ECLI:NL:RBGEL:2023:4646

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
AWB_22_4722
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen gedeeltelijke afwijzing inzageverzoek persoonsgegevens door de minister van Financiën

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens beoordeeld. Eiser had op 10 januari 2022 een verzoek ingediend bij de minister van Financiën, dat gedeeltelijk werd afgewezen. De rechtbank heeft op 16 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van de minister. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het inzageverzoek in acht systemen is geweigerd en niet deugdelijk heeft onderbouwd dat de persoonsgegevens van eiser niet zijn gebruikt voor geautomatiseerde besluitvorming of profilering. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de minister ook het griffierecht van € 184,- en proceskosten van € 1.674,- aan eiser moet vergoeden. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van € 500,- schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de minister een nieuw besluit moet nemen dat voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/4722

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L.J.M. Stortelder),
en

de minister van Financiën

(gemachtigden: mr. E.J.P. Nevens en mr. K. Jarbandhan).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens.
1.1.
Met het bestreden besluit van 10 januari 2022 op het bezwaar van eiser is de inspecteur bij dat besluit gebleven. Op 14 juni 2023 heeft de (plv) directeur van de Belastingdienst het bestreden besluit namens de minister bekrachtigd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de gedeeltelijke afwijzing van het verzoek van eiser om inzage in zijn persoonsgegevens. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond. De minister voldoet onvoldoende aan het AVG-verzoek van eiser, motiveert niet deugdelijk waarom het inzageverzoek in acht systemen is geweigerd en dat de persoonsgegevens van eiser niet zijn gebruikt voor geautomatiseerde besluitvorming en/of profilering. De overige beroepsgronden van eiser slagen niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Waar gaat deze zaak over?
4. Eiser heeft verzocht om inzage in gegevens die van hem zijn geregistreerd in systemen van de Belastingdienst. In het verzoek staat dat eiser en zijn vennootschappen meermalen zijn onderworpen aan verschillende controles en dat door overheidsinstanties de subsidiestroom is gestaakt. Daarom wil eiser weten of zijn gegevens zijn verwerkt in de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en andere systemen. Naar aanleiding van het verzoek bevestigt de minister dat de gegevens van eiser in FSV voorkomen, maar volgens de minister zijn eisers gegevens niet gebruikt voor automatische besluitvorming of profilering. Daarnaast kan volgens de minister aan inzage in met FSV vergelijkbare systemen niet worden voldaan vanwege een lopend onderzoek naar met FSV vergelijkbare systemen. In de bezwaarprocedure verzoekt eiser om in ieder geval in acht specifieke systemen na te gaan of zijn gegevens daarin voorkomen. De minister stelt zich op het standpunt dat dit verzoek buiten deze procedure valt en daarnaast dat daar vanwege het onderzoek niet aan kan worden voldaan.
Wie is verweerder in deze zaak?
5. De minister van Financiën is de verwerkingsverantwoordelijke van de Belastingdienst en dient op een AVG-verzoek te reageren. [1]
5.1.
De beslissing op het AVG-verzoek van eiser is genomen namens de minister van Financiën. Het bestreden besluit is genomen namens de inspecteur, terwijl de minister van Financiën bevoegd is om dat besluit te nemen. Het bestreden besluit is dan ook namens een onbevoegd bestuursorgaan genomen.
5.2.
In de beroepsprocedure is de beslissing op bezwaar bekrachtigd door de (plv) directeur van de Belastingdienst die bevoegd is om het besluit namens de minister van Financiën te nemen. [2] De rechtbank verbindt daarom aan het bevoegdheidsgebrek geen gevolgen. De minister van Financiën is verweerder in deze zaak en de rechtbank heeft de zaak met partijen op zitting kunnen behandelen.
Moet de rechtbank gevolgen verbinden aan het te laat indienen van het verweerschrift?
6. Eiser stelt dat de minister zijn verweerschrift te laat heeft ingediend en verzoekt de rechtbank om daar gevolgen aan te verbinden.
6.1.
Volgens de minister is het verweerschrift op tijd ingediend.
6.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Eiser voert op zich terecht aan dat het verweerschrift buiten de termijn voor het indienen van het verweerschrift [3] en dus te laat is ingediend. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) gaat het hier echter om een termijn van orde, [4] waardoor aan overschrijding van deze termijn geen consequenties zijn verbonden. Het verweerschrift is daarnaast ook niet zo laat ingediend dat de goede procesorde is geschonden. Het verweerschrift is namelijk elf dagen voor de zitting ingediend, de omvang van het verweerschrift is beperkt en de inhoud van het verweerschrift ligt in het verlengde van de eerder ingediende processtukken. Eiser heeft daarom voldoende gelegenheid gehad om op het verweerschrift te kunnen reageren. De rechtbank verbindt daarom geen gevolgen aan het te laat indienen van het verweerschrift.
Voldoet de minister aan het AVG-verzoek?
7. Eiser stelt dat de minister niet aan zijn AVG-verzoek voldoet. Daartoe voert eiser aan dat hij zijn verzoek ruim heeft geformuleerd. Op zitting heeft eiser betoogd dat er in ieder geval een zoekslag moet worden gemaakt naar de meest bruikbare applicaties binnen de Belastingdienst.
7.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat het AVG-verzoek van eiser enkel ziet op persoonsgegevens die zijn verwerkt in FSV en in FSV vergelijkbare systemen. De minister heeft enkel in FSV gekeken. Volgens de minister is het AVG-verzoek van eiser niet specifiek genoeg om in alle systemen te kijken en de minister voert verder aan dat dat ook niet kan.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank stelt vast dat in het inzageverzoek van eiser staat dat hij verzoekt om inzage in gegevens die van hem zijn geregistreerd in systemen van de Belastingdienst. Daarbij staat vermeld dat hij
in ieder gevalinzage wenst in zijn gegevens in FSV, in andere met FSV vergelijkbare systemen van de Belastingdienst en ook in andere systemen of lijsten die bestaan. Het verzoek is dus algemeen geformuleerd en omvat meer dan inzage in FSV en andere met FSV vergelijkbare systemen. Van de minister mag in dat geval worden verwacht dat hij in ieder geval probeert te achterhalen of in applicaties en andere systemen gegevens van eiser zijn verwerkt. Daar komt bij dat de minister op zitting heeft laten weten dat in andere gevallen weleens is gezocht in de meest gangbare systemen. Toch is ondanks het ruim geformuleerde verzoek van eiser, enkel gezocht in FSV en niet in andere systemen en applicaties. Daarom heeft de minister niet volledig beslist op het AVG-verzoek van eiser.
Mocht de minister besluiten niet te voldoen aan het inzageverzoek in met FSV vergelijkbare systemen?
8. Eiser stelt dat niet is voldaan aan zijn verzoek om inzage te krijgen in zijn persoonsgegevens in met FSV vergelijkbare systemen. Dat er nog een onderzoek loopt en het een omvangrijke klus is om applicaties in kaart te brengen, kan volgens eiser niet aan hem worden tegengeworpen. Volgens eiser is het externe onderzoek een advies in de zin van afdeling 3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als een advies niet tijdig wordt uitgebracht, staat het ontbreken hiervan niet in de weg om alsnog een besluit te nemen. [5]
8.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat het onderzoek naar met FSV vergelijkbare systemen niet is afgerond, waardoor niet aan het verzoek om inzage in die systemen kan worden voldaan. Nadat in februari 2020 was vastgesteld dat FSV niet voldeed aan de AVG is deze voorziening uitgezet. Er is een vervolgonderzoek gestart naar met FSV vergelijkbare systemen dat door een onafhankelijke externe partij wordt uitgevoerd. Het is een omvangrijke klus om in kaart te brengen of er dergelijke systemen zijn. Het gaat om 600 primaire processen en 800 applicaties. Het plan voor het onderzoek is in oktober 2020 naar de Tweede Kamer gezonden. Het onderzoek kost naar verwachting minstens drie jaar en op de uitkomst van het onderzoek kan volgens de minister niet vooruit worden gelopen. Zolang het onderzoek niet is afgerond, is onbekend of binnen de Belastingdienst systemen worden gebruikt die vergelijkbaar zijn met FSV en welke systemen dat zouden zijn. Volgens de minister zou het ook in strijd met de zorgvuldigheid zijn als antwoord wordt gegeven op de vraag of eiser voorkomt in met FSV vergelijkbare systemen wanneer de minister niet de beschikking heeft over deze informatie.
8.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank licht dat oordeel hierna onder 8.2.1 tot en met 8.2.4 toe.
8.2.1.
Ondanks dat het onderzoek ten tijde van het bestreden besluit nog niet was afgerond, is er wel een besluit genomen. Dat besluit houdt in dat niet aan het inzageverzoek in met FSV vergelijkbare systemen kan worden voldaan. Dat het onderzoek nog niet is afgerond, stond er dus niet aan in de weg om een besluit te nemen.
8.2.2.
De minister heeft zich verder op het standpunt mogen stellen dat hij ten tijde van het bestreden besluit geen uitsluitsel kon geven over de vraag of eiser voorkomt in systemen die vergelijkbaar zijn met FSV. Het onderzoek naar die systemen was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit namelijk nog gaande. Het was op dat moment dus nog onduidelijk of eiser voorkomt in dergelijke systemen en zo ja, welke systemen dat zijn.
8.2.3.
De rechtbank merkt overigens op dat door de minister is toegezegd dat als het onderzoek is afgerond, over het inzageverzoek in met FSV vergelijkbare systemen ambtshalve een nader besluit zal worden genomen. De rechtbank constateert dat dat inmiddels is gebeurd. [6] Eiser kan tegen dat nieuwe besluit rechtsmiddelen aanwenden.
8.2.4.
De rechtbank is dus van oordeel dat de minister eisers verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens in met FSV vergelijkbare systemen, ten tijde van het bestreden besluit, heeft mogen afwijzen vanwege het nog lopende onderzoek.
Is deugdelijk gemotiveerd dat het inzageverzoek in acht systemen is geweigerd?
9. Eiser stelt dat KPMG al onderzoek heeft uitgevoerd naar verschillende informatievoorzieningen binnen de Belastingdienst. Volgens eiser is bekend geworden dat bepaalde applicaties en informatievoorzieningen tot bevindingen hebben geleid en is uit eigen onderzoek van de Belastingdienst gebleken dat de applicatie Databank Auto ook tot bevindingen heeft geleid. Eiser wil daarom inzage in de gegevens die van hem zijn geregistreerd in de volgende applicaties en voorzieningen:
1) Interne en externe signalen ten behoeve van het toezichtproces MKB
2) Risicokwalificaties Toeslagen
3) Verwerken van fraudesignalen Toeslagen
4) Aanpak Team Veelplegers
5) Aangifte OB-identificatienummer
6) Datafundament Fraude Risico Indicatoren (FRI)
7) OB Carrouselfraude
8) Databank Auto.
9.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat eiser pas in zijn beroepschrift zijn verzoek specificeert en dat dat gedeelte van het verzoek daarom buiten deze procedure valt. Daarnaast kan het verzoek ten aanzien van de acht applicaties en systemen die eiser noemt, volgens de minister niet worden uitgevoerd zolang het onderzoek niet is afgerond. Op zitting heeft de minister laten weten dat Databank Auto en Interne en externe signalen ten behoeve van het toezichtproces MKB op slot zitten, dat naar Aanpak Team Veelplegers nog onderzoek loopt en een deel van de acht systemen geen applicaties en voorzieningen zijn.
9.2.
Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank stelt voorop dat eiser de acht systemen al in de motivering van zijn bezwaar van 26 april 2021 heeft genoemd en dat de minister daar in het bestreden besluit niet op is ingegaan. Zoals onder 7.2 is overwogen, heeft eiser zijn AVG-verzoek bovendien ruim geformuleerd. Van een wijziging of verruiming van zijn verzoek is geen sprake. De acht systemen die eiser in bezwaar en beroep specifiek noemt, maken daarom ook deel uit van het inzageverzoek dat betrekking heeft op de systemen van de Belastingdienst. Dat er een onderzoek gaande is naar met FSV vergelijkbare systemen, is zonder nadere motivering onvoldoende om de acht door eiser genoemde systemen uit te sluiten van een zoekslag. Uit het bestreden besluit blijkt niet waarom niet is geprobeerd om een zoekslag te maken in de acht systemen of waarom die zoekslag niet kan worden gemaakt. De niet onderbouwde opmerking van de minister op zitting dat een aantal van de systemen op slot zit en een deel geen applicaties en voorzieningen zijn, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat niet kan worden voldaan aan het inzageverzoek van eiser in de acht systemen die hij heeft genoemd. De minister motiveert daarom niet deugdelijk dat het inzageverzoek in de acht door eiser genoemde systemen is geweigerd.
Zijn de persoonsgegevens gebruikt voor geautomatiseerde besluitvorming en/of profilering?
10. Eiser vermoedt vanwege diverse onderzoeken die bij hem en zijn vennootschappen hebben plaatsgevonden en vanwege dwanginvordering en subsidiestromen die werden gestaakt, dat zijn persoonsgegevens zijn gebruikt voor geautomatiseerde besluitvorming of profilering. Hij stelt dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd dat de FSV niet werd gebruikt voor geautomatiseerde besluitvorming en/of profilering. Zijn persoonsgegevens komen voor in FSV. De enkele onderbouwing dat er gelet op de reden en de inhoud van de registratie in FSV geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat dat zo is, is volgens eiser onvoldoende.
10.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat naar aanleiding van het verzoek om inzage in FSV aan eiser kenbaar is gemaakt dat zijn naam en burgerservicenummer voorkomen in deze applicatie en er geen andere persoonsgegevens zijn vastgelegd. De registratie hield verband met een informatieverzoek dat afkomstig was van het UWV en de gegevens zijn op 18 november 2019 in FSV opgenomen. Gelet op inhoud en reden van registratie in FSV heeft de minister geen aanleiding te veronderstellen dat de persoonsgegevens zijn gebruikt in het kader van geautomatiseerde besluitvorming of profilering. Volgens de minister verplicht de AVG hem niet om bewijs te leveren dat in een bepaalde situatie geen persoonsgegevens worden verwerkt in het kader van geautomatiseerde besluitvorming of profilering. Op zitting heeft de minister aangegeven dat FSV een registratiesysteem is dat gebruikt werd als informatiesysteem.
Toetsingskader
10.2.
Op grond van de AVG heeft eiser het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van zijn persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van onder andere de volgende informatie:
  • de verwerkingsdoeleinden en
  • het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming en profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
Oordeel van de rechtbank
10.3.
Deze beroepsgrond slaagt. De minister motiveert niet deugdelijk dat de persoonsgegevens niet zijn gebruikt in het kader van geautomatiseerde besluitvorming of profilering. Er zijn persoonsgegevens van eiser in FSV aangetroffen. Daarom heeft eiser recht op inzage over het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming en profilering. De minister heeft die inzage niet gegeven. Dat FSV een registratiesysteem is en er gelet op de inhoud en reden van de registratie in FSV geen aanleiding zou zijn om te veronderstellen dat er sprake is van geautomatiseerde besluitvorming of profilering is daarvoor onvoldoende. Daarmee is het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming en profilering immers niet uitgesloten en evenmin of de aangetroffen persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt voor geautomatiseerde besluitvorming of profilering. Waarom er gelet op de inhoud en reden van de registratie in FSV geen aanleiding zou zijn om te veronderstellen dat er sprake is van geautomatiseerde besluitvorming of profilering is evenmin duidelijk.
Had de minister inzage moeten geven in het fiscale dossier van eiser en de RIEC [8] -stukken?
11. Eiser verlangt inzage in zijn gehele dossier. Op zitting heeft eiser aangevoerd dat hij inzage wenst in het fiscale dossier en in de RIEC-stukken.
11.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat een AVG-verzoek ziet op persoonsgegevens en niet op het opvragen van complete dossiers. Volgens de minister zijn de stukken die naar aanleiding van het AVG-verzoek aan eiser verstrekt moesten worden ook aan hem verstrekt.
Toetsingskader
11.2.
De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. [9] De Afdeling heeft overwogen dat het doel van artikel 15 van de AVG is dat de betrokkene zich van de verwerking op de hoogte kan stellen en de rechtmatigheid daarvan kan controleren. [10] De Afdeling heeft verder overwogen dat de verplichting ‘een kopie van de persoonsgegevens’ te verstrekken op grond van artikel 15, derde lid, van de AVG niet betekent dat een bestuursorgaan verplicht is een kopie te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. Een bestuursorgaan mag dat doen, maar het mag ook voor een andere vorm kiezen waarin de kopie van de persoonsgegevens wordt verstrekt, als met de gekozen wijze van verstrekking maar aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG wordt voldaan. [11]
Oordeel van de rechtbank
11.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft in het primaire besluit aan eiser laten weten dat zijn naam en burgerservicenummer in FSV zijn verwerkt en heeft een algemene toelichting gegeven over de gegevensverwerking door de Belastingdienst. In het bestreden besluit staat dat in FSV is aangegeven dat eisers registratie verband hield met een informatieverzoek dat afkomstig was van het UWV en de datum van opname in FSV 18 november 2019 is. De rechtbank is van oordeel dat de minister voor wat betreft de FSV hiermee heeft voldaan aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG. Eiser heeft zich namelijk op de hoogte kunnen stellen van de verwerking van zijn persoonsgegevens en de rechtmatigheid daarvan. De minister had daarom naar aanleiding van het AVG-verzoek en de zoekslag in FSV geen inzage moeten geven in het fiscale dossier en/of de RIEC-stukken.
Moest de minister toezeggen dat de persoonsgegevens worden verwijderd?
12. Eiser wil een toezegging dat zijn persoonsgegevens worden verwijderd.
12.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat eiser een apart verzoek kan indienen om zijn persoonsgegevens te verwijderen.
12.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het verzoek om een toezegging dat de persoonsgegevens van eiser worden verwijderd, valt namelijk niet onder de reikwijdte van het AVG-verzoek van eiser. Zoals de minister terecht heeft opgemerkt, kan eiser een apart verzoek indienen bij de Belastingdienst indien hij wenst dat zijn persoonsgegevens worden verwijderd.
Is de redelijke termijn overschreden?
13. Eiser voert aan dat de redelijke termijn is overschreden.
13.1.
De vraag of de redelijke termijn [12] is overschreden, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. De behandeling van een zaak als deze mag maximaal twee jaar in beslag nemen, te rekenen vanaf de datum waarop het bezwaarschrift is ingediend. Als de redelijke termijn is overschreden, geldt voor de schadevergoeding als uitgangspunt, een tarief van € 500,- per half jaar waarmee die termijn is overschreden.
13.2.
De hoofdregel is dat de bezwaarfase een half jaar in beslag mag nemen en de beroepsfase anderhalf jaar. De rechtbank stelt vast dat er vanaf het bezwaarschrift van eiser op 5 maart 2021 tot deze uitspraak, twee jaar en ruim vijf maanden zijn verstreken. De procedure heeft dus ruim vijf maanden te lang geduurd en er is geen aanleiding om deze lange duur te rechtvaardigen. Eiser heeft daarom recht op een schadevergoeding van € 500,-.
13.3.
De bezwaarprocedure heeft langer dan 6 maanden geduurd en de procedure bij de rechtbank is binnen de termijn van anderhalf jaar gebleven. De termijnoverschrijding is daarom toe te rekenen aan de minister. De rechtbank zal de minister dan ook veroordelen in de betaling van € 500,- schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat eiser gedeeltelijk gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
14.1.
De rechtbank ziet gelet op de aard en de omvang van de gebreken geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen. De minister dient een onderzoek in de systemen en applicaties uit te voeren en het nieuwe besluit deugdelijk te motiveren. Voor zover het systemen en applicaties betreft die onder de reikwijdte van het inmiddels afgeronde onderzoek naar met FSV vergelijkbare applicaties en systemen betreft, staat het de minister daarbij vrij een kopie van de beslissing van 9 juni 2023 bij te voegen en daarnaar te verwijzen. De minister zal dus een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
14.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet de minister het griffierecht van € 184,- aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten in de beroepsfase. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Eiser heeft verzocht om vergoeding van zijn proceskosten in de bezwaarfase. Omdat het bestreden besluit wordt vernietigd, maar de minister een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, wordt het primaire besluit van 1 februari 2021 niet herroepen. Daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb voor vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 10 januari 2022;
- draagt de minister op om binnen zes weken na de dag van verzending van deze
uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze
uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de minister tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag
van € 500,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T.G. van Wandelen, rechter, in aanwezigheid van
E.J. Iflé, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:5:
In deze afdeling wordt verstaan onder adviseur: een persoon of college, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het adviseren inzake door een bestuursorgaan te nemen besluiten en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan.
Verordening (EU) 2016/679 (AVG):
Artikel 12: Transparante informatie, communicatie en nadere regels voor de uitoefening van de rechten van de betrokkene
1. De verwerkingsverantwoordelijke neemt passende maatregelen opdat de betrokkene de in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie en de in de artikelen 15 tot en met 22 en artikel 34 bedoelde communicatie in verband met de verwerking in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal ontvangt, in het bijzonder wanneer de informatie specifiek voor een kind bestemd is. De informatie wordt schriftelijk of met andere middelen, met inbegrip van, indien dit passend is, elektronische middelen, verstrekt. Indien de betrokkene daarom verzoekt, kan de informatie mondeling worden meegedeeld, op voorwaarde dat de identiteit van de betrokkene met andere middelen bewezen is.
2. De verwerkingsverantwoordelijke faciliteert de uitoefening van de rechten van de betrokkene uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 22. In de in artikel 11, lid 2, bedoelde gevallen mag de verwerkingsverantwoordelijke niet weigeren gevolg te geven aan het verzoek van de betrokkene om diens rechten uit hoofde van de artikelen 15 tot en met 22 uit te oefenen, tenzij de verwerkingsverantwoordelijke aantoont dat hij niet in staat is de betrokkene te identificeren.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene onverwijld en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van het verzoek krachtens de artikelen 15 tot en met 22 informatie over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen één maand na ontvangst van het verzoek in kennis van een dergelijke verlenging. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, wordt de informatie indien mogelijk elektronisch verstrekt, tenzij de betrokkene anderszins verzoekt.
4. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke geen gevolg geeft aan het verzoek van de betrokkene, deelt hij deze laatste onverwijld en uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het verzoek mee waarom het verzoek zonder gevolg is gebleven, en informeert hij hem over de mogelijkheid om klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit en beroep bij de rechter in te stellen.
5. Het verstrekken van de in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie, en het verstrekken van de communicatie en het treffen van de maatregelen bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 en artikel 34 geschieden kosteloos. Wanneer verzoeken van een betrokkene kennelijk ongegrond of buitensporig zijn, met name vanwege hun repetitieve karakter, mag de verwerkingsverantwoordelijke ofwel:
a. a) een redelijke vergoeding aanrekenen in het licht van de administratieve kosten waarmee het verstrekken van de gevraagde informatie of communicatie en het treffen van de gevraagde maatregelen gepaard gaan; ofwel
b) weigeren gevolg te geven aan het verzoek.
Het is aan de verwerkingsverantwoordelijke om de kennelijk ongegronde of buitensporige aard van het verzoek aan te tonen.
6. Onverminderd artikel 11 kan de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer hij redenen heeft om te twijfelen aan de identiteit van de natuurlijke persoon die het verzoek indient als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 21, om aanvullende informatie vragen die nodig is ter bevestiging van de identiteit van de betrokkene.
7. De krachtens de artikelen 13 en 14 aan betrokkenen te verstrekken informatie mag worden verstrekt met gebruikmaking van gestandaardiseerde iconen, om de betrokkene een nuttig overzicht, in een goed zichtbare, begrijpelijke en duidelijk leesbare vorm, van de voorgenomen verwerking te bieden. Wanneer de iconen elektronisch worden weergegeven, zijn ze machineleesbaar.
8. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 92 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te bepalen welke informatie de iconen dienen weer te geven en via welke procedures de gestandaardiseerde iconen tot stand dienen te komen.
Artikel 15: Recht van inzage van de betrokkene
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
2. Wanneer persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land of een internationale organisatie, heeft de betrokkene het recht in kennis te worden gesteld van de passende waarborgen overeenkomstig artikel 46 inzake de doorgifte.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
4. Het in lid 3 bedoelde recht om een kopie te verkrijgen, doet geen afbreuk aan de rechten en vrijheden van anderen.
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 8:
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 12 van de Verordening (EU) 2016/679 (AVG).
2.Op grond van artikel 1, eerste lid, van het Besluit mandaatverlening, machtiging en tekenbevoegdheid Algemene verordening gegevensbescherming 2018.
3.De termijn die staat in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Zie bijvoorbeeld ABRvS 4 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:25.
5.Volgens artikel 3:6, tweede lid, van de Awb.
6.Bij besluit van 9 juni 2023.
7.Zie artikel 15, eerste lid aanhef en onder a en h, van de AVG.
8.Regionale Informatie en Expertise Centrum.
9.Dit volgt uit artikel 15, derde lid, van de AVG.
10.Zie bijvoorbeeld ABRvS, 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:452.
11.Zie ook Richtsnoeren 01/2022, paragraaf 23, 150 en 153.
12.Als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.