De rechtbank volgt het betoog van eisers dat geen sprake is van een fair balance omdat sprake is van een individual excessive burden niet. De rechtbank legt hierna uit waarom zij tot dat oordeel komt.
Eisers hebben allereerst niet duidelijk gemaakt waarom zij in dit geval individueel onevenredig geraakt worden door de toepassing van de beleidsregels Parkeren 2020. De parkeernormen die zijn opgenomen in de beleidsregels zijn van toepassing op een ieder die dezelfde activiteit als eisers wil verrichten De beleidsregels reguleren de parkeerdruk voor de stadsbewoners, hetgeen onbetwist een ruimtelijk relevant aspect is. Het college heeft daarbij categorieën toegepast waarin staat in welke situatie een bepaald aantal parkeerplaatsen nodig is. Daarmee zijn de beleidsregels voldoende nauwkeurig geformuleerd en voorzienbaar. Niet gebleken is dat de parkeerregels in dit individuele geval onevenredig zijn voor alleen eisers. De beleidsregels ontnemen eisers niet het eigendomsrecht van de woning. Zij kunnen daar gewoon gebruik van maken. Alleen het feit dat eisers de woning niet kunnen splitsen, maakt niet dat dat sprake van een individual excessive burden. De beleidsregels gelden namelijk voor een ieder die op dezelfde wijze als eisers woningen wil toevoegen aan de betreffende omgeving.
Ten tweede ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van een “excessive burden”. Het betoog van eisers dat zij slechts 0,1 parkeerplaats te weinig hebben om in aanmerking te komen voor een omgevingsvergunning en dat daarom sprake is van een ‘individual excessive burden’ volgt de rechtbank niet. Eisers gaan in hun betoog uit van de volgende berekening. Indien sprake is van twee te realiseren woningen in de categorie “huur, appartement, sociale huur” is twee keer 0,7 parkeerplaats nodig (1,4 parkeerplaats). Met aftrek van de huidige norm voor “koop, rij” van 1,3 parkeerplaats, is de toename van de behoefte aan parkeerplaatsen 0,1 parkeerplaats.
De rechtbank stelt vast dat de redenatie van eisers is gebaseerd op een (onjuiste) aanname dat sprake is van twee appartementen in de sociale huur categorie. Het is niet aannemelijk gemaakt dat daarvan sprake zal zijn. In de aanvraag van eisers staat niet of sprake is van realisatie van huur of koopwoningen. Daarom heeft het college twee situaties getoetst, te weten “huur, appartement (middel)duur” waarvoor een norm van 1,1 parkeerplaats van toepassing is en “koop, appartement gemiddeld” waarvoor een norm van 1,3 van toepassing is. Dat betekent dat er respectievelijk 0,9 dan wel 1,3 parkeerplaats nodig is. Dat geen sprake zal zijn van sociale huurwoningen heeft het college gebaseerd op de omgeving waarin de woning ligt en de WOZ-waarde van de woning. De rechtbank acht dit niet onredelijk en het college heeft dan ook een realistische berekening gemaakt van de toename van de behoefte aan parkeerplaatsen ten gevolge van het voorgenomen plan. Eisers hebben het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat als wel sprake zou zijn van een parkeerbehoefte van 0,1 parkeerplaats er afgerond nog steeds 1 parkeerplaats vereist is. Dit geldt ook voor anderen in vergelijkbare gevallen. Ook daarom is geen sprake van een ‘individual excessive burden’.
Eisers hebben ook niet gemotiveerd dat sprake is van een ‘individual excessive burden’ omdat zij onevenredige schade zouden lijden waaronder begrepen de exploitatie.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is van een fair balance. Er is daarom geen sprake van strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek onverbindend verklaren beleidsregels
5. Eisers voeren aan dat de beleidsregels Parkeren 2020 onverbindend moeten worden verklaard dan wel buiten toepassing gelaten moeten worden. Eisers voeren aan dat de beleidsregels Parkeren 2020 in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zij wijzen erop dat de verdeling en kwalificatie in categorieën woningen plaatsvindt aan de hand van het woningwaarderingssysteem en de Uitvoeringsagenda Wonen, dat deze waardering koppelt aan diverse ruimtelijk irrelevante omstandigheden. De burger moet, immers, indien hij géén parkeerplaats kan realiseren, er zorg voor dragen dat hij door verbouwingen niet in een andere categorie in de beleidsregels Parkeren 2020 terechtkomt. Volgens eisers kan gemanipuleerd worden met de beleidsregels indien aanvragen niet op de juiste manier worden gedaan en vergunde situaties op een later moment worden omgezet in een situatie waarvoor meer parkeerplaatsen nodig zijn.