In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 9 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. Eiser had een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) ontvangen voor het jaar 2020, gebaseerd op een belastbaar inkomen van € 141.018. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit werd ongegrond verklaard door de inspecteur. De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2023 behandeld, waarbij eiser en vertegenwoordigers van de Belastingdienst aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelt of de belastingrente die aan eiser is opgelegd, terecht is. Eiser stelt dat de Belastingdienst ten onrechte geen informatie heeft verstrekt over de belastingrente bij het verlenen van uitstel voor de aangifte. Hij beroept zich ook op het vertrouwensbeginsel en betwist de hoogte van de belastingrente, die volgens hem te hoog is in vergelijking met de marktrente. De Belastingdienst verdedigt de opgelegde belastingrente en stelt dat deze correct is berekend volgens de geldende wetgeving.
De rechtbank concludeert dat de belastingrente terecht is opgelegd en dat de argumenten van eiser niet opgaan. De rechtbank wijst erop dat de belastingrente is bedoeld om een preventieve werking te hebben en dat de hoogte van de belastingrente is vastgesteld op 4%, wat niet in strijd is met de wet. De rechtbank oordeelt dat de belastingrente in dit geval niet als een buitensporige last kan worden beschouwd, gezien het inkomen van eiser. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangt.