ECLI:NL:RBALK:2011:BT8357

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
1 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126166 / HA ZA 11-70 (EV)
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident met verwijzing naar sector kanton wegens samenhangende schadevorderingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Alkmaar diende, betreft het een incident dat voortvloeit uit een hoofdzaak waarin eiseres, een horecaonderneming, schadevergoeding vordert van zowel een (ex)-werkneemster als een klant. De horecaonderneming was tijdelijk gesloten op last van de gemeente vanwege handel in harddrugs. Eiseres heeft twee afzonderlijke procedures aangespannen: één bij de sector kanton van de rechtbank Amsterdam tegen de (ex)-werkneemster en één bij de sector civiel van de rechtbank Alkmaar tegen de klant. Eiseres houdt beide partijen verantwoordelijk voor de geleden schade en vordert vergoeding in beide procedures.

In de civiele procedure bij de rechtbank Alkmaar heeft eiseres een incidentele vordering ingediend om de zaak te verwijzen naar de sector kanton van de rechtbank Amsterdam, zodat beide zaken gezamenlijk behandeld kunnen worden. De rechtbank Alkmaar heeft deze incidentele vordering toegewezen, ondanks dat dit contra legem was. De rechtbank oordeelde dat de directe verwijzing naar de sector kanton in Amsterdam toegestaan was, omdat dit de doelmatigheid van de procesvoering bevorderde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaken een zodanige samenhang vertonen dat een consistente uitspraak gewenst is.

De rechtbank heeft de beslissing over de kosten van het incident aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak. Tevens is er tussentijds beroep tegen dit vonnis open gesteld. De uitspraak is gedaan door mr. S.N. Schipper en openbaar uitgesproken op 1 juni 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
WD/SNS
zaaknummer / rolnummer: 126166 / HA ZA 11-70
Vonnis in incident van 1 juni 2011 (bij vervroeging)
in de zaak van
de vennootschap onder firma [EISERES],
gevestigd en kantoorhoudende te [VESTIGINGSPLAATS EISERES],
eiseres in de hoofdzaak bij dagvaarding van 3 januari 2011 en herstelexploit van 10 januari 2011,
eiseres in het incident,
advocaat mr. D. van de Klomp te Amsterdam,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [WOONPLAATS GEDAAGDE],
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. G.M. Terlingen te Hoorn.
Partijen zullen hierna [EISERES] en [GEDAAGDE] genoemd worden.
De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis in het incident van 13 april 2011;
- de akte overlegging productie van [EISERES];
- de antwoordakte van [GEDAAGDE].
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
De verdere beoordeling in het incident
[EISERES] heeft, na daartoe bij het tussenvonnis van 13 april 2011 in de gelegenheid te zijn gesteld, de tegen [GEDAAGDE 2] uitgebrachte dagvaarding overgelegd.
Nu uit de inhoud van deze dagvaarding blijkt dat de tegen [GEDAAGDE] en [GEDAAGDE 2] ingestelde vorderingen zien op vergoeding van dezelfde schade, vertonen beide zaken een zodanige samenhang dat consistentie in de uitspraken wenselijk is. Voorts moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat voor een begroting van de eventueel door [GEDAAGDE] en/of [GEDAAGDE 2] te vergoeden schade inschakeling van een deskundige vereist is. In dat geval verdient het, mede gelet op de daarmee gepaard gaande kosten, de voorkeur dat beide zaken tegelijk aan de deskundige worden voorgelegd. De doelmatigheid is dan ook gediend met de gezamenlijke behandeling en berechting van beide zaken.
[GEDAAGDE] heeft nog aangevoerd dat directe verwijzing van deze zaak naar de sector kanton van de rechtbank Amsterdam volgens artikel 220 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet mogelijk is. [EISERES] dient eerst op de voet van lid 1 van voornoemd wetsartikel verwijzing van de zaak naar de (sector civiel) rechtbank Amsterdam te vorderen, waarna verwijzing naar de sector kanton van de rechtbank Amsterdam op de voet van lid 5 van het genoemde artikel pas mogelijk is.
De rechtbank ziet in dit geval desondanks aanleiding om de vordering toe te wijzen. Hiertoe wordt het volgende overwogen. De procedurele weg die [GEDAAGDE] met een beroep op de wettekst voorstaat, leidt namelijk tot het hetzelfde resultaat, te weten de gezamenlijke behandeling van beide zaken door de sector kanton van de rechtbank Amsterdam. Daarnaast wordt [GEDAAGDE] door de directe verwijzing van de zaak in vergelijking met de door hem voorgestelde optie niet in zijn processuele belangen geschaad. Dit terwijl een doelmatige procesvoering wel noopt tot het toestaan van de gevorderde directe verwijzing. Te meer nu is gebleken dat een spoedige voeging van beide zaken gewenst is, gelet op de stand waarin de procedure tegen [GEDAAGDE 2] zich thans bevindt.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
De behandeling van de hoofdzaak
De verwijzing leidt van rechtswege tot voeging van de beide zaken. De griffier zal worden gelast om zo spoedig mogelijk een afschrift van dit vonnis aan de griffie van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam per fax te verzenden.
De rechtbank ziet aanleiding om tussentijds beroep tegen dit vonnis open te stellen.
De beslissing
De rechtbank
in het incident
wijst de vordering toe,
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Amsterdam, sector kanton (locatie Amsterdam),
gelast de griffier om zo spoedig mogelijk een afschrift van dit vonnis aan de griffie van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam per fax te verzenden,
stelt vast dat de onderhavige zaak van rechtswege is gevoegd met de bij die rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer 1215642 CV EXPL 11-1042,
bepaalt dat van dit vonnis tussentijds hoger beroep zal kunnen worden ingesteld.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2011.