ECLI:NL:RBGEL:2023:4976

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
10542639 \ HA VERZ 23-67
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing loonvordering en transitievergoeding in arbeidsgeschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een arbeidsgeschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekende partij], en haar werkgever, World Horse Crew B.V. (WHC). De werknemer had een loonvordering ingediend, omdat WHC niet tijdig het loon had betaald na haar indiensttreding op 19 september 2022. De werknemer had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zeven maanden, die eindigde op 18 april 2023. WHC had niet voldaan aan de aanzegverplichting, waardoor de werknemer recht had op een aanzegvergoeding. De kantonrechter oordeelde dat WHC in gebreke was gebleven en veroordeelde de werkgever tot betaling van het achterstallige loon, vakantietoeslag, aanzegvergoeding en transitievergoeding, evenals de wettelijke rente over deze bedragen. De kantonrechter benadrukte dat de werkgever de schriftelijke aanzegverplichting niet had nageleefd, wat leidde tot de toewijzing van de aanzegvergoeding. De werknemer had ook recht op de wettelijke transitievergoeding, die WHC nog niet had betaald. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer grotendeels toe en veroordeelde WHC in de proceskosten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10542639 \ HA VERZ 23-67 \ 25115 \ 41245
uitspraak van 20 juli 2023
beschikking
in de zaak van
[verzoekende partij],
wonende te [plaats],
verzoekende partij,
gemachtigde mr. A. Kouwenaar-de Coninck,
procederende krachtens toevoegingsnummer 2GP2569,
tegen
de besloten vennootschap
World Horse Crew B.V.,
gevestigd te Nijkerk,
verwerende partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna [verzoekende partij] en WHC genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 31 mei 2023
- het aanvullende verzoekschrift van 19 juni 2023.
1.2.
De zaak is met toestemming van beide partijen behandeld in zittingsplaats Nijmegen op de zitting van 6 juli 2023. Verschenen is [verzoekende partij], bijgestaan door mr. Kouwenaar-de Coninck. Namens WHC is verschenen [betrokkene] (hierna: [betrokkene]). De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat op de zitting is besproken en mr. Kouwenaar-de Coninck heeft salarisspecificaties, de jaaropgaaf 2022 en betalingsoverzichten in het geding gebracht.
1.3.
Tot slot is bepaald dat een beschikking wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
WHC voert personeelsdiensten uit voor haar zusterbedrijven WHT Horses B.V., World Hore Export BV en World Horse Stables BV met paard-gerelateerde activiteiten.
2.2.
[verzoekende partij] treedt met ingang van 19 september 2022 bij WHC in dienst voor bepaalde tijd (zeven maanden) in de functie van Medewerker Marketing, Communicatie en Events. Haar salaris op basis van een 32-urige werkweek bedraagt € 2.000,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en een vaste onkostenvergoeding van € 200,00 netto per maand.
2.3.
Artikel 2 van de arbeidsovereenkomst met als kopje ‘Duur en opzegging’ luidt als volgt:
“De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, te weten 7 maanden. De dienst eindigt derhalve op april 2023 zonder dat daar een verdere opzegging voor vereist is. Werknemer en werkgever streven een lange termijn dienst na, welke een maand voor opzegging verder zal worden besproken.”
2.4.
Op 24 maart 2023 stuurt de gemachtigde van [verzoekende partij] WHC een brief waarin zij WHC sommeert achterstallige loonbetalingen te voldoen en toekomstige betalingsverplichtingen tijdig te voldoen. Zij schrijft onder meer:
“(…) Cliënte heeft steeds met veel plezier en inzet haar werkzaamheden ten behoeve van WHC verricht, al bleef vrij stel na het ingaan van de arbeidsovereenkomst de salarisbetaling uit. Onderwijl heeft cliënte vanaf medio december jl. helemaal geen loon meer ontvangen, ondanks mondelinge verzoeken daartoe. U zult begrijpen dat dit onaanvaardbaar is en dat cliënte inmiddels ernstig in de financiële problemen is geraakt doordat zij al maandenlang geen loon meer ontvangt.(…)
Hierbij verzoek ik WHC en voor zoveel nodig sommeer ik haar daartoe om thans uiterlijk 30 maart 2023 er voor zorg te dragen dat het te weinig en het niet ontvangen salaris c.a., inclusief de wettelijke verhoging en wettelijke rente te becijferen vanaf december jl. tot de dag der algehele voldoening, onder gelijktijdige toezending van (een) correcte afrekening met bruto/netto specificatie(s) op de bij haar bekende bankrekening van cliënte zal zijn bijgeschreven, alsmede voor de correcte afdracht van de premies van cliënte en mij hiervan binnen diezelfde termijn op de hoogte te brengen, bij gebreke waarvan ik opdracht heb zulks in rechte te gaan afdwingen.(…)”
2.5.
Het dienstverband van [verzoekende partij] is geëindigd op 18 april 2023.
2.6.
Op 10 mei 2023 stuurt de gemachtigde van [verzoekende partij] opnieuw een sommatiebrief aan WHC, waarin zij onder andere schrijft:
“(…) Helaas heeft Word Horse Crew B.V. (hierna: ‘WHC’) niet voldaan aan mijn sommatie van 24 maart jl. om uiterlijk op 1 april jl. over te gaan tot betaling van het gehele achterstallige salaris en om het verschuldigde salaris vervolgens tijdig te voldoen, zodat WHC thans toerekenbaar in verzuim is geraakt in de nakoming van de tussen partijen geldende arbeidsovereenkomst. Cliënte heeft in maart jl. alleen nog in totaal € 2.196 netto ontvangen en verder niets. Dat komt neer op het reguliere salaris tot19 januari jl. Kortom, vanaf laatstgenoemde datum is het salaris niet meer voldaan, noch de overeengekomen onkostenvergoedingen van € 200 netto per maand vanaf 1 januari jl.
Het dienstverband is inmiddels met ingang van 18 april jl. beëindigd, zodat naast het achterstallig salaris, achterstallige onkostenvergoedingen, cliënte aanspraak maakt op de uitbetaling van de vakantietoeslag, alsmede op de uitbetaling van de aanzegverplichting van een bruto maandsalaris ex art. 7:668 BW en de wettelijke transitievergoeding ex art. 7:673 BW conform bijgaande berekening. Voorts heeft cliënte geen salarisspecificaties ontvangen vanaf 1 maart jl. Wilt u die thans toezenden, inclusief een waarin voornoemde vergoedingen in zijn verwerkt? (…)”
2.7.
Vervolgens vindt correspondentie plaats tussen de gemachtigde van [verzoekende partij] en WHC.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter na aanvulling van haar verzoek bij beschikking, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om WHC binnen twee dagen na het wijzen van de beschikking te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij] van:
a. het achterstallig salaris over de periode vanaf 19 januari 2023 tot en met 18 april 2023 van € 6.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging daarover, alles vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf datum verschuldigdheid;
b. de vakantietoeslag over het gehele dienstverband van € 1.133,85 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging daarover, alles vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 april 2023;
c. de aanzegverplichting van € 2.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 april 2023;
d. de wettelijke transitievergoeding van € 420,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 april 2023;
e. de netto vergoedingen vanaf januari 2023 tot en met 18 april 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf datum verschuldigdheid;
f. de door [verzoekende partij] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 693,20 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van indiening van het verzoekschrift;
alsmede
g. tot overlegging van een deugdelijke salarisspecificatie waarin de betalingen van sub c en d zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag met een maximum van € 500,00 voor elke dag na veertien dagen na de datum van betekening van de te wijzen beschikking dat WHC niet voldoet aan de beschikking;
alles met veroordeling van WHC in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar verzoek stelt [verzoekende partij] dat WHC al vrij snel na haar indiensttreding niet al haar loon (tijdig) heeft voldaan. Haar gemachtigde heeft WHC meerdere malen gesommeerd volledig en op tijd te betalen, maar dit heeft nauwelijks tot verbetering geleid. [verzoekende partij] heeft zich daarom genoodzaakt gezien deze procedure te starten om haar achterstallig loon en onkostenvergoedingen alsnog betaald te krijgen. Omdat WHC niet aan haar aanzegverplichting heeft voldaan, heeft [verzoekende partij] daarnaast recht op een bruto maandsalaris. Ook moet WHC de door haar opgebouwde vakantietoeslag en de wettelijke transitievergoeding nog aan haar betalen, aldus [verzoekende partij].
3.3.
WHC voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang bij de beoordeling van het geschil, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De bevoegdheid
4.1.
Nu [verzoekende partij] haar werkzaamheden hoofdzakelijk vanuit de vestiging van WHC in [plaats] verrichtte, is de kantonrechter van deze rechtbank op grond van artikel 99 en 100 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
De ontvankelijkheid
4.2.
[verzoekende partij] heeft haar verzoek tijdig, binnen drie maanden na het einde van het dienstverband, ingediend bij de rechtbank. Zij kan dan ook worden ontvangen in haar verzoek.
De achterstallige loonbetalingen en onkostenvergoedingen
4.3.
Tijdens de zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat er tot 1 januari 2023 geen loonachterstand meer is en dat [verzoekende partij] tot die datum geen loonvordering heeft op WHC. De gemachtigde van [verzoekende partij] heeft verder nader toegelicht dat WHC in de periode van 1 januari 2023 tot het einde van het dienstverband enkel een bedrag van € 1.000,98 netto aan [verzoekende partij] heeft betaald. [betrokkene] heeft dit bevestigd. Dit betekent dat WHC op dit moment nog aan [verzoekende partij] is verschuldigd het netto equivalent van het bruto achterstallig loon en de netto vergoedingen over de periode januari 2023 tot het einde van het dienstverband geheel overeenkomstig de verstrekte loonstroken, waarop de betaling van € 1.000,98 netto in mindering strekt. De kantonrechter zal WHC tot betaling daarvan veroordelen.
4.4.
[verzoekende partij] heeft tevens verzocht WHC te veroordelen de wettelijke verhoging over het achterstallig loon te betalen. Ten aanzien van het percentage van de wettelijke verhoging heeft zij zich tijdens de zitting gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.
4.5.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. De gevorderde wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is een sanctie op niet tijdige betaling van het loon en is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon op tijd te betalen, zodat de werknemer tijdig over het loon kan beschikken. De rechter kan, rekening houdend met de omstandigheden van het geval, de verhoging beperken tot ieder bedrag dat hij billijk vindt en deze zelfs op nihil stellen. De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden geen aanleiding om tot matiging over te gaan. De gestelde financiële krapte bij WHC was al bij aanvang van het dienstverband duidelijk, zodat de gevolgen van het niet kunnen nakomen van een desondanks aangegane loonverplichting, volledig voor rekening en risico van WHC dient te komen.
4.6.
Tot slot zal de kantonrechter WHC veroordelen tot betaling van de verzochte wettelijke rente vanaf de datum van verschuldigdheid.
De vakantietoeslag
4.7.
[verzoekende partij] heeft onweersproken gesteld dat WHC de vakantietoeslag over het gehele dienstverband van € 1.133,85 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over beide bedragen, nog aan haar moet betalen. De kantonrechter zal het hierop gerichte verzoek toewijzen, met dien verstande dat de ingangsdatum voor de te betalen wettelijke rente 19 april 2023 is (de eerstvolgende dag na de dag waarop het dienstverband is geëindigd). Ten aanzien van de wettelijke verhoging sluit de kantonrechter aan bij hetgeen zij hiervoor in 4.5. heeft overwogen.
De aanzegverplichting
4.8.
Op grond van artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, BW moet de werkgever de werknemer schriftelijk uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst.
Uit artikel 7:668 lid 3 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand, indien de werkgever deze verplichting in het geheel niet is nagekomen.
4.9.
[betrokkene] heeft ter zitting verklaard dat het voor [verzoekende partij] al ruim voor het aflopen van de bepaalde tijdsovereenkomst duidelijk was dat WHC de arbeidsovereenkomst met haar wilde voortzetten. WHC heeft haar dat meerdere keren laten weten. Een paar weken voor het aflopen van de bepaalde tijd heeft er ook nog een gesprek plaatsgevonden met [verzoekende partij] en toen is haar gevraagd of zij wilde blijven. Dat er daarbij qua financiën (de loonbetalingen) iets moest veranderen was voor WHC wel duidelijk, aldus [betrokkene]. Hij was er niet van op de hoogte dat het nieuwe aanbod schriftelijk moet worden gedaan en vindt het in deze omstandigheden niet redelijk als WHC de aanzegvergoeding aan [verzoekende partij] moet voldoen.
4.10.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat WHC [verzoekende partij] niet schriftelijk uiterlijk een maand voor het aflopen van de bepaalde tijd heeft geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Artikel 7:668 BW biedt in beginsel geen ruimte voor het betrachten van enige soepelheid ten aanzien van het schriftelijkheidsvereiste. De wet verlangt uitdrukkelijk een schriftelijke notificatie. Een mondelinge aanzegging - ook al wordt in rechte erkend dor de werknemer dat deze aanzegging heeft plaatsgevonden - volstaat niet. Op 7 oktober 2022 heeft de Hoge Raad de strenge benadering van het schriftelijkheidsvereiste benadrukt (ECLI:NL:HR:2022:1374). Als in de wettelijke regel al een afweging van belangen door de wetgever besloten ligt, zal een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ten aanzien van die belangen alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen slagen, zo overwoog de Hoge Raad. De regeling van de aanzegverplichting in artikel 7:668 BW is van dwingend recht. Die bepaling beoogt de positie van de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aldus te versterken dat hij door middel van een schriftelijke aanzegging tijdig duidelijkheid verkrijgt over het al dan niet voortzetten van zijn arbeidsovereenkomst. Daarbij heeft de wetgever er bewust voor gekozen dat de werkgever die de plicht tot schriftelijke aanzegging niet naleeft, de aanzegvergoeding verschuldigd is. Uit een en ander valt af te leiden dat de aanzegvergoeding mede het karakter heeft van prikkel tot naleving van de plicht tot schriftelijke aanzegging. Met dat karakter strookt om aan te nemen dat de aanzegvergoeding steeds verschuldigd is bij niet-inachtneming van het schriftelijkheidsvereiste, ook indien voor de werknemer langs andere weg duidelijk was dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet of de werknemer geen nadeel heeft geleden door het niet naleven van het schriftelijkheidsvereiste, aldus de Hoge Raad.
4.11.
De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van dermate uitzonderlijke omstandigheden dat het beroep van WHC op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid slaagt. Dat betekent dat zij WHC zal veroordelen tot betaling van een bedrag aan loon voor één maand, te weten € 2.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 april 2023.
De transitievergoeding
4.12.
[verzoekende partij] heeft recht op de wettelijke transitievergoeding. Aangezien vast staat dat WHC deze vergoeding nog niet heeft betaald, zal de kantonrechter haar daartoe veroordelen zoals verzocht. Ook is WHC de wettelijke rente hierover verschuldigd, vanaf 19 april 2023.
De specificatie
4.13.
WHC dient een deugdelijke specificatie te verstrekken aan [verzoekende partij] waarin de betalingen van de aanzegvergoeding en de transitievergoeding zijn verwerkt. De kantonrechter zal het hiertoe strekkende verzoek dan ook toewijzen. Zij ziet geen reden om hieraan een dwangsom te verbinden zoals [verzoekende partij] heeft verzocht. WHC heeft de andere salarisspecificaties tot nu toe gewoon verstrekt en de kantonrechter gaat ervan uit dat WHC zal handelen conform de beslissing in deze beschikking.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.14.
[verzoekende partij] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Zij stelt dat deze kosten bestaan uit de aan haar opgelegde eigen bijdrage van € 688,000 (inclusief btw) en de kosten van twee uittreksels uit de registers van de Kamer van Koophandel (KvK) van € 5,20.
4.15.
De kantonrechter overweegt dat de door [verzoekende partij] betaalde eigen bijdrage voor de verleende toevoeging niet kwalificeert als buitengerechtelijke incassokosten, omdat dit bedrag niet ziet op kosten gemaakt voor incassohandelingen. De eigen bijdrage waarvan zij betaling heeft gevorderd, wordt geacht in het hierna toe te wijzen bedrag aan proceskosten te zijn begrepen, zodat deze post niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komt. De kosten voor de uittreksels uit de KvK-registers kwalificeren evenmin als buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter zal het verzoek tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten dan ook afwijzen.
De termijn van betaling
4.16.
De kantonrechter zal WHC veroordelen om alle betalingen zoals hiervoor vermeld binnen twee dagen na de datum van deze beschikking aan [verzoekende partij] te voldoen, zoals [verzoekende partij] heeft verzocht.
De proceskosten
4.17.
WHC zal als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Het griffierecht bedraagt € 86,00 en het salaris van de gemachtigde wordt op basis van de Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz vastgesteld op € 793,00.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
veroordeelt WHC om binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking aan [verzoekende partij] te betalen het netto equivalent van het bruto achterstallig loon en de netto vergoedingen over de periode januari 2023 tot en met 18 april 2023 geheel overeenkomstig de loonstroken waarop de betaling van € 1.000,98 netto in mindering strekt, waarbij het achterstallig loon wordt verhoogd met 50% aan wettelijke verhoging, en waarbij alle bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente steeds vanaf de datum van verschuldigdheid tot aan de dag van de volledige betaling;
5.2.
veroordeelt WHC om binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking aan [verzoekende partij] te betalen de vakantietoeslag over het gehele dienstverband van € 1.133,85 bruto, te vermeerderen met 50% aan wettelijke verhoging, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 19 april 2023 tot aan de dag van de volledige betaling;
5.3.
veroordeelt WHC om binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking aan [verzoekende partij] te betalen de aanzegvergoeding van € 2.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 april 2023 tot aan de dag van de volledige betaling;
5.4.
veroordeelt WHC om binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking aan [verzoekende partij] te betalen de wettelijke transitievergoeding van € 420,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 april 2023 tot aan de dag van de volledige betaling;
5.5.
veroordeelt WHC tot het overleggen aan [verzoekende partij] van een deugdelijke specificatie waarin de betalingen van 5.3. en 5.4. zijn verwerkt binnen veertien dagen na de datum van betekening van deze beschikking;
5.6.
veroordeelt WHC in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verzoekende partij] vastgesteld op € 879,00 in totaal, welk bedrag bestaat uit € 86,00 aan griffierecht en € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023.