ECLI:NL:RBGEL:2023:5043

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
05-088915-22; 05-336554-22 (gev. ttz) en 05-145774-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraf voor mishandeling en zware mishandelingen met een mes door 26-jarige man uit Nijmegen

Op 4 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van mishandeling en zware mishandelingen met een mes. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], op 9 april 2022 in Nijmegen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met een mes in het gezicht en hoofd van de slachtoffers heeft gesneden, wat resulteerde in ernstige verwondingen die medische behandeling vereisten. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers en getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte opzettelijk de kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor de geleden schade. De rechtbank oordeelde ook over een eerdere voorwaardelijke straf die ten uitvoer moest worden gelegd, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05-088915-22; 05-336554-22 (gev. ttz) en 05-145774-22 (TUL)
Datum uitspraak : 4 september 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1997 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1]
Raadsvrouw: mr. B. Willemsen, advocaat in Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05-088915-22
1.
hij op of omstreeks 9 april 2022 te Nijmegen aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten snij- en/of steekverwondingen in hoofd en/of gezicht en/of oor, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 1] één of meermalen met een mes in het gezicht en/of het hoofd te steken en/of te snijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 april 2022 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 1] één of meermalen met een mes in het gezicht en/of het hoofd heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 09 april 2022 te Nijmegen aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten snij- en/of steekverwondingen in het gezicht heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 2] één of meermalen met een mes in het gezicht te steken en/of te nijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 april 2022 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 2] één of meermalen met een mes in het gezicht heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 05-336554-22
hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Nijmegen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] (onverhoeds) krachtig met de vuist in/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05-088915-22 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde onder feit 1 en 2. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de afgelegde verklaringen is gebleken dat verdachte de persoon is geweest die fysiek agressief is geweest richting de aangevers. Verdachte heeft op enig moment het mes vast gehad, waardoor aangevers snijwonden in hun gezicht en hoofd hebben opgelopen. Verdachte heeft voorwaardelijk opzet gehad op het ernstig verwonden van aangevers. Verdachte moet worden vrijgesproken van het steken met het mes.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat alleen [slachtoffer 2] heeft verklaard over het zwaaien met een mes door verdachte. [slachtoffer 1] heeft helemaal niet verklaard over een mes bij verdachte. Het letsel dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben opgelopen kan zijn ontstaan doordat zij in een worsteling met verdachte langs het mes zijn geschaafd zonder dat verdachte steekbewegingen maakte. Het letsel kan ook zijn ontstaan door iets anders dan een mes, zoals een ring. Daarbij komt dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] erg gekleurd en daardoor ongeloofwaardig zijn. Uit hun verklaringen blijkt dat zij tijdens hun verhoor al wisten van het gevonden mes en dit mes ook konden omschrijven. De verklaring van [getuige 3] dat verdachte in de schuur aan hem een mes heeft laten zien is ook ongeloofwaardig, omdat in de schuur iedereen vlak op elkaar stond. Subsidiair heeft de raadsvrouw een beroep gedaan op noodweer, omdat verdachte en [getuige 4] door een groep mensen werden aangevallen en verdachte uit zelfverdediging heeft gehandeld.
Beoordeling door de rechtbank
De feiten
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 9 april 2022 thuis was aan het [adres 2] . Er was een verjaardagsfeest. Op een gegeven moment kwam verdachte binnen. [slachtoffer 2] had een normaal gesprek met verdachte, totdat verdachte zei dat [slachtoffer 2] zijn broertje op zijn plek moest zetten. [slachtoffer 2] wist niet wat verdachte daarmee bedoelde en werd boos. De sfeer werd grimmig en een andere aanwezige gaf verdachte een klap. [slachtoffer 2] ging samen met zijn vader [slachtoffer 1] en verdachte naar buiten. Er ontstond een gevecht op straat tussen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en verdachte. Ineens sloeg verdachte op het gezicht van [slachtoffer 2] . Verdachte vloog [slachtoffer 1] aan en viel samen met [slachtoffer 1] op een auto. [slachtoffer 2] wilde hen uit elkaar trekken, maar verdachte draaide door. Ineens had verdachte een mes vast, [slachtoffer 2] zag niet waar verdachte het mes vandaan had gehaald. Verdachte begon met het mes te zwaaien. [slachtoffer 2] liep daardoor letsel op in zijn gezicht. [slachtoffer 2] had 3 krassen in zijn gezicht en een diepe snee in zijn neus waarvoor in het ziekenhuis 6 à 7 hechtingen zijn gezet. Het mes had kartels, was ongeveer 20 centimeter en had een zwart handvat. [2]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 9 april 2022 aanwezig was op het feestje bij hem thuis. Verdachte was niet uitgenodigd op het feest aanwezig. [slachtoffer 1] zag dat verdachte naast zijn oudste zoon, [slachtoffer 2] , ging zitten. [slachtoffer 1] zag dat [slachtoffer 2] boos werd op verdachte en zei dat [slachtoffer 2] rustig moest doen. [slachtoffer 1] zag toen dat verdachte agressief werd naar zijn vrouw. [getuige 5] , een vriend van [slachtoffer 1] , gaf verdachte een klap. Hierop heeft [slachtoffer 1] gezegd dat [getuige 5] via de voordeur weg moest gaan en heeft hij verdachte vastgepakt en de tuin uit begeleid. [slachtoffer 1] wilde verdachte rustig houden, maar op enig moment was hij aan het vechten met verdachte en zat [slachtoffer 1] helemaal onder het bloed. [slachtoffer 1] is naar het ziekenhuis gegaan en kreeg drie hechtingen onder zijn kin en een aantal hechtingen in zijn oor. Voor de verwondingen aan zijn hoofd hoefde hij geen hechtingen. Verder had hij diverse snijwonden in zijn gezicht, zoals zijn neus en linker wenkbrauw. [3]
[getuige 3] (
de rechtbank begrijpt: [getuige 3]) heeft verklaard dat hij op het feestje bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aanwezig was. Toen [getuige 3] met verdachte in de schuur stond haalde verdachte ineens een mes uit zijn broek en liet dit zien aan [getuige 3] . Het metaalkleurige mes was ongeveer 10 cm lang, had ribbeltjes en een zwart handvat. Verdachte zei dat hij al meerdere keren mensen had neergestoken. Verdachte stopte het mes weer terug in zijn broek. Nadat verdachte een klap had gekregen van een feestganger werd verdachte helemaal gek. Meerdere mensen probeerden verdachte rustig te houden. Het escaleerde op straat. [getuige 3] zag dat verdachte zijn rechterhand in zijn broek had zitten op de plek waar verdachte eerder het mes vandaan had gehaald. Verdachte gaf [slachtoffer 2] een vuistslag in het gezicht. [slachtoffer 1] duwde verdachte weg. Enkele seconden later lagen verdachte, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op de grond. [4]
[getuige 1] heeft verklaard dat zij om 05.09 uur wakker werd van geschreeuw buiten haar woning. Ze zag ongeveer acht personen, waaronder verdachte, buiten staan ter hoogte van [adres 3] . De personen waren bezig om verdachte in bedwang te houden. Op enig moment sloeg verdachte [slachtoffer 2] vol in zijn gezicht. Verdachte sloeg en duwde ook [slachtoffer 1] uit het niets, waarna een worsteling ontstond en [slachtoffer 1] over de personenauto van [getuige 1] viel. Ook de dochter van [getuige 1] stond bij het raam te kijken en riep ‘mama, hij steekt’. [getuige 1] zag dat verdachte op [slachtoffer 1] aan het inslaan was. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens de consternatie een mes op de grond zag liggen. Hij heeft het mes opgepakt. Daarna kwam verdachte weer in een worsteling terecht. [6]
De camerabeelden van een ringdeurbel (
de rechtbank begrijpt: van [buurtgenoot] , wonende aan het [adres 4]) zijn uitgekeken. Op de beelden is een groep mensen te zien. Een persoon kreeg een flinke trap van iemand, waarna deze zelfde persoon flink uithaalde met zijn rechterarm en een andere persoon op de grond sloeg. Meerdere mensen bemoeiden zich ermee en probeerden de mishandelende man tegen te houden. Op de camerabeelden werd er door meerdere mensen hard geschreeuwd. Een vrouw riep ‘waar ben je mee bezig jongen?’ en iemand anders ‘ophouden nou he’. [7]
Letsel
Door de forensisch arts werd geconstateerd dat bij [slachtoffer 1] sprake was van 10 soorten letsel, waarvan letsels 4, 5 en 9 snijwonden betroffen.
4. Huidbeschadiging van de kin van circa 22 millimeter variërend in breedte van 1 tot 3 millimeter
5. Huidbeschadiging van de boven- en linkerkant van de hals van circa 30 millimeter, waarvoor één lange hechtdraad zichtbaar was
9. Huidbeschadiging aan de bovenkant van de linker oorschelp, waarvoor 4 hechtdraden zichtbaar waren
Er was sprake van een diepere huidbeschadiging in de vorm van een snijwond in de kin (4) en het oor (9), waarvoor behandeling met hechtingen noodzakelijk was. Ook letsel 5 betrof een snijwond. Letsel 1 betrof een ondiepere snijwond waarbij kon worden volstaan met wondverzorging. [8]
Door de forensisch arts werd geconstateerd dat bij [slachtoffer 2] sprake was van 2 soorten letsel, waarvan letsel 1 een snijwond betrof, te weten een huidbeschadiging van de rechterneusvleugel tot aan de linkerkant van de neuspunt. Er was sprake van een diepere huidbeschadiging waarbij behandeling met hechtingen noodzakelijk was. [9]
De verklaringen van de getuigen, waaronder van [getuige 3] en [getuige 1] , acht de rechtbank, anders dan de verdediging, geloofwaardig. Zij hebben beiden gedetailleerd en concreet verklaard over wat zij hebben gezien en hun bevindingen vinden steun in de aangifte van [slachtoffer 2] en het uitkijken van de beelden. Daarnaast is uit de forensische letselrapportages van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gebleken dat zij snijverwondingen hadden. Gezien de ernst van de verwondingen aan de neus van [slachtoffer 2] en de oorschelp van [slachtoffer 1] kan het niet anders dan dat het mes dat verdachte heeft vastgehad is gebruikt om mee te snijden. Deze verwondingen passen niet in een scenario waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] alleen langs een mes zijn geschaafd. In het dossier bevinden zich bovendien geen aanwijzingen dat het letsel door iets anders dan een mes is veroorzaakt, te minder nu [getuige 3] heeft verklaard eerder op de avond een mes te hebben gezien bij verdachte en [slachtoffer 2] een mes bij verdachte heeft gezien tijdens het gevecht. Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] heeft verwond door met een mes in zijn gezicht, oor en hoofd te snijden en [slachtoffer 2] heeft verwond door met een mes in zijn gezicht te snijden.
Zwaar lichamelijk letsel
De vraag die voorligt is of het letsel dat aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is toegebracht kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Wetboek van Strafrecht. Of sprake is van zwaar lichamelijk letsel hangt af van de aard en de ernst van het toegebrachte letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten na het incident direct naar het ziekenhuis worden vervoerd om gehecht te worden. Bij [slachtoffer 1] moest letsel in zijn hals en oor worden gehecht. Bij [slachtoffer 2] moest zijn neus worden gehecht. Daardoor zijn bij zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] ontsierende littekens in het gezicht en aan het hoofd ontstaan. De rechtbank is gelet op de aard van dit letsel, met name nu bij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] sprake is van restschade in de vorm van een ontsierend litteken in het gelaat, van oordeel dat dit letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Daarbij is van belang dat bij [slachtoffer 1] sprake is van een zichtbaar litteken midden op het voorhoofd en dat de oorschelp bijna afgesneden was. Bij [slachtoffer 2] is bij het bepalen van de zwaarte van het letsel van belang dat hij ten tijde van het incident nog maar 19 jaar oud was en een litteken heeft in midden in zijn gezicht.
Door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] met een mes in het gezicht en hoofd te snijden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij hen aanvaard. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het gezicht, maar ook in de nabij gelegen hals, belangrijke (slag)aderen bevinden, waardoor gemakkelijk ernstig letsel kan ontstaan. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en verdachte zich in een worsteling bevonden. Het vasthouden van en snijden met een mes onder deze omstandigheden is dan ook risicovol. De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Uit het dossier komen, mede gelet op de getuigenverklaringen, geen aanwijzingen naar voren van het tegendeel. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangevers. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 05-336554-22 [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Het bewijs is minimaal omdat op de camerabeelden niet te zien is door wie [slachtoffer 3] is geslagen, [slachtoffer 3] dat niet weet en getuigen mogelijk alleen in de richting van verdachte wijzen omdat verdachte de persoon is die later is aangehouden door de politie.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 29 oktober 2022 aan het stappen was in het uitgaansgebied van Nijmegen. [slachtoffer 3] stond met een vriend van hem te praten voor de [restaurant] , toen er een onbekende jongen op hen kwam afgelopen. De jongen was aan het vloeken en leek erg opgefokt. Even later kreeg [slachtoffer 3] van de jongen een klap op de linkerkant van zijn gezicht. [slachtoffer 3] voelde direct pijn en viel op de grond. [11]
[getuige 6] heeft verklaard dat hij in de nacht van 29 oktober 2022 aan het werk was bij de [bedrijf] in Nijmegen. Hij zag dat een jongen gekleed in een rood t-shirt en een bodywarmer met zijn rechtervuist een jongen op zijn linkerkaak sloeg. [12]
[getuige 7] was de bewuste nacht werkzaam als bedrijfsleider bij de [café] . Bij de [bedrijf] stonden twee jongens; één van hen droeg een rood shirt met zwarte bodywarmer en was zeer agressief. De andere jongen droeg een zwart shirt en probeerde de jongen met het rode shirt te kalmeren. De jongens werden vervolgens beiden agressief en zijn buiten gezet door de portiers. De jongens liepen in de richting van de Tweede Walstraat naar de [restaurant] . Uit het niets gaf de jongen met het rode shirt en de zwarte bodywarmer een jongen een klap in het gezicht. [13]
De camerabeelden van de [restaurant] zijn uitgekeken. Daarop werd verdachte door verbalisant herkend als de persoon die later is aangehouden. Verbalisant herkende verdachte aan de kleding die hij aan had tijdens het verhoor. Verdachte had deze kleding ook aan tijdens zijn aanhouding. Verdachte is op de beelden een persoon met een witte huidskleur, kort opgeschoren blond haar, stevig postuur, 1.80m lang en droeg een rood t-shirt met zwarte bodywarmer, lichtblauwe spijkerbroek en schoenen. [slachtoffer 3] droeg een lichtblauw t-shirt en had een opvallende tatoeage op zijn linker onderarm. Op de beelden was te zien dat [slachtoffer 3] achter een pilaar uit beeld verdween en kort daarna terug in beeld kwam en gestrekt op de grond viel. Kort daarvoor was verdachte voorbij [slachtoffer 3] gelopen. [14]
Verdachte heeft verklaard hij op 29 oktober 2022 om 03.15 uur in de stad in Nijmegen was. Hij had die nacht een rood t-shirt aan en had een zwarte bodywarmer bij zich. [15]
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte de persoon is geweest die op 29 oktober 2022 een rood t-shirt en een zwarte bodywarmer droeg en [slachtoffer 3] heeft geslagen. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaringen van de getuigen te twijfelen. [getuige 7] en [getuige 6] hebben beiden vanuit hun eigen perspectief verklaard en de aangifte en camerabeelden bieden daarvoor ondersteuning. Verdachte is de persoon die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 3] .

6.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 primair en 2 primair van parketnummer 05-088915-22 en het feit van parketnummer 05-336554-22 heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05-088915-22
1.
hij op
of omstreeks9 april 2022 te Nijmegen aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten snij-
en/of steekverwondingen in hoofd en
/ofgezicht en
/ofoor, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 1]
één of meermalenmet een mes in het gezicht en
/ofhet hoofd
te steken en/ofte snijden;
2.
hij op
of omstreeks9 april 2022 te Nijmegen aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten snij-
en/of steekverwondingen in het gezicht heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 2]
één ofmeermalen met een mes in het gezicht
te steken en/ofte snijden.
Parketnummer 05-336554-22
hij op
of omstreeks29 oktober 2022 te Nijmegen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 3] (onverhoeds) krachtig met de vuist
in/tegen het gezicht te slaan
en/of te stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05-088915-22
feit 1 en 2 telkens:
zware mishandeling
Parketnummer 05-336554-22
feit 1:
mishandeling

7.De strafbaarheid van de feiten

Parketnummer 05-088915-22
De raadsvrouw heeft gesteld dat sprake was van een noodweersituatie.
Verdachte heeft het volgende verklaard. Er ontstond duw- en trekwerk. Hij werd gewurgd en kreeg klappen op zijn gezicht. Tijdens de consternatie had verdachte een mes op de grond zien liggen en heeft hij dat voor zijn eigen bescherming opgepakt. Daarna kwam hij weer in een worsteling terecht.
De rechtbank overweegt dat geen sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen, alleen al omdat verdachte, toen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hem weg wilden sturen en verdachte uit de tuin werd gezet, degene is geweest die als eerste [slachtoffer 2] sloeg en zich als agressor gedroeg. Niet gebleken is dat sprake was van een situatie waarin verdachte niet anders kon handelen dan zich te verdedigen met een mes.
Parketnummer 05-336554-22
Het feit is strafbaar.

8.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

9.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en aftrek van voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf moeten de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden. Tevens moet aan verdachte een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de [adres 5] en [adres 5] straat van het [adres 5] worden opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij strafoplegging kan worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige geweldsdelicten in de openbare ruimte. Het gaat op 9 april 2022 om zware mishandelingen waarbij verdachte een mes heeft gebruikt. Door met een mes te snijden in het gezicht en hoofd van aangevers, heeft verdachte hen zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Als gevolg van zijn handelwijze hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meerdere snijverwondingen opgelopen en moesten zij in het ziekenhuis worden behandeld. Gezien de gedragingen van verdachte had het erger kunnen aflopen met de slachtoffers, te meer nu verdachte kennelijk flink onder invloed van alcohol en/of drugs was. Ook tijdens de mishandeling van [slachtoffer 3] was verdachte onder invloed van alcohol en/of drugs. Hij heeft uit het niets [slachtoffer 3] in het gezicht geslagen. Uit het dossier blijkt dat de incidenten op alle aangevers veel impact heeft gehad. Daarnaast dragen misdrijven als deze ook bij aan algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een op zijn naam gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 30 juni 2023, waaruit blijkt dat verdachte ook in 2020 voor zware mishandeling met een mes is veroordeeld, zodat sprake is van recidive.
Uit het reclasseringsrapport van 27 juli 2023 is gebleken dat bij verdachte sprake is van een patroon van grensoverschrijdend gedrag waarbij hij vaker met politie en justitie in aanraking is gekomen vanwege voornamelijk vermogens- en geweldsdelicten. Er zijn bij verdachte problemen ontstaan in de impulsbeheersing en antisociale cognities. Er is alcoholmisbruik vastgesteld. Het gebruik van alcohol in een verkeerde omgeving met verkeerde mensen doen de risico’s op geweld flink toenemen. De behandeling die verdachte tijdens zijn schorsing is gestart heeft volgens de reclassering een positieve invloed op zijn gedrag en de keuzes die hij maakt. Verdachte is zich meer bewust van zijn triggers en de risico’s van zijn omgeving en het gebruik van middelen. Om de kans op recidive terug te dringen heeft de reclassering geadviseerd de behandeling vanuit Kairos te continueren door bij een deels voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarden ambulante behandeling en een meldplicht op te leggen.
De straf
Ten aanzien van het bepalen van de strafmaat zijn voor bepaalde delicten landelijke oriëntatiepunten opgesteld. Voor het toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen, niet zijnde een vuurwapen, adviseren de oriëntatiepunten een gevangenisstraf van 7 maanden. Voor een droge klap of schop of mishandeling met lichamelijk letsel adviseren de oriëntatiepunten een geldboete van € 500,- tot € 750,-.
Ten aanzien van de strafoplegging overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft de zware mishandelingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep. Voor de veroordeling van zware mishandeling in 2020 was aan verdachte al een forse gevangenisstraf opgelegd van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Ook die mishandeling werd gepleegd met een mes waardoor het slachtoffer ernstig letsel opliep. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte niet heeft geleerd van zijn eerdere veroordeling. Het heeft verdachte er in elk geval niet van weerhouden om opnieuw geweld te plegen met een mes. De mishandeling van [slachtoffer 3] is ook gepleegd in deze proeftijd, maar ook in de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Ook die schorsing heeft verdachte niet belet om opnieuw iemand zonder enige aanleiding te mishandelen. Bij beide geweldsincidenten is verdachte op een zeer lichtvaardige manier en onder invloed van alcohol en/of drugs overgegaan tot geweld. Verdachte heeft daarbij geen verantwoordelijkheid genomen voor het plegen van de strafbare feiten. De rechtbank constateert ook dat verdachte telkens de schuld buiten zichzelf heeft gezocht.
Gelet op de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met een forse gevangenisstraf. Omdat de reclassering heeft aangegeven dat verdachte baat lijkt te hebben bij de behandeling, zal een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd, zodat daaraan bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden. De rechtbank acht het niet van doorslaggevend belang dat verdachte de behandeling op dit moment kan continueren, ook omdat door de reclasseringsmedewerker ter zitting is aangegeven dat de behandeling ook na detentie kan worden voortgezet. Aan verdachte zal ook een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de twee omliggende straten ( [adres 5] en [adres 5] ) van de woning [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden opgelegd, om te voorkomen dat verdachte hen opnieuw opzoekt.
Alles afwegend wordt aan verdachte opgelegd een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Als bijzondere voorwaarden zullen een meldplicht, ambulante behandeling, contactverboden en een locatieverbod worden opgelegd. De schorsing van de voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05-145774-22)

De rechtbank heeft verdachte op 22 september 2020 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel.
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij een toewijzing de gevangenisstraf moet worden omgezet in een taakstraf.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

Parketnummer 05-088915-22
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 776,16,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Ook vordert de benadeelde partij € 43,68,- aan proceskosten. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De materiële schade is opgebouwd uit opgenomen vrije dagen.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.283,50,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het totaalbedrag van de materiële schade is opgebouwd uit de volgende posten:
  • Jas: € 379,50,-
  • Eigen risico: € 385,-
  • Opgenomen vrije dagen: € 519,80,-
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het geval de immateriële schadevergoedingen niet volledig toegewezen kunnen worden, heeft de officier van justitie gevraagd aan de rechtbank gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vorderingen vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de kosten voor de jas van [slachtoffer 2] onvoldoende zijn onderbouwd, omdat de bon niet leesbaar is. Uit de zorgkostenfactuur die door [slachtoffer 2] is overgelegd blijkt niet op welke datum de kosten voor het eigen risico zijn gemaakt. Daarnaast geldt voor zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] dat uit de loonstrook, die van april 2022 is, niet blijkt of zij nog steeds bij hetzelfde bedrijf werkzaam zijn. Ook deze kosten zijn onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade meent de raadsvrouw dat € 5.000,- euro een te hoog bedrag is voor het door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opgelopen letsel. De uitspraak die door de benadeelde partijen is aangehaald, die gaat over het duwen van een glas in het gezicht, is niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak.
Overweging van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materiële schade zijn de kosten voor de opgenomen vrije dagen (€ 776,16,-) naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks gevolg van de zware mishandeling. Wat deze post betreft, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van de proceskosten geldt het uitgangspunt dat als de benadeelde partij wordt bijgestaan door een advocaat, slechts de kosten voor salaris en noodzakelijke verschotten van de advocaat voor vergoeding in aanmerking komen en niet (ook) de in artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten van de benadeelde partij (HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:414). Wat deze post betreft, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Artikel 6:106, sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit het dossier blijkt dat hiervan sprake is. Ook is gebleken welke impact het bewezenverklaarde feit op hem heeft gehad en nog steeds heeft. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, staat op grond van hetgeen bewezen is verklaard vast. In dit geval acht de rechtbank een schadevergoeding van € 1.500,- billijk. Daarbij heeft zij gelet op de aard en ernst van het letsel, de omstandigheden waaronder dat is toegebracht, de gevolgen hiervan en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. Voor overige gedeelte van de vordering zal [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk worden verklaard.
[slachtoffer 2]
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materiële schade komen de kosten voor het eigen risico (€ 385,00) de rechtbank redelijk voor en zij zijn naar het oordeel van de rechtbank een rechtstreeks gevolg van de zware mishandeling. Na het incident is [slachtoffer 2] met de ambulance vervoerd naar het ziekenhuis. Uit de zorgkostenfactuur van VGZ blijkt dat de kosten voor het eigen risico vlak na het incident op 9 april 2022 zijn gemaakt, nu de factuurdatum 28 april 2022 betreft. Deze post is voldoende onderbouwd. De vordering zal worden toegewezen.
De kosten voor de opgenomen vrije dagen (€ 519,80) zijn geen rechtstreeks gevolg van de zware mishandeling. Wat deze post betreft, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De kosten voor de jas (€ 379,50,-) zijn onderbouwd met een onleesbare bon. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] is echter wel gebleken dat de jas beschadigd was door het steken of snijden met het mes. De rechtbank zal voor de kosten van de jas daarom gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid, waarbij ook wordt gelet op het feit dat de jas niet nieuw meer was. Een bedrag van € 250,- voor de jas zal worden toegewezen. Voor het overige gedeelte van de vordering zal [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk worden verklaard.
Artikel 6:106, sub b BW bepaalt dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit het dossier blijkt dat hiervan sprake is. Ook is gebleken welke impact het bewezenverklaarde feit op hem heeft gehad en nog steeds heeft. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, staat op grond van het bewezenverklaarde vast. In dit geval acht de rechtbank een schadevergoeding van € 1.500 billijk. Daarbij heeft zij gelet op de aard en ernst van het letsel, de omstandigheden waaronder dat is toegebracht, de gevolgen hiervan en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend. Voor het overige gedeelte van de vordering zal [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk worden verklaard.
Parketnummer 05-336554-22
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 565,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] moet worden afgewezen vanwege de bepleite vrijspraak.
Overweging van de rechtbank
Artikel 6:106, sub b BW bepaalt dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit het dossier blijkt dat hiervan sprake is en de benadeelde partij kan daarom aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade.
Dat [slachtoffer 3] mishandeld is staat op grond van het bewezenverklaarde vast. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat door de klap de wang en kaak van [slachtoffer 3] dagen na het incident gevoelig waren. Ook heeft [slachtoffer 3] door het incident last (gehad) van angstgevoelens. In dit geval acht de rechtbank een schadevergoeding van € 565 billijk. Daarbij heeft zij gelet op de aard en ernst van het letsel, de omstandigheden waaronder dat is toegebracht, de gevolgen hiervan en de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf van 24 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen 5 werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij zijn toezichthouder van de reclassering Leger des Heils aan de Utrechtsestraat 47, 6811 LT Arnhem of telefonisch een afspraak maakt op telefoonnummer 026-4430146. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en houdt zich aan de aanwijzingen vanuit de reclassering;
- verdachte zich laat diagnosticeren en ambulant behandelen door Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verdachte in de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 2] en [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum 3] in [geboorteplaats 3] , zolang de reclassering dit nodig vindt;
- verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de [adres 5] en [adres 5] van het [adres 5] , zolang de reclassering dit nodig vindt.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen.
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 22 september 2020 door deze rechtbank voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 6 maanden gevangenisstraf (parketnummer 05-145774-20);
 heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Parketnummer 05-088915-22
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van de volgende bedragen aan materiële schade en immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [slachtoffer 1] €vanaf 9 april 2022
2. [slachtoffer 2] €2.135,- vanaf 9 april 2022
 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vorderingen tot materiële en immateriële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade en immateriële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 1]€ 1.500,-
25 dagen;
2. [slachtoffer 2]€ 2.135,-
31 dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Parketnummer 05-336554-22
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 565,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 565,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 11 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.D. van Egdom, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 september 2023.
Mr. Rademaker, mr. Pastoors en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022154994, gesloten op 26 mei 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 28-30 met bijlagen p. 32-36.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 12-13 met bijlagen p. 17-26.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 53-55.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 50-52.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 augustus 2023.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 91
8.De forensisch medische letselrapportage [slachtoffer 1] van 22 mei 2022 (
9.De forensisch medische letselrapportage [slachtoffer 2] van 22 mei 2022 (
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022502223, gesloten op 11 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
11.Het proces-verbaal van aangifte, p. 6-8.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 25-26 en het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 28-29.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 31-32.
14.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 37-42.
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 augustus 2023.