ECLI:NL:RBGEL:2023:4197

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
05/093572-23 + 08/036246-23 (TUL)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van casemanager in Penitentiaire Inrichting met zware mishandeling en misdrijf tegen het leven gericht

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn casemanager van de Penitentiaire Inrichting te Arnhem heeft bedreigd. De bedreigingen vonden plaats op of omstreeks 30 maart 2023 en omvatten ernstige uitspraken die gericht waren tegen het leven van de casemanager en haar gezin. De rechtbank achtte de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen, ondanks dat de raadsman zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte, die eerder al was veroordeeld voor soortgelijke feiten, kreeg een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte een patroon van gewelddadig gedrag vertoonde en dat eerdere maatregelen niet hadden geleid tot gedragsverandering. De rechtbank vond het noodzakelijk om de maatschappij te beschermen en de verdachte een kans te geven om zijn leven te beteren, maar waarschuwde dat bij nieuwe strafbare feiten de voorwaardelijke maatregel ten uitvoer kan worden gelegd. De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf af, omdat het niet opportuun werd geacht gezien de opgelegde ISD-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/093572-23 + 08/036246-23 (TUL)
Datum uitspraak : 25 juli 2023
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres] .
Raadsman: mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 maart 2023 te Arnhem zijn casemanager werkzaam in de Penitentiaire inrichting te Arnhem heeft bedreigd en/of via anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die genoemde/beschreven casemanager dreigend de woorden toe te voegen:
"Je hoeft je om jezelf geen zorgen te maken maar je vrouw en kinderen die gaan er aan!" en/of:
"Ik bind ze vast en ze zullen pijn lijden, daarna blaas ik je huis op!" en/of:
"Pamela, je gaat zien wat er gaat gebeuren. Jij gaat dood meisje!" en/of:
"Woensdag kom ik vrij. Als ik achter jullie kentekens kom dan zal ik jullie achtervolgen! Jullie gaan allemaal dood!"
en/of via de leidinggevende van de genoemde casemanager:
"woensdag kom ik naar buiten en zal ik haar opwachten, ik kom naar buiten, ik heb €5000,- buiten liggen, dit geef ik aan de eerste de beste junkie en dan laat ik haar van kant maken en/of: " Er zijn mensen die voor 5000 buiten die jullie pijn willen doen" en/of:
"als ik haar buiten zie lopen met de hond, dan rijd ik haar helemaal dood, ze moet niet denken dat ze mij kan fucken, ik maak haar helemaal kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De raadsman heeft zich, wat betreft de vraag of het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn casemanager heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks30 maart 2023 te Arnhem zijn casemanager werkzaam in de Penitentiaire Inrichting te Arnhem heeft bedreigd en
/ofvia anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling, door die
genoemde/beschrevencasemanager dreigend de woorden toe te voegen:
"Je hoeft je om jezelf geen zorgen te maken maar je vrouw en kinderen die gaan er aan!" en/of:
"Ik bind ze vast en ze zullen pijn lijden, daarna blaas ik je huis op!" en/of:
"Pamela, je gaat zien wat er gaat gebeuren. Jij gaat dood meisje!"
en/of:
"Woensdag kom ik vrij. Als ik achter jullie kentekens kom dan zal ik jullie achtervolgen! Jullie gaan allemaal dood!"
en
/ofvia de leidinggevende van de genoemde casemanager:
"woensdag kom ik naar buiten en zal ik haar opwachten, ik kom naar buiten, ik heb €5000,- buiten liggen, dit geef ik aan de eerste de beste junkie en dan laat ik haar van kant maken en
/of: "Er zijn mensen die voor 5000 buiten die jullie pijn willen doen" en
/of:
"als ik haar buiten zie lopen met de hond, dan rijd ik haar helemaal dood, ze moet niet denken dat ze mij kan fucken, ik maak haar helemaal kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar en met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 107 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, wordt opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een casemanager van de P.I. – een beroepsbeoefenaar – bedreigd, onder meer door te roepen dat hij haar zal opwachten, haar dood zal rijden en haar dood zal laten maken. Uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat deze bedreiging een grote impact heeft gehad op de casemanager. Verdachte heeft dit feit gepleegd terwijl hij minder dan twee maanden daarvoor nog is veroordeeld voor onder meer bedreiging van een beroepsbeoefenaar.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 12 juni 2023. Daaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen jaren veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke feiten als het nu bewezenverklaarde feit. Daarmee zorgt verdachte voor ernstige overlast voor de samenleving.
Uit het reclasseringsadvies van 4 juli 2023 volgt dat een patroon zichtbaar is aangaande delicten in confrontatie met anderen. Het is daarbij opvallend dat het zeer vaak tot geweld en/of bedreigingen jegens beroepsbeoefenaars is gekomen. De afgelopen jaren heeft verdachte langdurig onder toezicht gestaan van de reclassering. In het reclasseringsdossier valt te lezen dat het verdachte jarenlang heeft ontbroken aan stabiliteit op het gebied van wonen, werk en inkomen en dat sprake was van problematisch alcohol- en cannabisgebruik. Daarnaast liet verdachte een pro-criminele houding zien en bevond hij zich in een crimineel sociaal netwerk. Verdachte is in 2019 door deskundigen van het NIFP gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en narcistische trekken en kenmerken van een gebrekkige impulscontrole, gebrekkige frustratietolerantie, gestoorde agressieregulatie en een gebrek aan empathie. Vanwege de problematiek van verdachte is destijds een klinisch traject geïndiceerd. Verdachte bleek echter niet te motiveren voor een klinische opname en vertoonde hiertegen grote weerstand. Ook ingezette interventies in een ambulant kader hebben geen blijvende gedragsverandering bij verdachte teweeg gebracht. Het meest recente toezicht is in december 2022 beëindigd omdat verdachte zich niet hield aan de bijzondere voorwaarde omtrent de meldplicht; verdachte kwam afspraken niet na en was volledig uit beeld bij de reclassering.
Op 21 april 2023 is de voorlopige hechtenis van verdachte inzake onderhavig feit geschorst zonder bijzondere voorwaarden. Sindsdien is hij niet in beeld bij hulpverleningsinstanties, zo heeft de reclassering vernomen.
Reclasseringsinspanningen hebben niet geleid tot vermindering van recidiverisico en/of
gedragsverandering, waardoor de reclassering concludeert dat een traject in een ambulant kader voor verdachte onvoldoende is. Een klinisch traject zou mogelijk een recidiveverminderend effect kunnen hebben, maar verdachte heeft bij de reclassering aangegeven dat hij hier niet voor open staat. De reclassering schat het risico op recidive, het risico op letselschade en het risico op onttrekken aan voorwaarden dan ook in als hoog. De reclassering adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, teneinde de maatschappij te beschermen.
De rechtbank stelt vast dat het door verdachte begane feit een misdrijf is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is in de vijf jaar gelegen voor het bewezenverklaarde feit meer dan drie keer onherroepelijk veroordeeld wegens één of meer misdrijven. Daarbij zijn aan verdachte (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen opgelegd. Meer dan drie van de straffen die werden opgelegd bij de veroordelingen, waaronder ook de deels voorwaardelijke gevangenisstraffen, zijn volledig ten uitvoer gelegd. Het bewezenverklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Ondanks de eerder opgelegde en ondergane straffen, heeft verdachte zich wederom schuldig gemaakt aan een soortgelijk strafbaar feit en wel terwijl hij gedetineerd was. Veel feiten waarvoor verdachte in de afgelopen vijf jaar onherroepelijk is veroordeeld betroffen soortgelijke feiten als het nu bewezenverklaarde feit. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal plegen.
Ook blijkt uit het strafblad dat over een periode van vijf jaar voor meer dan tien misdrijffeiten tegen verdachte processen-verbaal zijn opgemaakt, waarvan tenminste één misdrijf in de twaalf maanden voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit. Verdachte valt hierdoor onder de definitie van een stelselmatige dader in de zin van de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, waaraan het Openbaar Ministerie is gebonden bij het vorderen van de ISD-maatregel.
Naar het oordeel van de rechtbank is aldus voldaan aan de eisen van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers om een ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen in beginsel het opleggen van de ISD-maatregel, die strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive, eist. De rechtbank ziet aanleiding de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar met een proeftijd van twee jaar. Het lijkt erop dat verdachte zijn leven nu beter heeft ingericht. Een onvoorwaardelijke ISD-maatregel kan die door verdachte – overigens nog prille – ingezette positieve ontwikkelingen op het spel zetten. Een voorwaardelijke ISD-maatregel kan dienen als 'stok achter de deur' om te voorkomen dat verdachte opnieuw in de fout gaat en als aansporing om door te gaan op de ingeslagen weg. Verdachte krijgt zo het voordeel van de twijfel, maar komt hij lopende de proeftijd in aanraking met justitie, dan kan de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar alsnog ten uitvoer worden gelegd. Verdachte krijgt daarmee de kans om te laten zien dat hij afscheid heeft genomen van het plegen van strafbare feiten en dat hij de positieve ontwikkeling door kan zetten. De rechtbank acht, anders dan de raadsman, oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf niet afdoende, nu eerdere voorwaardelijke gevangenisstraffen verdachte er ook niet van hebben weerhouden opnieuw in de fout te gaan. De rechtbank acht oplegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar passend en geboden, gelet op het belang bij beveiliging van de maatschappij en beëindiging van recidive.
Om behandelmogelijkheden bij tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel niet te doorkruisen, houdt de rechtbank bij de duur van de ISD-maatregel geen rekening met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 08/036246-23)

De politierechter heeft verdachte op 15 februari 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in deze vordering tot tenuitvoerlegging.
De raadsman heeft primair bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard. Subsidiair is verzocht om de proeftijd te verlengen of de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Zowel de officier van justitie als de raadsman heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, omdat verdachte het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit heeft begaan terwijl de proeftijd op dat moment niet liep, doordat hij in detentie zat.
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie wel kan worden ontvangen in de vordering tot tenuitvoerlegging. Gelet op artikel 6:1:18, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, liep de proeftijd niet ten tijde van het gepleegde strafbare feit, maar zowel de officier van justitie als de raadsman miskent dat de algemene voorwaarde van artikel 14c, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht alleen vereist dat verdachte zich
voor het einde van de proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Anders dan bij een overtreding van de bijzondere voorwaarden van artikel 14c, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, is bij de algemene voorwaarde niet vereist dat het strafbare feit is begaan
gedurende de proeftijd. Dat betekent dat ook een strafbaar feit begaan terwijl de proeftijd (nog) niet loopt tot tenuitvoerlegging aanleiding kan geven (vgl. HR 14 juni 2005,
ECLI:NL:HR:2005:AT5752 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2005:AT5752), rov. 4.2).
Hoewel het Openbaar Ministerie dus ontvankelijk is in de vordering tot tenuitvoerlegging, zal de rechtbank die desondanks afwijzen. Gelet op de overwegingen van de rechtbank die hebben geleid tot het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel, is de rechtbank van oordeel dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun is. Dat geldt eveneens voor het subsidiaire verzoek van de raadsman om de proeftijd te verlengen of de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38p en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt verdachte wegens het bewezenverklaarde
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee (2) jaarop;
  • bepaalt
  • de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- de algemene voorwaarde dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 15 februari 2023 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden af (parketnummer 08/036246-23).
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon (voorzitter), mrs. E.H.T. Rademaker en E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 juli 2023.