ECLI:NL:RBGEL:2023:485

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
412127
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing en voeging in civiele procedure tussen eiser en Avéro Schadeverzekeringen N.V.

In deze civiele procedure vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. C. Almeida, verwijzing van de zaak naar de rechtbank Rotterdam en voeging met een andere procedure tegen United Marine Services B.V. (UMS). Eiser stelt dat de vorderingen tegen Avéro Schadeverzekeringen N.V. (Avéro) en UMS verknocht zijn, omdat Avéro de aansprakelijkheidsverzekeraar van UMS is. De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, heeft op 1 februari 2023 geoordeeld dat de vordering tot verwijzing toewijsbaar is, omdat de zaken inhoudelijk samenhangen en consistentie in de uitspraken gewenst is. Avéro heeft geen bezwaar gemaakt tegen de verwijzing en voeging. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering tot voeging niet-ontvankelijk is, omdat de zaken nog bij verschillende rechtbanken aanhangig zijn. De rechtbank heeft de zaak daarom doorverwezen naar de sector kanton van de rechtbank Rotterdam voor verdere behandeling, waarbij de procedure van rechtswege is gevoegd met de aanhangige zaak tegen UMS. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/412127 / HZ ZA 22-346
Vonnis in het incident van 1 februari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat: mr. C. Almeida te Rotterdam,
tegen
AVÉRO SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat: mr. N.C. Haase te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en Avéro worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, tevens de vordering tot voeging en verwijzing naar de rechtbank Rotterdam,
- de akte overlegging producties van [eiser] van 7 december 2022,
- de e-mail van Avéro van 19 december 2022 met uitlating omtrent de voeging en verwijzing.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert op grond van artikel 220 van het Wetboek van Rechtsvordering (hierna: Rv) verwijzing van de onderhavige procedure tussen [eiser] en Avéro met het zaaknummer/rolnummer 412127 / HZ ZA 22/346 (hierna: procedure [eiser] -Avéro) naar de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, sector kanton. Daarnaast vordert [eiser] op grond van artikel 222 Rv de procedure [eiser] -Avéro te voegen met de procedure tussen [eiser] en United Marine Services B.V. (hierna: UMS), met het zaaknummer/rolnummer 102119838 / CV EXPL 22-36535 (hierna: procedure [eiser] -UMS).
2.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de procedure [eiser] -Avéro is verknocht met de procedure [eiser] -UMS. De rechtbank begrijpt uit de dagvaarding dat de verknochtheid volgt uit de vorderingen jegens UMS als werkgever en Avéro als aansprakelijkheidsverzekeraar van UMS tot vergoeding van de geleden schade door een arbeidsongeval op 20 september 2019. In de procedure [eiser] -UMS vordert [eiser] namelijk – kort samengevat – veroordeling van UMS tot betaling van verschillende gelden uit hoofde van dit arbeidsongeval en de arbeidsovereenkomst. [eiser] gaat er vooralsnog vanuit dat UMS voor haar aansprakelijkheid is verzekerd bij Avéro en dat de polis de vordering op UMS vanwege het arbeidsongeval dekt. In de procedure [eiser] -Avéro vordert [eiser] dan ook – kort samengevat – veroordeling van Avéro in datgene waarin UMS zal worden veroordeeld, dan wel datgene wat volgens de polis kan worden uitgekeerd.
2.3.
Avéro heeft bij e-mailbericht van 19 december 2022 laten weten geen bezwaar te hebben tegen een verwijzing van deze zaak naar de rechtbank Rotterdam en voeging van beide procedures.

3.De beoordeling

Verwijzing
3.1.
Een incidentele vordering tot verwijzing kan worden ingesteld indien zaken die reeds eerder bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig zijn gemaakt tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp, of in geval de zaak verknocht is aan een zaak die reeds bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is (artikel 220 Rv). Van verknochtheid is sprake als de feitelijke of juridische geschilpunten in de ene zaak identiek zijn aan die in de andere zaak, dan wel dat zij daarmee zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. Dat de zaken aanhangig zijn tussen verschillende partijen is daarbij niet relevant.
3.2.
In beide zaken zal de rechtbank zich moeten buigen over de vraag of UMS aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden door het arbeidsongeval. Dat brengt mee dat het met het oog op de consistentie van de uitspraken in deze zaken wenselijk is dat beide zaken door dezelfde rechter worden beoordeeld en beslist. Naar het oordeel van de rechtbank is de onderhavige procedure [eiser] -Avéro verknocht met de procedure [eiser] -UMS bij de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, sector kanton. De rechtbank zal daarom de door [eiser] gevorderde verwijzing toewijzen.
3.3.
Gelet op hetgeen in artikel 220 Rv is opgenomen kan geen directe verwijzing plaatsvinden naar de sector kanton van de rechtbank Rotterdam. Eerst dient verwijzing van de zaak naar de sector civiel van de rechtbank Rotterdam plaats te vinden (artikel 220 lid 1 Rv). Daarna is verwijzing naar de sector kanton van de rechtbank Rotterdam pas mogelijk (artikel 220 lid 5 Rv). Desondanks bestaat er in dit geval aanleiding om de onderhavige zaak direct te verwijzen naar de sector kanton van de rechtbank Rotterdam. De procedurele weg volgens de wettekst van artikel 220 Rv leidt namelijk tot hetzelfde resultaat, te weten de gezamenlijke behandeling van beide zaken door de sector kanton van de rechtbank Rotterdam. Een doelmatige procesvoering noopt aldus tot het toestaan van de gevorderde directe verwijzing (zie: rechtbank Alkmaar 1 juni 2011, ECLI:NL:RBALK:2011:BT8357). Dit klemt te meer nu Avéro ook heeft ingestemd met de verwijzing van deze zaak naar de rechtbank Rotterdam en voeging van beide procedures.
Voeging
3.4.
Ten aanzien van de door [eiser] gevorderde voeging op grond van artikel 222 Rv geldt dat er geen voeging kan worden gevorderd van zaken die op dit moment nog bij verschillende rechtbanken aanhangig zijn. Omdat verwijzing voeging impliceert, zal de onderhavige procedure na verwijzing van rechtswege worden gevoegd met de procedure bij de rechtbank Rotterdam. [eiser] is dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering tot voeging op grond van artikel 222 Rv.
Proceskosten
3.5.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden tot dat in de hoofdzaak zal worden beslist.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst de vordering tot verwijzing toe,
4.2.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot voeging,
4.3.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
4.4.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt ter verdere behandeling naar de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, sector kanton,
4.5.
stelt vast dat de onderhavige zaak van rechtswege is gevoegd met de bij die rechtbank aanhangige zaak met zaaknummer/rolnummer 102119838 / CV EXPL 22-36535.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.
AK/KH