhand de door Ro-Home te maken kosten voor het transport en afleveren, aan Ro-Home heeft vergoed of meer subsidiair dat [gedaagde] op voorhand een forfaitair bedrag van € 15.000,- aan kosten aan Ro-Home voldoet (IV.). Ro-Home vordert daarbij wettelijke rente over de hoofdsom onder I. (V.) en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten (VI.). Ro-Home legt hieraan ten grondslag dat omdat [gedaagde] de overeenkomst tussen partijen tussentijds heeft opgezegd er een afrekening dient plaats te vinden van het werk in de zin van artikel 7:764 BW.
3.2.
[gedaagde] betwist het door Ro-Home gevorderde bedrag verschuldigd te zijn en voert verweer. Hij concludeert dat de vordering van Ro-Home moet worden afgewezen met veroordeling van Ro-Home in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat [gedaagde] de overeenkomst voor de bouw van de woning tussentijds heeft opgezegd en dat de woning nooit is gerealiseerd door Ro-Home. De vraag die partijen in deze procedure verdeeld houdt is of [gedaagde] aan Ro-Home nog een bedrag moet betalen ter afrekening van het werk en zo ja, hoe hoog dat bedrag is.
4.2.
Op grond van artikel 7:764 lid 1 BW was [gedaagde] bevoegd om de overeenkomst op te zeggen. Omdat in deze zaak sprake is van een vaste aanneemsom die partijen zijn overeengekomen, is op grond van artikel 7:764 lid 2 BW het uitgangspunt dat [gedaagde] daarom de voor het gehele werk geldende prijs (de aanneemsom) aan Ro-Home dient te betalen, verminderd met de besparingen die voor Ro-Home uit het werk voortvloeien en tegen aflevering van het reeds voltooide werk. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat onder ‘besparingen’ onder meer vallen bespaarde kosten van materialen en arbeid en een eventuele vergoeding voor niet gelopen risico. Het is aan [gedaagde] als opdrachtgever om te stellen en zo nodig te bewijzen dat er sprake is van besparingen en wat de omvang van die besparingen is. Volgens vaste rechtspraak [1] rust op Ro-Home als aannemer evenwel een mededelingsplicht (ook wel: verzwaarde motiveringsplicht) wat betreft die besparingen. Het is dus aan Ro-Home om voldoende concreet en onderbouwd inzicht te geven in haar besparingen.
Hoogte van de aanneemsom
4.3.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat de door Ro-Home ingestelde vorderingen moeten worden afgewezen, onder meer omdat Ro-Home volgens hem is uitgegaan van een verkeerde aanneemsom. Aanvankelijk was een aanneemsom van
€ 369.000,- overeengekomen, maar later is het ontwerp van de woning aangepast naar een kleinere woning waarvoor een lagere aanneemsom verschuldigd zou zijn, maar daarvoor heeft hij nooit een nieuwe calculatie ontvangen van Ro-Home, zo voert [gedaagde] aan. Omdat een nieuwe, lagere aanneemsom niet bekend is, [gedaagde] ook niet heeft gesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een nieuwe, lagere aanneemsom en aan deze stellingen voor het overige ook geen duidelijke consequenties door [gedaagde] zijn verbonden, gaat de rechtbank hieraan voorbij en zal zij voor de beoordeling van deze zaak uitgaan van de aanneemsom van € 369.000,- inclusief btw.
De afrekening
4.4.
[gedaagde] stelt dat het project nooit is aangevangen en dat er geen voorzieningen zijn aangebracht of materialen op zijn kavel zijn geleverd (en er dus geen kosten zijn gemaakt en deze dus zijn bespaard, zo begrijpt de rechtbank), zodat hij Ro-Home niets verschuldigd is. Ro-Home heeft dit betwist. Zij heeft inzicht gegeven in haar kosten en gederfde winst (en daarmee, spiegelbeeldig, in haar besparingen), door daarvan een overzicht over te leggen (productie 9 bij akte wijziging eis) ter hoogte van in totaal
€ 331.499,22.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat Ro-Home een (groot) deel van de door haar genoemde kostenposten onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd en daarmee onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar bedrijfsvoering en (niet-)besparingen, zodat niet is gebleken dat deze kostenposten zich hebben voorgedaan en daarop, ondanks de opzegging, niet kon worden bespaard. Om die reden zal een groot deel van vordering I. van Ro-Home worden afgewezen. De rechtbank licht dat hieronder toe per kostenpost uit het overzicht.
Kosten voor overleg
4.6.
Ro-Home heeft een kostenpost opgenomen voor overleggen met onder meer [gedaagde] en de architect en voor reistijd. Niet alleen staan er geen data bij de gesprekken zodat niet duidelijk is wanneer deze overleggen of gesprekken hebben plaatsgevonden, maar ook hanteert Ro-Home voor de gesprekken en reistijd verschillende uurtarieven. Waarom verschillende uurtarieven worden gehanteerd en wat het voor het berekenen van de aanneemsom overeengekomen uurtarief is, heeft Ro-Home niet toegelicht, zodat onduidelijk is in hoeverre deze werkzaamheden zijn verricht en of het bedrag dat Ro-Home hiervoor als niet-besparing heeft berekend, juist is. Dit deel van vordering I. zal daarom worden afgewezen.
Kosten architect
4.7.
Ro-Home heeft een factuur overgelegd voor werkzaamheden van de architect ter hoogte van € 7.865,-. [gedaagde] betwist dit bedrag verschuldigd te zijn omdat zijn eerste (en enige) betaling aan Ro-Home volgens hem de rekening van de architect betrof. De rechtbank volgt dit niet. Dat [gedaagde] de factuur van de eerste architect heeft betaald, laat onverlet dat [gedaagde] zelf in zijn conclusie van antwoord schrijft dat nadien door een andere architect, de heer [naam 2e architect] , een tweede ontwerp is gemaakt voor een kleinere woning; dat tweede ontwerp heeft [gedaagde] ook overgelegd in de procedure. Nu vaststaat dat er een tweede ontwerp is gemaakt door een tweede architect, heeft Ro-Home door overlegging van de factuur van de architect voldoende inzicht gegeven in de kosten voor die werkzaamheden. Het is vervolgens aan [gedaagde] om te stellen en – zo nodig – te bewijzen dat op dit punt een besparing heeft plaatsgevonden door Ro-Home. Dat is gesteld noch gebleken, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat dit bedrag niet is bespaard en dus door [gedaagde] verschuldigd is.
Materialen
4.8.
Ro-Home heeft een kostenpost van € 112.429,09 aan reeds bestelde materialen in haar overzicht opgenomen. Hoewel uit de correspondentie tussen partijen (zie r.o. 2.3 en 2.4 hierboven) blijkt dat er materialen zijn besteld voor de woning van [gedaagde] en [gedaagde] op zitting heeft erkend dat partijen hadden afgesproken dat Ro-Home snel zou overgaan tot bestelling daarvan en dat zij, nadat was gebleken dat het project niet doorging, nog overleg hebben gehad over aanwezige materialen, heeft Ro-Home naar oordeel van de rechtbank onvoldoende inzicht gegeven in welke materialen door haar zijn besteld en dat daarop niet kon worden bespaard.
4.9.
Allereerst staan er namen en/of adressen van andere opdrachtgevers op een deel van de overgelegde facturen. Daardoor is niet vast te stellen dat de betreffende materialen zijn ingekocht voor de woning van [gedaagde] . Ro-Home heeft ter zitting weliswaar toegelicht dat zij bij gebrek aan opslagruimte materialen bij andere opdrachtgevers heeft laten bezorgen of bij de leverancier heeft laten staan, maar heeft die stelling niet onderbouwd. Mede gelet op de (grote) afstanden die er tussen de adressen van de andere opdrachtgevers en de kavel van [gedaagde] zitten, lijkt de bezorging van materiaal van [gedaagde] op deze andere adressen onaannemelijk. Het had naar oordeel van de rechtbank op de weg van Ro-Home gelegen om op dit punt meer inzicht in haar bedrijfsvoering te geven en dit nader te onderbouwen.
4.10.
Maar ook als ervan uit wordt gegaan dat deze materialen voor het project van [gedaagde] zijn besteld, is deze kostenpost niet toewijsbaar. Naar oordeel van de rechtbank is namelijk ook onvoldoende gebleken dat bestelde materialen niet konden worden gebruikt bij andere projecten of niet konden worden doorverkocht of geretourneerd en zo konden worden bespaard, zoals [gedaagde] stelt. Ro-Home heeft ter zitting weliswaar toegelicht dat het materialen betreft die op maat gezaagd zijn en daarom niet zomaar te gebruiken zijn bij andere projecten en dat de prijzen voor materialen bovendien gedaald waren, zodat derden geen interesse hadden in koop van reeds gezaagd materiaal, maar dat is onvoldoende motivering. Onduidelijk is waarom op maat gezaagd materiaal niet bij een ander project – al dan niet door het nogmaals te zagen – alsnog kan worden gebruikt, zeker als het gaat om lange balken of platen (zoals bijvoorbeeld materialen van Verdouw en Raab Karcher). Ook gaat het volgens de facturen die zijn overgelegd in een aantal gevallen om materialen waarvan Ro-Home niet heeft aangevoerd dat die op maat zijn gezaagd, zoals wapening (Raab Karcher) en isolatiemateriaal voor vloer, muren en dak (onder andere materialen van EcoWoods en ZinkUnie). Waarom deze materialen niet alsnog konden worden gebruikt in andere projecten, is onvoldoende toegelicht. De stelling dat er voor het materiaal geen interesse bestond van derden, zoals Ro-Home heeft aangevoerd, is evenmin onderbouwd. Daarmee heeft Ro-Home onvoldoende inzicht gegeven in wat er aan materialen voor de woning van [gedaagde] is besteld en waarom daar niet op kon worden bespaard ondanks de opzegging. Om die reden zal de rechtbank deze kostenpost aanmerken als besparing, zodat dit deel van vordering I. eveneens zal worden afgewezen.
Aluminium kozijnen en binnendeuren
4.11.
Ro-Home heeft ook een kostenpost van € 53.727,- opgenomen voor aluminium kozijnen en binnendeuren van EcoWoods. Partijen zijn het erover eens dat deze bestelling niet valt onder de aanneemovereenkomst en dus ook niet onder de aanneemsom. Partijen twisten wel over de vraag of [gedaagde] opdracht heeft gegeven voor de bestelling en of de materialen daadwerkelijk aan Ro-Home zijn geleverd door EcoWoods. Ook als veronderstellenderwijs met Ro-Home zou worden aangenomen dat [gedaagde] opdracht heeft gegeven voor de bestelling van deze kozijnen, dan is deze kostenpost naar oordeel van de rechtbank niet toewijsbaar. In het contract met EcoWoods worden de kozijnen en binnendeuren weliswaar genoemd als bestelling, maar uit artikel 4.3 van het contract blijkt ook dat de leverancier niet verantwoordelijk is voor een gebrek aan voorraad. Uit artikel 4.2 en 4.4 van het contract blijkt bovendien dat er na bestelling een ‘belastingfactuur’ zal worden afgegeven op basis waarvan de zaken zullen worden geleverd door EcoWoods. Nergens uit blijkt dat de kozijnen en deuren leverbaar waren en een factuur als bedoeld in artikel 4.2 van de overeenkomst is niet door Ro-Home overgelegd, noch een betalingsbewijs waaruit blijkt dat een en ander is betaald na het sluiten van het contract (zoals artikel 3.3 van het contract vereist). Omdat deze kostenpost onvoldoende is onderbouwd, gaat de rechtbank daaraan voorbij en zal dit deel van vordering I. worden afgewezen.
Personeelskosten
4.12.
Ro-Home heeft verschillende kostenposten in haar overzicht opgenomen die zien op personeelskosten, te weten een bedrag van € 11.712,- aan arbeid voor de start met de bouw van het houtskelet van de woning in de fabriek en een bedrag van in totaal € 51.677,34,- aan kosten omdat haar personeel gedurende een bepaalde periode geen werk heeft kunnen verrichten (zogenaamde leegloopkosten) en omdat zij al een overeenkomst met EcoWoods had gesloten om personeel in te lenen voor de bouw van de woning van [gedaagde] .
4.13.
Het bedrag van € 11.712,- voor werkzaamheden in de fabriek is op geen enkele manier onderbouwd. Nergens blijkt uit dat al was aangevangen met de bouw van het houtskelet in de fabriek en ook is onduidelijk hoe het bedrag van € 11.712,- is berekend nu dit op geen enkele manier is gespecificeerd of toegelicht. Dat Ro-Home een kleine onderneming is en daar administratief niet op toegerust is, zoals ter zitting is aangevoerd, is naar oordeel van de rechtbank geen argument. Het is aan Ro-Home om in dat geval te proberen met de wel tot haar beschikking staande middelen en administratie deze kostenpost in ieder geval zo goed mogelijk inzichtelijk te maken; in dit geval ontbreekt een onderbouwing volledig. De rechtbank kan daardoor niet vaststellen dat er werkzaamheden in de fabriek hebben plaatsgevonden ter waarde van het door Ro-Home gevorderde bedrag en dat dit bedrag dus niet bespaard kon worden.
4.14.
Hetzelfde geldt voor het bedrag van € 13.981,- aan arbeidskosten voor stilzittend personeel. [gedaagde] stelt dat sprake is van een besparing aan arbeidskosten omdat Ro-Home veel opdrachten had liggen, zodat hij zijn personeel elders heeft kunnen inzetten. Hoewel Ro-Home ter zitting heeft toegelicht dat zij vier medewerkers in dienst heeft en zij een kleine onderneming exploiteert die niet veel projecten naast elkaar kan plannen en zij daarom geen andere opdrachten had liggen waar zij haar personeel op kon inzetten, had het op haar weg gelegen om hier meer inzicht in te geven, bijvoorbeeld door meer duidelijkheid te geven over het aantal arbeidsuren dat was ingecalculeerd voor de bouw van de woning van [gedaagde] en de periode te concretiseren waarin haar personeel heeft stilgezeten en door meer informatie te verstrekken over haar opdrachtenportefeuille op dat moment. Dat geldt temeer nu ter zitting is gebleken dat Ro-Home wel meerdere opdrachtgevers had op dat moment – bij die opdrachtgevers heeft zij immers naar eigen zeggen materialen van [gedaagde] laten bezorgen. Gelet hierop kan de rechtbank niet vaststellen dat personeel van Ro-Home geen werkzaamheden heeft kunnen verrichten bij andere projecten en dat daarvoor een bedrag moet worden gerekend van € 13.981,-, zodat dit deel van vordering I. eveneens zal worden afgewezen.
4.15.
Met betrekking tot de kostenpost voor het ingeleende personeel van EcoWoods van
€ 37.696,34 heeft Ro-Home twee pro forma facturen overgelegd waaruit deze bedragen blijken. Ook daarmee is naar oordeel van de rechtbank onvoldoende inzicht gegeven in deze kostenpost. [gedaagde] zet vraagtekens bij de door haar vertaalde tekst van de facturen, maar daarop heeft Ro-Home niet meer kunnen reageren, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Wel acht de rechtbank van belang dat boven de facturen ‘proforma’ staat vermeld. Daardoor is de status van deze facturen onduidelijk, namelijk of het definitieve facturen zijn waarmee EcoWoods aanspraak maakt op deze kosten en of Ro-Home de facturen ook heeft betaald terwijl deze slechts ‘proforma’ zijn. Daarnaast is onduidelijk op grond waarvan deze kosten zijn berekend en door Ro-Home verschuldigd zijn. Het is aan Ro-Home in het kader van haar mededelingsplicht over de besparingen om inzicht te geven op welke grond zij dit bedrag aan EcoWoods verschuldigd is en om daar facturen van over te leggen. Nu dit inzicht onvoldoende is gegeven, is daardoor niet gebleken dat deze kostenpost zich heeft voorgedaan, zodat de rechtbank dit deel van vordering I. eveneens zal afwijzen.
Winstderving
4.16.
Ro-Home vordert derving van winst ter hoogte van 20% van de totale aanneemsom. Ro-Home heeft evenwel op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt hoe zij tot het gederfde winstpercentage van 20% is gekomen, zodat zij op dat punt niet aan haar mededelingsverplichting heeft voldaan. Omdat de rechtbank het wel aannemelijk acht dat Ro-Home winst derft omdat het een feit is dat zij de woning van [gedaagde] niet heeft kunnen bouwen en [gedaagde] zelf in haar akte een percentage van 8% aan winst redelijk acht, zal de rechtbank het percentage gederfde winst vaststellen op 8% van de aanneemsom van
€ 369.000,-, te weten een bedrag van € 29.520,-.
Opslag van materiaal
4.17.
Tot slot heeft Ro-Home in haar overzicht een bedrag van € 17.400,- gevorderd aan opslagkosten voor het materiaal van [gedaagde] . De rechtbank zal deze kostenpost eveneens afwijzen. Uit het voorgaande bleek al dat niet duidelijk is welke materialen Ro-Home heeft besteld voor de woning van [gedaagde] . Hoeveel ruimte die materialen innemen, in welke ruimte ze liggen opgeslagen en waarom een bedrag van € 1.450,- per maand aan opslagkosten daarvoor redelijk is, heeft Ro-Home niet toegelicht, laat staan onderbouwd. Zonder nadere toelichting en onderbouwing valt niet in te zien dat [gedaagde] deze opslagkosten aan Ro-Home moet vergoeden omdat hierop niet bespaard kon worden. Dit deel van vordering I. zal daarom eveneens worden afgewezen.
Conclusie vordering I.
4.18.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Uitgangspunt is dat de volledige aanneemsom verschuldigd is door [gedaagde] , verminderd met de besparingen door Ro-Home. Uit het voorgaande blijkt dat slechts een aantal kostenposten voldoende zijn toegelicht en onderbouwd, te weten de factuur van de architect van € 7.865,- en gederfde winst van € 29.520,-. Dat ook de overige kostenposten zich hebben voorgedaan en Ro-Home op deze kosten niet kon besparen, is onvoldoende toegelicht en onderbouwd, zodat Ro-Home in zoverre niet aan haar mededelingsplicht heeft voldaan. Om die reden zal de rechtbank het restant van de aanneemsom als besparing vaststellen bij gebrek aan een voldoende gemotiveerde betwisting daarvan door Ro-Home. Ten aanzien van vordering I. zal daarom een bedrag van in totaal € 37.385,- worden toegewezen.
Vordering II.
4.19.
Gelet op wat onder 4.17. is overwogen, zal vordering II. eveneens worden afgewezen. Vordering II. is op dezelfde standpunten gebaseerd als de kosten voor opslag van materiaal die in vordering I. zijn begrepen (en afgewezen) en vordering II. is evenmin voldoende toegelicht en onderbouwd.
Vordering III. en IV.
4.20.
Nu niet is gebleken welke materialen precies voor [gedaagde] zijn ingekocht en waar deze zich bevinden en [gedaagde] daarvoor op grond van het voorgaande ook geen bedragen aan Ro-Home verschuldigd is, is onduidelijk in hoeverre Ro-Home nog belang heeft bij haar vorderingen onder III en IV. Deze vorderingen zullen om die reden worden afgewezen.
Vordering V. wettelijke rente
4.21.
Ro-Home vordert wettelijke rente over de hoofdsom onder I. vanaf de dag van betekening van de dagvaarding. Omdat [gedaagde] meermaals aan Ro-Home heeft verzocht om een afrekening in de zin van artikel 7:764 lid 2 BW over te leggen en Ro-Home dat pas kort voor de zitting op verzoek van de rechtbank heeft gedaan, acht de rechtbank het redelijk dat wettelijke rente pas verschuldigd is vanaf de datum waarop Ro-Home om betaling van de afrekening heeft verzocht, te weten 30 juni 2023, zijnde de datum van de akte wijziging van eis van Ro-Home met daarbij de afrekening.
Vordering VI. proceskosten
4.22.
De rechtbank ziet in de aard van deze procedure (afrekening van een tussentijds opgezegde aannemingsovereenkomst) aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 37.385,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 30 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.F. van den Tooren en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.
JT/PB

Voetnoten

1.HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8728.