ECLI:NL:RBGEL:2023:5438

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
C/05/412571 / HA ZA 22-536
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake onrechtmatig handelen en inbreuk op eigendomsrecht met betwisting van handtekening

Op 4 oktober 2023 heeft de Rechtbank Gelderland een tussenvonnis uitgesproken in een civiele zaak waarin de eisende partijen, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], vorderden dat de gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 4], [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6], hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor schade die is ontstaan door onrechtmatig handelen. De zaak draait om de vraag of er sprake is van een inbreuk op het eigendomsrecht van de eisers, waarbij de echtheid van handtekeningen onder een overeenkomst ter discussie staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast voor de echtheid van de handtekeningen bij de eisers ligt, nu de gedaagden de ondertekening stellig ontkennen. De rechtbank heeft besloten een deskundige aan te stellen om de handtekeningen te onderzoeken. Tevens is er een conservatoir beslag gelegd op de kunstwerken die in het geding zijn. De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van het deskundigenrapport, en de gedaagden zijn opgedragen bewijs te leveren van hun vorderingen in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/412571 / HA ZA 22-536
Vonnis van 4 oktober 2023
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
[eiser sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ( [landnaam] ),
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat: mr. J.J.M. Cliteur te 's-Hertogenbosch,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat: mr. T.P. Timmers te 's-Gravenhage,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
voormalig advocaat: mr. J.J.M. Verhagen te Venray (onttrokken op 8 mei 2023),
advocaat: mr. M.M.M. Rooijen te Weert (gesteld op 4 oktober 2023),
3.
[gedaagde sub 3],
gevestigd [vestigingsplaats] jegens wie de procedure van rechtswege is geschorst op grond van artikel 29 Fw.,
gedaagde in conventie,
advocaat: mr. J.J.M. Verhagen te Venray (onttrokken op 8 mei 2023),
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. F.J. Beelen te Amsterdam,
5.
[gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat: mr. R.A.D. Koppelaar te Waardenburg,
6.
[gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat: mr. M.C.A. Geerts te Oirschot,
Eisende partijen in conventie worden hierna gezamenlijk [eisers c.s.] genoemd en afzonderlijk [eiser sub 1] en [eiser sub 2] . Gedaagde partijen in conventie worden hierna gezamenlijk (m.u.v. [gedaagde sub 3] ) [gedaagden c.s.] genoemd en afzonderlijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] .

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
 het tussenvonnis van 1 maart 2023,
 de akte overlegging producties en wijziging eis van de zijde van [eisers c.s.] met producties 20 tot en met 45,
 de conclusie van antwoord van reconventie van de zijde van [eisers c.s.] naar aanleiding van de door [gedaagde sub 6] geformuleerde eis in reconventie,
 de conclusie van antwoord van reconventie van de zijde van [eisers c.s.] naar aanleiding van de door [gedaagde sub 4] geformuleerde eis in reconventie,
 het bezwaar van [gedaagde sub 6] tegen de door [eisers c.s.] ingediende conclusie van antwoord in reconventie
 het B2 formulier van mr. Verhagen van 8 mei 2023 dat [gedaagde sub 3] op 4 april 2023 failliet is verklaard en dat mr. Verhagen zich als advocaat van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . onttrekt,
 de akte overlegging aanvullende producties van de zijde van [gedaagde sub 4] met producties 8 tot en met 10,
 de brief d.d. 18 april 2023 van de zijde van [eisers c.s.] met productie 46,
 het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 17 mei 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 2] is bestuurder en enig aandeelhouder van [eiser sub 1] .
2.2.
[gedaagde sub 1] was tot september 2019 de partner van [eiser sub 2] .
2.3.
[gedaagde sub 2] is een voormalig zakenpartner van [eiser sub 2] . Hij is bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde sub 3] (hierna: [gedaagde sub 3] ). [gedaagde sub 3] is op 4 april 2023 failliet verklaard. Op grond van artikel 29 Faillissementswet is de procedure tegen [gedaagde sub 3] van rechtswege is geschorst.
2.4.
[gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 6] zijn kunstenaars en voormalige relaties van [eiser sub 2] . Zij zullen hierna tezamen worden aangeduid als de kunstenaars.
2.5.
[eiser sub 2] en [gedaagde sub 5] zijn op enig moment in 2019 met elkaar gaan samenwerken, waarbij [eiser sub 2] zich op de verkoop van de door [gedaagde sub 5] vervaardigde kunst zou gaan richten.
2.6.
Bij de processtukken bevindt zich een twee identieke in de Nederlandse Duitse taal opgestelde documenten getiteld “Overeenkomst”/ “Zustimmung”, gedateerd 30 augustus 2019, waarin samengevat staat dat [gedaagde sub 5] verklaart dat hij alle rechten op alle kunst die voor 1 september 2030 door hem is gemaakt is of nog zal worden gemaakt, overdraagt aan [eisers c.s.] Als reden voor deze afspraak vermeldt de overeenkomst dat [eisers c.s.] [gedaagde sub 5] vanaf augustus 2019 volledig in de gelegenheid zal stellen om zich te ontplooien als kunstenaar. Onderaan het stuk staat: “Gelezen en akkoord bevonden. [gedaagde sub 5] ”. Daaronder staat een handtekening en een firmastempel van Atelier [gedaagde sub 5] . Het stuk bevat ook een boetebeding. [1]
2.7.
Bij de processtukken is ook een notariële bruikleenovereenkomst van 23 april 2021 overgelegd waarin staat dat [eiser sub 1] als uitlener aan [eiser sub 2] als bruiklener het gebruik van de aan [eiser sub 1] in eigendom toebehorende (kunst)voorwerpen heeft verschaft welke zichtbaar zijn op de foto’s die aan de bruikleenovereenkomst zijn gehecht. [2]
2.8.
Bij de processtukken bevindt zich verder een op 23 juli 2021 ondertekende pandakte waarin staat dat [eiser sub 2] zijn vorderingen op derden en aan hem in eigendom toebehorende roerende en onroerende zaken aan [gedaagde sub 2] verpandt. In artikel 2.1 van de pandakte staat dat [gedaagde sub 2] een recht van toegang heeft tot de locaties van [eiser sub 2] waar zich verpande goederen bevinden en in artikel 2.2 dat [gedaagde sub 2] de bevoegdheid heeft om roerende zaken waarop het pandrecht rust, in zijn macht of die van een derde te brengen. De pandakte is na 5 mei 2022 geregistreerd. [3]
2.9.
Eind 2021 is er tussen [eiser sub 2] en [gedaagde sub 4] en tussen [eiser sub 2] en [gedaagde sub 6] contact ontstaan. [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 6] hebben in die periode kunstwerken in consignatie aan [eisers c.s.] gegeven. Tussen [gedaagde sub 6] en [eisers c.s.] zijn hiertoe in november / december 2021 consignatieovereenkomsten opgesteld op grond waarvan in totaal vier schilderijen in consignatie zijn gegeven. [4] Tussen [gedaagde sub 4] en [eiser sub 2] zijn geen schriftelijke consignatieovereenkomsten gesloten.
2.10.
[eisers c.s.] heeft de door de kunstenaars gemaakte kunst geplaatst in de woning / galerieruimte van [eiser sub 2] in [woonplaats] . De kunstvoorwerpen waren onverzekerd omdat de aanwezige beveiligings- en alarminstallatie niet voldeed aan de daaraan door de verzekeringsmaatschappij gestelde eisen.
2.11.
De aanwezige kunstvoorwerpen zijn op 26 januari 2022 getaxeerd op basis van de vervangingswaarde. Deze bedraagt volgens de taxateur in totaal € 530.360,--.
2.12.
Bij de processtukken is ook een proces-verbaal van bevindingen van de politie Districtsrecherche West-Utrecht [5] overgelegd waarin het volgende staat:
In de politiesystemen staan verschillende aangiftes en meldingen waarin de aangever van dit onderzoek, [eiser sub 2] , genoemd wordt.
(…)
2 mei 2022
[gedaagde sub 4] meldt bij de politie dat hij zijn kunst uitgeleend heeft aan [eiser sub 2] en dit niet terugkrijgt. Hij meldt dat hij op 5 mei 2022 zijn kunst zal gaan terughalen uit de woning van [eiser sub 2] .
2.13.
Op 5 mei 2022 hebben [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] , [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 2] diverse kunstwerken uit de woning/galerieruimte van [eiser sub 2] in [woonplaats] gehaald.
Eén van de voertuigen waarin de kunstvoorwerpen zijn ingeladen, een vrachtwagen met kenteken [XX-XX-XX] , is een dag eerder gehuurd door [gedaagde sub 2] namens [gedaagde sub 3]
2.14.
[eiser sub 2] heeft op 5 mei 2022 aangifte bij de politie gedaan van diefstal met geweld. In het proces-verbaal van aangifte [6] is onder meer het volgende te lezen:
(…) Ik heb heel veel kunst van [gedaagde sub 5] staan. Ik heb schilderijen hangen van kunstenaar [gedaagde sub 6] . Ik heb ook schilderijen van [gedaagde sub 5] hangen. (…) Negentig procent van de kunst die bij me thuis aanwezig was, is ook mijn eigendom omdat ik ervoor betaald heb. Een deel is echter bij mij thuis geplaatst om te verkopen. Als het dan verkocht zou worden zou ik een deel van de opbrengst krijgen en de rest aan de desbetreffende kunstenaar betalen. (…)
Ik had deze week het één en ander met [gedaagde sub 4](invoeging rechtbank: [gedaagde sub 4] )
afgesproken. (…) Er was een koper voor deze stier. Dit was ene “ [naam koper] ” uit [woonplaats] . (…) Deze [naam koper] zou samen met een kunstenares naar mijn woning komen. Dit zou vandaag, donderdag 5 mei om 16:00 uur gebeuren. Dit is door [gedaagde sub 4] geregeld. (…)
[gedaagde sub 4] was er vandaag klokslag 15:30 uur. (…)
Vervolgens hoorde ik [gedaagde sub 4] ineens roepen: “godverdorie ik mors de koffie over dat beeld!” Ik keek en ik zag dat er inderdaad koffie over het beeld lag en ik zag dat er ook veel koffie op de grond lag. (…) Ik liep weer naar de keuken en ik pakte daar van die stukken papier van de keukenrol. Ik pakte ook een vaatdoek. Ik begon de koffie daarmee op te dweilen. Ik lette toen even niet op [gedaagde sub 4] . (…) Toen ik wilde opstaan voelde ik dat ik direct een paar harde klappen op mijn hoofd kreeg. (…) Ik kwam op mijn buik en op mijn gezicht op de grond terecht. Ik lag tussen de haard en het vloerkleed wat voor de haard ligt.. Ik hoorde iemand roepen: “je arm, geef je arm!”. Terwijl men probeerde mijn linkerarm op mijn rug te draaien. (…) Vervolgens brachten ze ook mijn linkerarm met kracht op mijn rug. In de tijd dat ze mijn arm op mijn rug probeerden te draaien werd ik nog steeds met kracht tegen mijn hoofd gestompt. Ik hoorde dat iemand riep: “kop houden!”(…) Ik voelde dat mijn voeten iets boven mijn enkels aan elkaar werden gebonden. Ik voelde dat dit gebeurde met tie wraps. Ik denk ook dat ze hier tape voor gebruikten. Ik weet dit niet zeker omdat ik het niet kon zien. Ik voelde ook dat er tape rond mijn armen werd gedaan. Ik voelde dat dit rond mijn onderarmen was vanaf mijn polsen. (…) Ik lag op mijn buik en ik lag met de rechterzijde van mijn gezicht op de vloer. Ik voelde dat het tapijt over mijn gezicht werd gelegd zodat ik niets meer kon zien. (…)
Ik hoorde dat er dingen werden gesleept. Ik hoorde dat er verschillende personen hiermee bezig waren. Voor mijn gevoel duurde het heel lang dat ik daar lag. Ik denk echter dat ik minimaal drie kwartier tot een uur zo gelegen heb.
(…) Ik hoorde op een gegeven moment de personen een paar keer fluiten. (…) Ik voelde toen dat hetgene wat mijn benen bij elkaar bond werd losgesneden. (…) Ik voelde ook dat ze probeerden de dingen die rond mijn armen zaten los te maken. (…) Vervolgens merkte ik dat iedereen binnen drie seconden de woning had verlaten. Ik hoorde dat de voordeur werd dichtgedaan. Ik stond een aantal seconden erna op. (…)
Ik zag in mijn woning dat het grootste gedeelte van de kunst was weggehaald. Ik zag dat bijna alle schilderijen waren weggenomen. Ik zag dat er heel veel beelden waren verdwenen. Ik zag dat zelfs een beeld van een driekoppige draak van wel 200 kilogram weg was genomen. (…) Ik miste ook mijn polshorloge van Mont Blanc. (…) Mijn paspoorten van Nederland en [landnaam] zat in mijn rechter broekzak, hier zaten ook bankpassen en rijbewijzen en 2000 euro aan contant geld en dergelijke van mij in. Ik gebruikte mijn paspoort als een soort portemonnee. Hier zaten al deze documenten en dat geld in. Ik voelde dat de paspoorten uit mijn broekzak werden gepakt.
Ik zag ook dat mijn telefoon weg was. (…) Dit is de nieuwst Apple. (…)
Ik zag verder dat ik allerlei waardepapieren miste. Op de overloop op de eerste etage stond een bureautje met dichte lades. (…) Ik zag dat er een laatje openstond. Hier waren drie enveloppen uitgenomen. Hier zaten mijn testament, contractovereenkomst over de goederen die in de woning aanwezig zijn. Hierin staat dat de kunst eigendom is van de [landnaam] op naam van [eiser sub 1] . Dit is mijn bedrijf waarvan ik 100 procent aandeelhouder ben. (…)
Ik heb onder andere foto’s van het letsel laten maken door de technische opsporing van de politie. (…)
Ik vind het erg wat hier gebeurd is. Ik snap niet dat [gedaagde sub 4] dit op zijn geweten heeft gehad. (…) Ik denk dat mijn ex hierachter zit. Zij naait al jarenlang de hele boel op. Daarom vermoed ik dat zij hierachter zit. (…)
2.15.
Op 16 mei 2022 heeft [gedaagde sub 5] tegen [eiser sub 2] aangifte bij de politie gedaan van valsheid in geschrifte. In de aangifte is onder meer het volgende te lezen:
(…) Begin januari 2020 ben ik in contact gekomen met [eiser sub 2] (…). Hij stond toen ineens bij mijn woning voor de deur. (…)
Er werd mondeling overeengekomen dat ik kunstwerken bij hem in de galerie zou plaatsen op zijn woonadres in [woonplaats] en dat hij dat voor mij zou verkopen en wanneer het verkocht zou worden, dan zou [eiser sub 2] 20% van de opbrengst krijgen en ik de rest van de opbrengst. (…)
Op 13 mei 2022 kreeg ik in mijn brievenbus twee kopieën van een opgesteld contract, waaronder ik mijn handtekening zou hebben gezet. Dit is echter niet mijn handtekening en deze is derhalve vals. Ik ben mijn stempel al een hele tijd kwijt. Ik had gedacht dat die ergens bij mij zou liggen en ik heb mijn stempel een hele tijd niet nodig gehad en heb de stempel daarom ook niet gezocht. Ik zag op de kopieën van dat contract mijn stempel staan en ben daarna gelijk naar mijn stempel gaan zoeken. Ik heb mijn stempel nergens in mijn woning gevonden. [eiser sub 2] is regelmatig bij mij in de woning geweest en ook heb ik hem vaker in de woonkamer alleen gelaten, wanneer ik boven in mijn atelier wat ging halen. Ik vermoed dat [eiser sub 2] mijn stempel een keer heeft meegenomen en deze heeft gebruikt voor dit contract en mijn handtekening heeft vervalst. Ik laat u hierbij op een papier zien hoe mijn handtekening in het echt is en overleg deze originele handtekening hierbij voor bij de aangifte. (…)
Ik heb zo’n contract dat ik in de brievenbus ontving nog nooit gezien en ik was er erg van geschrokken. Een contract van een kunstenaar met een galeriehouder kan nooit op die manier. Dit heb ik nog nooit zo gezien en ik zou daar nooit mee akkoord gaan. Vooral niet met die auteursrechten, hij schrijft dat hij alle auteursrechten van beeldrechten van hem zijn. Hier zou ik nooit mee akkoord gaan (…)
2.16.
[gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] zijn bij brieven van 12 augustus 2022 aansprakelijk gesteld. Zij hebben zich vervolgens tegen de aansprakelijkstellingen verweerd door te stellen dat zij op 5 mei 2022 alleen hun rechtmatige eigendommen bij [eiser sub 2] hebben opgehaald.
2.17.
Op 12 september 2022 heeft [gedaagde sub 4] per aangetekende brief [eiser sub 2] gesommeerd tot teruggave van vier kunstwerken, te weten het houten origineel van het “ [naam kunstwerk 1] ”, een bronzen schaalmodel van een trap genaamd “ [naam kunstwerk 2] ”, een aluminium schaalmodel van een trap genaamd “ [naam kunstwerk 3] ” en een klein beeldje van een [naam kunstwerk 4] (gegoten in brons en met goud bekleed).
2.18.
Op 29 september 2022 heeft [gedaagde sub 4] tegen [eiser sub 2] aangifte bij de politie gedaan van verduistering van voornoemde kunstwerken.
2.19.
Op 10 november 2022 heeft [gedaagde sub 2] tegen [eiser sub 2] aangifte bij de politie gedaan van oplichting.
2.20.
Na daartoe verkregen verlof heeft [eisers c.s.] conservatoir beslag tot afgifte en/of conservatoir verhaalsbeslag en/of conservatoir derdenbeslag onder [gedaagden c.s.] laten leggen.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eisers c.s.] vordert – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagden c.s.] hoofdelijk zal veroordelen om aan [eiser sub 1] te betalen een bedrag van € 302.665,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
2. [gedaagden c.s.] hoofdelijk zal veroordelen om aan [eiser sub 2] te betalen een bedrag van € 79.680,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
3. [gedaagde sub 5] zal veroordelen tot afgifte binnen 7 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis van het beslagen beeld en het beslagen schilderij, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00;
4. [gedaagde sub 5] en [gedaagde sub 4] zal veroordelen tot vergoeding van de gemaakte beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding;
5. [gedaagden c.s.] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eisers c.s.] legt aan de vorderingen ten grondslag dat [gedaagden c.s.] op grond van de artikelen 6:162 en 6:166 BW onrechtmatig jegens [eisers c.s.] hebben gehandeld en dat [gedaagden c.s.] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die [eisers c.s.] daardoor geleden heeft. De vordering van [eiser sub 1] baseert [eisers c.s.] daarnaast op een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde sub 5] in de nakoming van de door [gedaagde sub 5] met [eiser sub 1] gesloten exclusiviteitsovereenkomst. [gedaagde sub 5] heeft in strijd met die overeenkomst gehandeld door kunstvoorwerpen van [eiser sub 1] te ontvreemden, althans daarbij betrokken te zijn, aldus [eisers c.s.] De geleden schade begroot [eisers c.s.] voor [eiser sub 1] op tenminste € 302.665,58 en voor [eiser sub 2] op tenminste € 79.680,00.
Het door [eiser sub 1] gevorderde bedrag van € 302.665,58 bestaat volgens [eisers c.s.] uit € 35.000,00 aan weggenomen schilderijen, € 243.950,00 aan weggenomen sculpturen en een bedrag van € 23.715,68, zijnde een schadeclaim van [Kunstenaar X] omdat op 5 mei 2022 ook zijn in consignatie gegeven kunstvoorwerpen zijn meegenomen.
Het door [eiser sub 2] gevorderde bedrag van € 79.680,00 bestaat volgens [eisers c.s.] uit
€ 10.830,00 aan weggenomen schilderijen, € 42.400,00 aan weggenomen sculpturen en
€ 26.450,00 aan overige weggenomen persoonlijke zaken.
3.3.
[gedaagde sub 1] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van [eisers c.s.] in zijn vorderingen dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van [eisers c.s.] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
[gedaagde sub 2] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot het primair niet ontvankelijk verklaren van [eisers c.s.] in zijn vorderingen dan wel deze af te wijzen. Voor het geval de vorderingen van [eisers c.s.] wel toewijsbaar zijn, beroept [gedaagde sub 2] zich op verrekening en verzoekt hij de rechtbank een veroordelend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren of aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde te verbinden dat [eisers c.s.] zekerheid dient te stellen tot het toegewezen bedrag, althans tot een door de rechtbank te bepalen bedrag, een en ander met veroordeling van [eisers c.s.] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.5.
[gedaagde sub 4] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van [eisers c.s.] in zijn vorderingen dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van [eisers c.s.] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor het geval de vorderingen van [eisers c.s.] wel toewijsbaar zijn, verzoekt [gedaagde sub 4] de rechtbank een veroordelend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.6.
[gedaagde sub 5] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van [eisers c.s.] in zijn vorderingen dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van [eisers c.s.] in de proceskosten.
3.7.
[gedaagde sub 6] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van [eisers c.s.] in zijn vorderingen dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van [eisers c.s.] in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Mocht de rechtbank tot een toewijzend vonnis komen, dan verzoekt [gedaagde sub 6] de desbetreffende veroordelingen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren dan wel dat de rechtbank zal bepalen dat [eisers c.s.] zekerheid dient te stellen gelijk aan de uit te spreken veroordeling. Voor het geval komt vast te staan dat de door [gedaagde sub 5] vervaardigde kunstvoorwerpen eigendom van [eisers c.s.] zijn, verzoekt [gedaagde sub 6] de rechtbank om [gedaagde sub 5] te veroordelen de desbetreffende kunstvoorwerpen aan [eisers c.s.] terug te geven. Op die manier behoeft de door [eiser sub 2] gevorderde schadevergoeding niet te worden toegewezen.

4.Het geschil in reconventie tussen [gedaagde sub 4] – [eisers c.s.]

4.1.
[gedaagde sub 4] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. het ten laste van hem gelegde beslag zal opheffen;
2. [eiser sub 2] zal veroordelen de kunstwerken [naam kunstwerk 2] , [naam kunstwerk 3] , [naam kunstwerk 4] en [naam kunstwerk 1] binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [gedaagde sub 4] af te geven dan wel te doen afgeven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per dag of gedeelte daarvan, met een maximum van € 50.000,00;
3. [eisers c.s.] zal veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
[gedaagde sub 4] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het gelegde beslag dient te worden opgeheven, nu de vorderingen in conventie voor afwijzing gereed liggen. Ook een belangenafweging maakt volgens [gedaagde sub 4] dat de gelegde beslagen dienen te worden opgeheven. Daarnaast vordert [gedaagde sub 4] teruggave van vier door hem in consignatie gegeven kunstvoorwerpen. Deze kunstvoorwerpen heeft [gedaagde sub 4] op 5 mei 2022 niet in de woning/galerie van [eisers c.s.] aangetroffen en zijn nog in het bezit van [eisers c.s.]
4.3.
[eisers c.s.] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van [gedaagde sub 4] in zijn vorderingen dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van [gedaagde sub 4] in de proceskosten en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente. Subsidiair verzoekt [eisers c.s.] de gevorderde dwangsom op de afgifte van de door [gedaagde sub 4] genoemde kunstvoorwerpen af te wijzen.

5.Het geschil in reconventie tussen [gedaagde sub 6] – [eisers c.s.]

5.1.
[gedaagde sub 6] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eisers c.s.] zal veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de conservatoire beslagen ten laste van [gedaagde sub 6] op te heffen en opgeheven te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 indien hij nalaat de beslagen tijdig op te heffen, te vermeerderen met € 500,00 per dag dat de beslagen niet tijdig worden opgeheven;
2. [eisers c.s.] zal veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, dan wel de forfaitaire proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
5.2.
[gedaagde sub 6] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de gelegde beslagen dienen te worden opgeheven, nu de vorderingen in conventie voor afwijzing gereed liggen. Ook meent hij dat op basis van een belangenafweging de gelegde beslagen dienen te worden opgeheven.
5.3.
[eisers c.s.] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van [gedaagde sub 6] in zijn vorderingen dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van [gedaagde sub 6] in de proceskosten en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.

6.De beoordeling in conventie

Bevoegdheid en toepasselijk recht
6.1.
[eiser sub 1] is een rechtspersoon naar Zwitsers recht. De rechtbank is op grond van artikel 4 van de herschikte Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Brussel 1-bis) bevoegd van de vordering van [eiser sub 1] kennis te nemen.
6.2.
De vordering van [eiser sub 1] is een vordering uit onrechtmatige daad. Het toepasselijk recht moet worden bepaald aan de hand van de verwijzingsregels van Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (hierna: de Rome II Verordening). Artikel 4 lid 1 van deze verordening houdt in dat, tenzij in de verordening anders is bepaald, het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht is van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen. Tussen partijen is niet in geschil dat de door [eiser sub 1] gestelde en door [gedaagden c.s.] betwiste schade zich – als dit komt vast te staan – in Nederland heeft voorgedaan. Dit betekent dat in de zaak tussen [eiser sub 1] en [gedaagden c.s.] Nederlands recht van toepassing is.
De kern van het geschil
6.3.
[eisers c.s.] stelt ter onderbouwing van zijn vorderingen dat hij op 5 mei 2022 in zijn woning door [gedaagden c.s.] is overvallen. Volgens [eisers c.s.] was sprake van een vooropgezet plan. [gedaagde sub 4] heeft onder valse voorwendselen een afspraak met [eiser sub 2] gemaakt, zodat [gedaagde sub 4] op 5 mei 2022 toegang tot de woning van [eiser sub 2] zou hebben. [eiser sub 2] werd voorgehouden dat er een potentiële koper voor een bronzen stier zou zijn, maar achteraf is gebleken dat [gedaagde sub 4] die afspraak met de potentiële koper reeds op 3 mei 2022 had afgezegd. [eisers c.s.] betoogt dat deze afzegging nimmer met hem is gecommuniceerd. [eisers c.s.] stelt dat [gedaagden c.s.] op 5 mei 2022 diverse (kunst)voorwerpen uit de woning/galerie van [eisers c.s.] heeft gehaald, terwijl zij daartoe geen toestemming hadden. Ook was het bezoek niet vooraf bij [eisers c.s.] aangekondigd. [eisers c.s.] betoogt dat tijdens dit bezoek geweld jegens [eiser sub 2] is gebruikt en dat sprake is geweest van vrijheidsberoving.
6.4.
Meer concreet betoogt [eisers c.s.] dat uit overgelegde camerabeelden volgt dat [gedaagden c.s.] op 5 mei 2022 in de woning of in de nabijheid van de woning van [eiser sub 2] zijn geweest. Op de camerabeelden is volgens [eisers c.s.] te zien dat [gedaagde sub 4] , korte tijd nadat hij zelf bij de woning van [eiser sub 2] is aangekomen, diverse personen via de voordeur van de woning van [eiser sub 2] heeft binnen gelaten dan wel de voordeur heeft laten open staan zodat personen onbelemmerde toegang tot de woning/galerie hadden. Volgens [eisers c.s.] is op de camerabeelden in elk geval te zien dat [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 5] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 6] kunstvoorwerpen uit de woning/galerie van [eiser sub 2] hebben gehaald en in gereedstaande voertuigen hebben geladen en daarmee zijn weggereden. [eisers c.s.] betoogt dat door deze handelingen schade is geleden. Er zijn immers niet alleen kunstvoorwerpen meegenomen die door [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 6] in consignatie waren gegeven, maar ook (kunst)voorwerpen die door andere kunstenaars in consignatie waren gegeven of eigendom van [eisers c.s.] waren.
6.5.
[gedaagden c.s.] betwist dat sprake is geweest van een roofoverval. Volgens [gedaagden c.s.] is [eiser sub 2] een meesteroplichter. Omdat de kunstenaars daarom vreesden dat zij hun in consignatie gegeven kunstvoorwerpen niet meer terug zouden krijgen, hebben [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 5] , [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 2] op 5 mei 2022 de desbetreffende kunstvoorwerpen bij de woning/galerie van [eisers c.s.] opgehaald. Betwist wordt dat bij de ophaalactie enige vorm van geweld of vrijheidsberoving jegens [eiser sub 2] is gebruikt. De ophaalactie was vooraf ook bij de politie en [eiser sub 2] aangekondigd. Tot slot betwist [gedaagden c.s.] dat [eisers c.s.] door de ophaalactie enige schade heeft geleden. Er zijn immers geen kunstvoorwerpen meegenomen die in eigendom toebehoren aan [eisers c.s.] , althans dit is niet door [eisers c.s.] onderbouwd.
Onrechtmatige daad?
6.6.
Vooropgesteld wordt dat artikel 6:162 lid 1 BW bepaalt dat ‘hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht is de schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden. Op grond van artikel 6:162 lid 2 BW kan als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
6.7.
[eisers c.s.] stelt dat er drie inbreuken zijn gemaakt. Allereerst stelt [eisers c.s.] dat er een inbreuk is gemaakt op zijn eigendomsrecht. Er zijn persoonlijke eigendommen van [eiser sub 2] weggehaald, maar ook kunstvoorwerpen die in eigendom aan [eisers c.s.] toebehoren. In het bijzonder – maar niet uitsluitend – gaat het om kunstvoorwerpen die [gedaagde sub 5] heeft gemaakt en die op grond van de tussen [eisers c.s.] en [gedaagde sub 5] gesloten overeenkomst van 30 augustus 2019 eigendom van [eisers c.s.] zijn geworden, aldus [eisers c.s.] Voor de lijst met weggenomen kunstvoorwerpen verwijst [eisers c.s.] naar productie 13 bij dagvaarding. Ten tweede stelt [eisers c.s.] dat er een inbreuk is gemaakt op de (mondelinge) consignatieovereenkomsten die tussen [eisers c.s.] en [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 6] gelden. [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 4] hebben de in consignatie gegeven kunstvoorwerpen weggenomen zonder eerst teruggave te vorderen als bedoeld in artikel 7:605 lid 1 BW. Tot slot stelt [eisers c.s.] dat [gedaagden c.s.] een inbreuk heeft gemaakt op zijn huisrecht ex artikel 12 van de Grondwet door op 5 mei 2022 de woning/galerie van [eisers c.s.] te betreden zonder zijn toestemming.
6.8.
[gedaagden c.s.] weerspreekt de gestelde inbreuken. Zij betwist dat er eigendommen van [eisers c.s.] zijn meegenomen. De kunstvoorwerpen die zijn meegenomen waren door [gedaagde sub 5] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 6] in consignatie gegeven. [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] betogen in dat kader ook dat zij ieder hun eigen kunstvoorwerpen uit de woning/galerie van [eisers c.s.] hebben gehaald. Voor zover er sprake zou zijn van een inbreuk op de consignatieovereenkomsten stelt [gedaagden c.s.] dat de door [eisers c.s.] gevorderde schade niet in causaal verband staat tot de gestelde inbreuk en dat dit daarom niet tot een veroordeling ex artikel 6:162 lid 1 BW kan leiden. Tot slot betoogt [gedaagden c.s.] dat het binnentreden van de woning/galerie van [eisers c.s.] en het meenemen van de kunstvoorwerpen wellicht niet netjes is, maar dat zij zich hiertoe genoodzaakt zagen omdat zij vreesden dat de kunstenaars hun kunstvoorwerpen niet meer terug zouden zien.
6.9.
Overwogen wordt dat de precieze toedracht op 5 mei 2022 in het midden kan blijven, nu [eisers c.s.] geen schade heeft gevorderd die verband houdt met het gestelde geweld en de gestelde vrijheidsberoving. De toedracht zal – indien tot strafvervolging wordt overgegaan – nader in de strafzaak worden onderzocht. In deze procedure gaat het om de vraag of sprake is geweest van onrechtmatig handelen.
Inbreuk eigendomsrecht?
6.10.
[eisers c.s.] stelt dat een inbreuk op zijn eigendomsrecht is gemaakt. Hierover overweegt de rechtbank het volgende. Op basis van de processtukken en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat de kunstenaars en [gedaagde sub 2] op 5 mei 2022 (een deel van) de door de kunstenaars vervaardigde kunstvoorwerpen uit de woning/galerie van [eisers c.s.] hebben gehaald. Ook is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam gebleken dat er op die dag kunstboeken die in opdracht van [eisers c.s.] waren gemaakt en kunstvoorwerpen die door [Kunstenaar X] (hierna te noemen: [Kunstenaar X] ) aan [eisers c.s.] in consignatie waren gegeven, zijn weggenomen. Het wegnemen van de kunstboeken stelt de rechtbank vast op basis van de overgelegde e-mailcorrespondentie van [de heer Z] van 7 juni 2022 waarin [de heer Z] schrijft dat hij deze boeken bij het bedrijfspand van [gedaagde sub 3] heeft opgehaald [7] en de stelling van [gedaagde sub 2] dat de voorwerpen die uit de woning/galerie van [eisers c.s.] zijn gehaald naar het bedrijfspand van [gedaagde sub 3] in [vestigingsplaats] zijn gebracht. Het wegnemen van de kunstvoorwerpen die door [Kunstenaar X] aan [eisers c.s.] in consignatie waren gegeven stelt de rechtbank vast op basis van het door [gedaagde sub 4] overgelegde e-mailbericht van de zoon van [Kunstenaar X] waarin wordt bevestigd dat de partner van [gedaagde sub 1] ( [partner gedaagde sub 1] ) in januari 2023 beelden van [Kunstenaar X] heeft terugbezorgd aan zijn vader. [8] De vraag is echter of het wegnemen van deze voorwerpen een inbreuk op het eigendomsrecht van [eisers c.s.] opleveren. Hierover wordt het volgende overwogen.
6.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat de in de woning/galerie van [eisers c.s.] aanwezige kunstvoorwerpen die door [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 6] en [Kunstenaar X] zijn vervaardigd, niet in eigendom aan [eisers c.s.] toebehoorden. Deze voorwerpen waren slechts in consignatie gegeven. Het wegnemen van deze kunstvoorwerpen kan daarom geen inbreuk op het eigendomsrecht van [eisers c.s.] opleveren.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat voor toewijzing van de gevorderde schadeclaim van [Kunstenaar X] geen grond bestaat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser sub 2] bevestigd dat hij de door [Kunstenaar X] gezonden factuur niet heeft betaald en uit het hiervoor aangehaalde e-mailbericht van de zoon van [Kunstenaar X] volgt dat de kunstvoorwerpen in januari 2023 aan [Kunstenaar X] zijn teruggegeven. Dit betekent dat er geen grondslag meer voor [eisers c.s.] bestaat om de gezonden factuur te voldoen en om deze schadeclaim op [gedaagden c.s.] te verhalen.
6.12.
Ten aanzien van de weggenomen kunstboeken overweegt de rechtbank dat dit een inbreuk op het eigendomsrecht van [eisers c.s.] oplevert, maar dat er thans geen sprake meer van schade is, nu de kunstboeken via [de heer Z] aan [eiser sub 2] zijn geretourneerd. [9] Ook deze gevorderde schade kan daarom niet worden toegewezen.
6.13.
Dan komt de rechtbank toe aan de kunstvoorwerpen die door [gedaagde sub 5] zijn vervaardigd en die op 5 mei 2022 uit de woning/galerie van [eisers c.s.] zijn weggenomen. [eiser sub 2] c.s. stelt dat tussen hem en [gedaagde sub 5] een exclusiviteitsovereenkomst is overeengekomen zoals onder 2.6 is opgenomen. [eisers c.s.] stelt dat hij [gedaagde sub 5] op basis van deze overeenkomst is gaan financieren, zowel privé als zakelijk. Een en ander volgt volgens [eisers c.s.] ook uit de door [gedaagde sub 5] voor akkoord getekende overzichten die als productie 3 bij dagvaarding zijn overgelegd. [gedaagde sub 5] betwist deze lezing. Hij weerspreekt dat hij dergelijke afspraken met [eisers c.s.] heeft gemaakt en dat hij contante betalingen van [eiser sub 2] heeft ontvangen. Ook betwist hij dat de handtekeningen onder de door [eisers c.s.] overgelegde documenten [10] en de betalingsoverzichten [11] van hem afkomstig zijn. Hij merkt op dat de datum die op de documenten staat die als productie 2 bij dagvaarding zijn overgelegd (namelijk 30 augustus 2019) niet kan kloppen, aangezien hij toen nog geen contact met [eiser sub 2] had. Over de stempel op de documenten merkt [gedaagde sub 5] op dat hij vermoedt dat [eiser sub 2] zonder toestemming van [gedaagde sub 5] de stempel van [gedaagde sub 5] heeft gebruikt. [gedaagde sub 5] is deze stempel kwijt en hij vermoedt dat [eiser sub 2] deze stempel op een eerder moment uit de woning van [gedaagde sub 5] heeft weggenomen. Tot slot betoogt [gedaagde sub 5] dat de desbetreffende documenten door [eiser sub 2] zijn opgesteld en dat [gedaagde sub 5] de documenten pas voor het eerst na 5 mei 2022 heeft gezien.
6.14.
Vooropgesteld wordt dat [eiser sub 2] tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend dat hij de documenten die als productie 2 bij dagvaarding zijn overgelegd in 2020/2021 heeft opgesteld en dat hij de documenten naar 30 augustus 2019 heeft geantedateerd. [eiser sub 2] volhardt echter in zijn standpunt dat de handtekeningen onder de documenten die als productie 2 bij dagvaarding zijn overgelegd van [gedaagde sub 5] zijn.
6.15.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 159 lid 2 Rv een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij tegen welke zij dwingend bewijs zou opleveren stellig wordt ontkend, geen bewijs oplevert zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Nu [eisers c.s.] stelt dat een inbreuk op zijn eigendomsrecht is gemaakt en hij zich voor die stelling beroept op de door hem als productie 2 bij dagvaarding overgelegde documenten, terwijl [gedaagde sub 5] stellig ontkent dat hij de desbetreffende documenten heeft ondertekend, is het aan [eisers c.s.] te bewijzen dat de geplaatste handtekeningen van [gedaagde sub 5] zijn. Anders dan door [eisers c.s.] is betoogd, ziet de rechtbank – mede gelet op het feit dat de documenten door [eiser sub 2] op het briefpapier van [gedaagde sub 5] zijn opgesteld en zijn geantedateerd - geen aanleiding om af te wijken van de bewijslastverdeling zoals die door artikel 159 lid 2 Rv wordt gegeven.
6.16.
Tijdens de mondelinge behandeling is de mogelijkheid van een handschriftonderzoek besproken teneinde te kunnen vaststellen of [gedaagde sub 5] de documenten heeft ondertekend.
6.17.
De heer W.P.F. Fagel, forensisch schriftdeskundige (WFFO) heeft zich desgevraagd bereid en in staat verklaard om het onderzoek te verrichten en daartoe vrij te staan. Hij heeft het voorschotbedrag voor het te verrichten onderzoek geschat op een bedrag van € 2.662,00 inclusief btw. Partijen hebben inmiddels gemeld geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van de heer Fagel en het door hem genoemde voorschotbedrag. De rechtbank zal daarom de heer W.P.F. Fagel als deskundige benoemen. De rechtbank zal de navolgende vragen aan de deskundige voorleggen:
1. Zijn naar uw oordeel de handtekeningen onder de documenten “Overeenkomst” en “Zustimmung”, gedateerd 30 augustus 2019 zoals overgelegd als productie 2 bij dagvaarding afkomstig van [gedaagde sub 5] ?
2. Indien al of niet met volledige zekerheid kan worden vastgesteld of de onder 1. bedoelde handtekeningen van [gedaagde sub 5] afkomstig zijn, met welke mate van waarschijnlijkheid kan hierover dan een uitspraak worden gedaan?
3. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
6.18.
Zoals reeds onder 6.15 is overwogen rust de bewijslast voor wat betreft de echtheid van de handtekeningen op [eisers c.s.] , nu hij zich op de rechtsgevolgen van de onderhandse akte beroept. De rechtbank ziet daarom aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door [eisers c.s.] moet worden gedeponeerd. Zoals hiervoor aangegeven begroot de deskundige zijn loon en kosten op een bedrag van
€ 2.662,00 inclusief btw zodat de rechtbank het door [eisers c.s.] te betalen voorschot hierop bepaalt.
6.19.
De rechtbank wijst erop dat [eisers c.s.] en [gedaagde sub 5] wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
6.20.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
6.21.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
6.22.
In afwachting van het deskundigenbericht zal op dit punt iedere verdere beslissing worden aangehouden. Als blijkt dat het de handtekeningen van [gedaagde sub 5] zijn, dient de rechtbank onder meer nog te beoordelen of alleen [gedaagde sub 5] of ook de anderen aansprakelijk zijn, of het pandrecht van [gedaagde sub 2] nog een rol speelt en wat de hoogte is van de schade.
6.23.
Voor zover [eisers c.s.] betoogt dat er nog andere kunstvoorwerpen en persoonlijke eigendommen van [eisers c.s.] zijn weggenomen hetgeen ook een inbreuk op zijn eigendomsrecht zou opleveren – overweegt de rechtbank dat dit, tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagden c.s.] , niet is gebleken. Uit het enkele feit dat er op 7 mei 2022 e-mailberichten vanuit de e-mailbox van [eiser sub 2] aan [gedaagde sub 1] zijn doorgezonden, kan niet zonder meer worden afgeleid dat dit via een volgens [eisers c.s.] gestolen mobiele telefoon is gebeurd. Ook levert de door [eisers c.s.] overgelegde bruikleenovereenkomst tussen [eiser sub 2] en [eiser sub 1] [12] geen bewijs op van zijn stelling dat [eisers c.s.] eigenaar was van bepaalde kunstvoorwerpen. Daar komt bij dat [eisers c.s.] ook niet inzichtelijk heeft welke (kunst)voorwerpen zich op 5 mei 2022 in de woning/galerie bevonden en wat de situatie ter plekke was na het bezoek van [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] . Dat Ouëndag & Silberman op 26 januari 2022 de in de woning/galerie van [eisers c.s.] aanwezige kunstvoorwerpen heeft getaxeerd en daarover op 4 april 2022 een taxatierapport heeft uitgebracht, bewijst niet dat al deze voorwerpen op 5 mei 2022 nog in de woning/galerie [eisers c.s.] aanwezig waren én dat deze door [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] zijn meegenomen. Ook volgt de rechtbank [eisers c.s.] niet in zijn standpunt dat het op de weg van [gedaagden c.s.] als (mede)daders ligt om in het kader van de betwisting zodanige feitelijke gegevens aan [eisers c.s.] te verstrekken die aanknopingspunten verschaffen voor de onderbouwing van zijn stelling dat hij eigendomschade heeft geleden, bijvoorbeeld door het overleggen van het strafdossier. [13] Dit zijn namelijk geen gegevens die alleen in het domein van [gedaagden c.s.] liggen. [eisers c.s.] heeft er voor gekozen om [gedaagden c.s.] te dagvaarden, terwijl het politieonderzoek nog niet was afgerond. Voor zover het politieonderzoek inmiddels is afgerond en in het dossier bewijsmiddelen zitten die de stellingen van [eisers c.s.] onderbouwen, had [eisers c.s.] deze bewijsmiddelen zelf in het geding kunnen brengen. Dit heeft [eisers c.s.] niet gedaan en de rechtbank zal [eisers c.s.] - gelet op het stadium waarin deze procedure zich thans bevindt - ook niet meer in de gelegenheid stellen om dit alsnog in het geding te brengen.
Inbreuken op de consignatieovereenkomsten en het huisrecht ex artikel 12 van de Grondwet?
6.24.
Voor wat betreft de gestelde inbreuken op de consignatieovereenkomsten en op het huisrecht ex artikel 12 van de Grondwet, overweegt de rechtbank dat deze gestelde inbreuken geen nadere bespreking behoeven. [eisers c.s.] vordert in de onderhavige procedure namelijk geen schade die in causaal verband staat tot deze gestelde inbreuken. Dit betekent dat de vorderingen op grond van artikel 6:162 lid 1 BW niet kunnen worden toegewezen.
6.25.
Dit betekent dat de rechtbank – gelet op hetgeen onder 6.13. tot en met 6.22. is overwogen, iedere verdere beslissing in conventie zal aanhouden.

7.De beoordeling in reconventie

7.1.
[gedaagde sub 4] vordert in reconventie afgifte van vier kunstvoorwerpen die volgens hem in consignatie zijn gegeven. Deze kunstvoorwerpen maakten deel uit van de collectie van (in totaal) zestien kunstvoorwerpen van [gedaagde sub 4] die zich onder [eiser sub 2] bevonden. Het gaat volgens hem om de kunstwerken [naam kunstwerk 2] , [naam kunstwerk 3] , [naam kunstwerk 4] en [naam kunstwerk 1] . Deze voorwerpen zijn op 5 mei 2022 niet aangetroffen in de galerie, dan wel het woonhuis van [eiser sub 2] en zijn derhalve evenmin meegenomen op die dag, zo stelt [gedaagde sub 4] . [eisers c.s.] betwist dat deze kunstwerken aan hem in consignatie zijn gegeven en voert aan dat alle voorwerpen die in consignatie waren gegeven op 5 mei 2022 door [gedaagde sub 4] zijn meegenomen. Volgens [eisers c.s.] betekent dit dat er geen kunstvoorwerpen meer zijn om aan [gedaagde sub 4] terug te geven. Hierover wordt het volgende overwogen.
7.2.
Vaststaat dat er kunstvoorwerpen in consignatie zijn gegeven, maar bij gebreke van schriftelijke consignatieovereenkomsten tussen [eisers c.s.] en [gedaagde sub 4] is niet vast te stellen welke specifieke kunstvoorwerpen in consignatie zijn gegeven. Aangezien [eisers c.s.] niet weerspreekt dat de hierboven door [gedaagde sub 4] genoemde kunstvoorwerpen eigendom van [gedaagde sub 4] zijn, maar alleen betwist dat deze voorwerpen aan hem in consignatie zijn gegeven, ziet de rechtbank aanleiding om [gedaagde sub 4] op te dragen te bewijzen dat de hierboven genoemde vier kunstvoorwerpen thans in het bezit van [eisers c.s.] zijn.
7.3.
Voor het overige zal de rechtbank iedere verdere beslissing in reconventie (tussen [gedaagde sub 4] – [eisers c.s.] en [gedaagde sub 6] – [eisers c.s.] ) aanhouden.

8.De beslissing in conventie en reconventie

De rechtbank
8.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Zijn naar uw oordeel de handtekeningen onder de documenten “Overeenkomst” en “Zustimmung”, gedateerd 30 augustus 2019 zoals overgelegd als productie 2 bij dagvaarding afkomstig van [gedaagde sub 5] ?
2. Indien al of niet met volledige zekerheid kan worden vastgesteld of de onder 1. bedoelde handtekeningen van [gedaagde sub 5] afkomstig zijn, met welke mate van waarschijnlijkheid kan hierover dan een uitspraak worden gedaan?
3. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
8.2.
benoemt tot deskundige:
De heer drs. W.P.F. Fagel
WFFO
Postbus 76012
1070 EA Amsterdam
[telefoonnummer]
[emailadres]
8.3.
bepaalt dat [eisers c.s.] een kopie van dit vonnis en de originele documenten die in kopie als productie 2 bij dagvaarding zijn overgelegd aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
8.4.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 2.662,00 (inclusief btw),
8.5.
bepaalt dat [eisers c.s.] het voorschot moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
8.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
8.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
8.8.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
8.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
8.10.
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. G.J. Meijer; bereikbaar via 088-3618865,
het schriftelijk rapport
8.11.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
8.12.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
8.13.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
8.14.
draagt [gedaagde sub 4] op in reconventie te bewijzen dat het [naam kunstwerk 2] , [naam kunstwerk 3] , [naam kunstwerk 4] en [naam kunstwerk 1] in het bezit van [eisers c.s.] zijn;
8.15.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 8 november 2023voor uitlating door [gedaagde sub 4] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
8.16.
bepaalt dat, als [gedaagde sub 4] geen bewijs door het horen van getuigen willen leveren maar wel
bewijsstukkenwillen overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
8.17.
bepaalt dat, als [gedaagde sub 4]
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
januari 2024tot en met
juni 2024dan direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
8.18.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de zitting van mr. G.J. Meijer, in het paleis van justitie te Arnhem, Walburgstraat 2-4,
8.19.
bepaalt dat [gedaagde sub 4] en [eisers c.s.] uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartijen moeten toesturen,
8.20.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
8.21.
houdt iedere verdere beslissing in conventie en reconventie aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer, mr. F.M.T. Quaadvliet en mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.

Voetnoten

1.Productie 2 bij dagvaarding.
2.Productie 4 bij dagvaarding.
3.Productie 5 bij conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] .
4.Productie 1 en 2 bij conclusie van antwoord van [gedaagde sub 6] .
5.Productie 5 bij conclusie van antwoord van [gedaagde sub 4] .
6.Productie 11 bij dagvaarding.
7.Productie 24 bij akte overlegging producties en wijziging van eis van de zijde van [eisers c.s.]
8.Productie 10 bij akte overlegging aanvullende producties ten behoeve van de mondelinge behandeling op 17 mei 2023 van de zijde van [gedaagde sub 4] .
9.Zie spreekaantekeningen van mr. J.J.M. Cliteur die tijdens de mondelinge behandeling van 17 mei 2023 zijn voorgedragen.
10.Productie 2 bij dagvaarding (twee documenten in Nederlandse en Duitse taal).
11.Productie 3 bij dagvaarding.
12.Productie 4 bij dagvaarding.
13.Hoge Raad 8 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1058.