ECLI:NL:RBGEL:2023:4366
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van gemachtigde bij beroepsprocedure inzake BPM en immateriële schadevergoeding
Op 27 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarin de bevoegdheid van een gemachtigde om beroep in te stellen namens twee belanghebbenden ter discussie stond. De rechtbank ontving informatie van de verweerder die leidde tot een onderzoek naar de machtiging die de gemachtigde zou hebben ontvangen. De belanghebbenden stelden dat zij geen toestemming hadden gegeven voor het instellen van de beroepsprocedure. De rechtbank concludeerde dat, ondanks de overgelegde machtiging, er onvoldoende bewijs was dat de gemachtigde bevoegd was om namens de belanghebbenden op te treden. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
Daarnaast werd er een verzoek gedaan om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een dergelijke vergoeding, omdat er geen sprake was van spanning of frustratie, aangezien de belanghebbenden nooit de intentie hadden om een beroepsprocedure te voeren. De rechtbank benadrukte dat de procedure niet bevoegdelijk was gestart en dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en de beslissing is openbaar uitgesproken.