ECLI:NL:RBGEL:2023:419

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
C/05/412962 / KZ ZA 22-190
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over medewerking aan verkoop onroerende zaak uit nalatenschap

In deze zaak, die op 26 januari 2023 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding waarin eisers, erfgenamen van de heer [erflater], vorderen dat gedaagden, ook erfgenamen, hoofdelijk worden veroordeeld om medewerking te verlenen aan de verkoop van een onroerende zaak die deel uitmaakt van de nalatenschap. De onroerende zaak, gelegen aan [adres+plaats], omvat een woning met bijgebouwen en grond. Eisers hebben de notaris, mr. Frank Robert Jan Wassink, gemachtigd om de nalatenschap te beheren en te vereffenen, maar er is onenigheid ontstaan over de verkoop van de onroerende zaak. Gedaagde sub 1 heeft verzocht om een splitsing van de onroerende zaak, wat door de andere erfgenamen is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eisers toewijsbaar is, omdat het belang van de overige erfgenamen bij een spoedige verkoop groter is dan het belang van gedaagde sub 1 om de zaak te splitsen. De voorzieningenrechter heeft de vordering in conventie toegewezen, onder de voorwaarde dat de vereffening van de nalatenschap is afgerond, en de vordering in reconventie afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/412962 / KZ ZA 22-190
Vonnis in kort geding van 26 januari 2023
in de zaak van

1.[eis.conv./verw.reconv. 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eis.conv./verw.reconv. 2] ,
wonende te [plaats] ,
3.
[eis.conv./verw.reconv. 3] ,
wonende te [plaats] ,
4.
[eis.conv./verw.reconv. 4] ,
Wonende te [plaats] ,
5.
[eis.conv./verw.reconv. 5] ,
wonende te [plaats] ,
6.
[eis.conv./verw.reconv. 6] ,
wonende te [plaats] ,
7.
[eis.conv./verw.reconv. 7] ,
wonende te [plaats] ,
8.
[eis.conv./verw.reconv. 8 en/of 16] ,
wonende te [plaats] ,
9.
[eis.conv./verw.reconv. 9] ,
wonende te [plaats] ,
10.
[eis.conv./verw.reconv. 10] ,
wonende te [plaats] ,
11.
[eis.conv./verw.reconv. 11] ,
wonende te [plaats] ,
12.
[eis.conv./verw.reconv. 12] ,
wonende te [plaats] ,
13.
[eis.conv./verw.reconv. 13] ,
wonende te [plaats] ,
14.
[eis.conv./verw.reconv. 14] ,
wonende te [plaats] ,
15.
[eis.conv./verw.reconv. 15] ,
wonende te [plaats] ,
16.
[eis.conv./verw.reconv. 8 en/of 16] ,
wonende te [plaats] ,
17.
[eis.conv./verw.reconv. 17] ,
wonende te [plaats] ,
18.
[eis.conv./verw.reconv. 18] ,
wonende te [plaats] ,
19.
[eis.conv./verw.reconv. 19] ,
wonende te [plaats] ,
20.
[eis.conv./verw.reconv. 20] ,
wonende te [plaats] ,
21.
[eis.conv./verw.reconv. 21] ,
wonende te [plaats] ,
22.
[eis.conv./verw.reconv. 22] ,
wonende te [plaats] ,
23.
[eis.conv./verw.reconv. 23] ,
wonende te [plaats] ,
24.
[eis.conv./verw.reconv. 24] ,
wonende te [plaats] ,
25.
[eis.conv./verw.reconv. 25] ,
wonende te [plaats] ,
26.
[eis.conv./verw.reconv. 26] ,
wonende te [plaats] ,
27.
[eis.conv./verw.reconv. 27] ,
wonende te [plaats] ,
28.
[eis.conv./verw.reconv. 28] ,
wonende te [plaats] ,
29.
[eis.conv./verw.reconv. 29] ,
wonende te [plaats] ,
30.
[eis.conv./verw.reconv. 30] ,
wonende te [plaats] .
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. S.H.J. Buitenkamp te Epe,
tegen
1.
[ged.conv./eis.reconv. 1], in hoedanigheid van erfgenaam tevens vereffenaar in de nalatenschap van de heer [erflater] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.A. From te Zwolle.
2.
[ged.conv. 2], in hoedanigheid van erfgenaam tevens vereffenaar in de nalatenschap van de heer [erflater] ,
wonende te [plaats] ,
in persoon verschenen,
3.
[ged.conv. 3] h.o.d.n. [handelsnaam], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van de onder bewind gestelde mevrouw [onderbewindgestelde] , in hoedanigheid van erfgenaam tevens vereffenaar in de nalatenschap van de heer [erflater] ,
wonende te [plaats] ,
niet verschenen,
4.
[ged.conv. 4], in hoedanigheid van erfgenaam tevens vereffenaar in de nalatenschap van de heer [erflater] ,
wonende te [plaats] ,
niet verschenen,
5.
[ged.conv. 5], in hoedanigheid van erfgenaam tevens vereffenaar in de nalatenschap van de heer [erflater] ,
wonende te [plaats] ,
niet verschenen,
6.
[ged.conv. 6], in hoedanigheid van erfgenaam tevens vereffenaar in de nalatenschap van de heer [erflater] ,
wonende te [plaats] ,
niet verschenen,
gedaagden in conventie.
Partijen zullen hierna [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] en gedaagden genoemd worden. Gedaagde sub 1 wordt apart [ged.conv./eis.reconv. 1] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens houdende een vordering in reconventie,
  • de akte overlegging producties met de producties 10 t/m 12 aan de zijde van [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] ,
  • de akte overlegging producties met productie 13 aan de zijde van [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 4 februari 2021 is overleden de heer [erflater] , hierna erflater. Partijen zijn de erfgenamen van erflater. Partijen hebben niet allen een gelijk aandeel in de nalatenschap door plaatsvervulling en aanwas. [ged.conv./eis.reconv. 1] is voor 1/63ste deelgenoot in de nalatenschap van erflater. Alle erfgenamen met uitzondering van [onderbewindgestelde] (hierna: [onderbewindgestelde] ) hebben de nalatenschap zuiver aanvaard. Het vermogen van [onderbewindgestelde] staat onder bewind en de bewindvoerder heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. De erfgenamen zijn gezamenlijk vereffenaar.
2.2.
Onderdeel van de nalatenschap is de onroerende zaak gelegen aan de [adres+plaats] (hierna: de onroerende zaak). Het betreft een woning met diverse bijgebouwen, tuin, weiland en ondergrond.
2.3.
Partijen hebben een algehele volmacht tot beheer en vereffening afgegeven aan de notaris, mr. Frank Robert Jan Wassink. Eisers hebben de heer [eis.conv./verw.reconv. 8 en/of 16] (eiser sub 16) en de heer [eis.conv./verw.reconv. 9] (eiser sub 9) (hierna: [eis.conv./verw.reconv. 8 en/of 16] en [eis.conv./verw.reconv. 9] ) aangewezen als hun vertegenwoordigers en contactpersoon jegens de notaris. [ged.conv./eis.reconv. 1] heeft uitdrukkelijk bepaald dat de volmacht niet mag worden gebruikt voor de verkoop van de onroerende zaak.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. gedaagden hoofdelijk veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis hun volledige medewerking te verlenen aan het te koop zetten, althans het verstrekken van de verkoopopdracht, van de onroerende zaak bij [naam makelaar] , althans een door de voorzieningenrechter aan te wijzen makelaar in de regio [plaats] , en aan de verkoop van de onroerende zaak voor een door die makelaar in redelijkheid te bepalen prijs, bij gebreke waarvan dit vonnis in de plaatst reedt van de door gedaagden gegeven verkoopopdracht;
subsidiair
II. een maatregel treft die de voorzieningenrechter gepast en nodig acht in lijn met hetgeen eisers in de kortgedingdagvaarding hebben betoogd en beoogd.
Zowel primair als subsidiair
III. gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten, indien deze kosten niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn voldaan.
3.2.
[ged.conv./eis.reconv. 1] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[ged.conv./eis.reconv. 1] vordert dat de voorzieningenrechter
- de erfgenamen veroordeelt om mee te werken aan het splitsen van de onroerende zaak in die zin dat stukje 1, dan wel stukje 3 zoals weergeven in productie 11 bij de conclusie van antwoord wordt afgesplitst, althans het verstrekken van de opdracht tot splitsing aan een notaris in de regio [plaats] , bij gebreke waarvan het vonnis in de plaats treedt van de door de erfgenamen te geven splitsingsopdracht;
- [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten, indien deze kosten niet binnen veertien dagen na dit vonnis zijn voldaan.
4.2.
[eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gezien de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen de vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
Verstek
5.2.
[eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] heeft twee berichten in het geding gebracht. Een dochter van [ged.conv. 6] (hierna: [ged.conv. 6] ) bericht dat [ged.conv. 6] wegens haar gezondheid niet in staat is om te verschijnen, maar dat zij zich conformeert aan de uitspraak van de rechter. Het tweede bericht is van [ged.conv. 3] (hierna: [ged.conv. 3] ) aan mr. Buitenkamp waarin zij aangeeft dat zij zich aansluit bij eisers en door mr. Buitenkamp vertegenwoordigd wenst te worden. Geen van de berichten leidt er echter toe dat [ged.conv. 6] en [ged.conv. 3] in de procedure zijn verschenen. Het enkel versturen van een bericht is daarvoor niet voldoende. Tegen [ged.conv. 6] , [ged.conv. 3] en de overige niet verschenen gedaagden, [ged.conv. 4] en [ged.conv. 5] is daarom verstek verleend. Nu door de overige partijen is voortgeprocedeerd, wordt op grond van artikel 140 lid 1 jo. 4 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) één vonnis tussen partijen gewezen, dat als vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
Bevoegdheid voorzieningenrechter
5.3.
[ged.conv./eis.reconv. 1] voert als meest verstrekkend verweer aan dat de zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist omdat de vorderingen van [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] de facto een wijze van verdelen inhoudt zoals bedoeld in artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hierdoor ontstaat een definitief einde aan de verdeling, hetgeen niet kan worden aangemerkt als ordemaatregel. [ged.conv./eis.reconv. 1] verwijst onder andere naar de uitspraken Gerechtshof 's-Hertogenbosch 7 september 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2803 en Gerechtshof Den Haag 29 juni 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1338. Met het Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden (15 juni 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:5839) is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat indien de voorzieningenrechter een wijze van verdeling gelast, er geen sprake is van een constitutief vonnis. Er wordt dan geen definitief einde gemaakt aan de verdeling. Uiteindelijk zijn het de deelgenoten zelf die in deze situatie verdelen, zij het op de wijze als door de voorzieningenrechter gelast. De voorzieningenrechter acht zich daarom wel bevoegd om in kort geding op de vordering te beslissen.
Spoedeisend belang
5.4.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
Toetsingskader
5.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een vordering in kort geding slechts dan toewijsbaar is als aannemelijk is dat eenzelfde vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het treffen van de voorlopige voorziening(en) gerechtvaardigd is. Verder is een kort geding niet beperkt tot alleen een voorlopig oordeel over de rechtsverhouding van partijen. De voorzieningenrechter heeft de bevoegdheid zijn beslissing steeds mede op een belangenafweging te baseren.
5.6.
Met betrekking tot de onderhavige vordering heeft verder het volgende te gelden. Op grond van artikel 3:178 BW hoeft niemand in onverdeeldheid te blijven. Artikel 3:185 lid 1 BW bepaalt dat de rechter voor zover de deelgenoten over een verdeling niet tot overeenstemming kunnen komen de wijze van verdeling kan vaststellen. Daarbij dient de rechter naar billijkheid rekening te houden met zowel het belang van partijen als met het algemeen belang.
5.7.
Voorgaande in acht genomen dient de voorzieningenrechter daarom zowel een belangenafweging te maken in het kader van een voorlopig oordeel over de rechtsverhouding tussen partijen ten aanzien van de wijze van verdeling als over de vraag in hoeverre een beslissing daarover in kort geding gerechtvaardigd is.
Wijze van verdeling
5.8.
[ged.conv./eis.reconv. 1] wenst dat de zaak gesplitst wordt en zij een stukje grond, vergelijkbaar met haar aandeel in de nalatenschap, toegewezen krijgt. [ged.conv./eis.reconv. 1] legt hieraan ten grondslag dat de onroerende zaak een grote emotionele waarde voor haar heeft en dat zij graag een stukje behoudt waar zij eventueel haar paard neer kan zetten. De afsplitsing heeft volgens haar geen effect op de waarde van de totale onroerende zaak waardoor de overige deelgenoten niet benadeeld worden. Bovendien brengt een belangenafweging volgens [ged.conv./eis.reconv. 1] mee dat een beslissing in kort geding zoals door [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] gevorderd niet gerechtvaardigd is. Een veroordeling zou leiden tot het definitieve verlies van haar eigendom. Dit terwijl de kosten van de onroerende zaak gering zijn, helemaal als het gaat om het aandeel van de individuele deelgenoten daarin. Voor de erfbelasting kan bovendien uitstel gevraagd worden, aldus [ged.conv./eis.reconv. 1] .
5.9.
[eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] en [ged.conv. 2] willen geen toestemming geven voor de (af)splitsing. De waarde van de onroerende zaak in zijn geheel daalt volgens hen door afsplitsing. Verder wordt het op deze manier een onmogelijke discussie. Als [ged.conv./eis.reconv. 1] een stukje grond krijgt zijn er wel meer erfgenamen geïnteresseerd om een stukje grond te krijgen. Hierdoor zou de grond opgesplitst moeten worden in alle delen en vervolgens verdeeld worden. Dat is onwenselijk en leidt tot een onmogelijke situatie waarbij moet worden bepaald wie welk deel krijgt. Partijen zijn al langere tijd op zoek naar een oplossing maar komen er niet uit. Van [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] kan niet verwacht worden dat hij nog langer in onverdeeldheid blijft, aldus [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30]
5.10.
De voorzieningenrechter merkt in de eerste plaats op dat [ged.conv./eis.reconv. 1] geen eigenaar is van een deel van de onroerende zaak, maar dat zij deelgenoot is in de eigendom van de gehele onroerende zaak. Dit geeft [ged.conv./eis.reconv. 1] geen recht op een stukje grond, zoals zij zelf lijkt te veronderstellen. In beginsel kan de grond alleen gesplitst worden met medewerking van alle deelgenoten. Als daarover echter geen overeenstemming bestaat, is het aan de rechter -na afweging van alle betrokken belangen- om te bepalen of het geheel moet worden verkocht of dat een gemeenschap inderdaad moet worden gesplitst waarna de nieuw ontstane zaken aan de individuele deelgenoten worden toegedeeld in volledig eigendom. Van een splitsing kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in een geval als het onderhavige echter alleen sprake zijn als de gemeenschap eenvoudig in gelijke delen, gelijk aan het aantal deelgenoten, verdeeld kan worden zonder significant verlies van functie of waarde (bijvoorbeeld een voor- en achterhuis of een weiland in twee gelijke delen) of als sprake is van een bijzonder belang van één van de deelgenoten dat opweegt tegen het belang van de andere deelgenoten tezamen die dan alsnog hun medewerking aan splitsing moeten verlenen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Van een eenvoudige splitsing is in het voorstel van [ged.conv./eis.reconv. 1] geen sprake, niet in de laatste plaats omdat onduidelijk is welke financiële waarde het door haar voorgestelde stukje vertegenwoordigt en of dat overeenstemt met haar aandeel in de nalatenschap. [ged.conv./eis.reconv. 1] geeft verder aan dat de onroerende zaak een bijzondere emotionele waarde voor haar heeft. Een enkele emotionele band met de onroerende zaak is echter -in de afweging van het geheel aan betrokken belangen- een onvoldoende te respecteren belang om een stukje grond zonder verder bijzonder gebruiksdoel tegen de wens van, in ieder geval, 31 deelgenoten af te splitsen. Daarbij is mede in overweging genomen dat [ged.conv./eis.reconv. 1] heeft aangegeven dat zij haar paard op het stukje grond wil zetten. Ter zitting is door [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] echter onbetwist gemotiveerd gesteld dat het bestemmingsplan niet toelaat dat er een paard wordt gehouden op de door [ged.conv./eis.reconv. 1] aangegeven stukken grond.
5.11.
Met [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] is de voorzieningenrechter van oordeel dat van [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] , mede gezien het aantal deelgenoten waarvan meerdere ook een emotionele verbondenheid hebben met de onroerende zaak, niet verwacht kan worden dat zij de zaak nu alsnog splitsen en elke afgesplitst deel afzonderlijk waarderen waarna de deelgenoten die dat wensen een deel waarvan de waarde overeenkomt met hun aandeel in de nalatenschap toegewezen kunnen krijgen. Van [eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] kan op dit moment nog redelijkerwijs worden verwacht dat hij langer in onverdeeldheid blijft nu er al meerdere pogingen zijn gedaan om een oplossing te vinden, waaronder overname van het geheel door [ged.conv./eis.reconv. 1] . Het is niet gelukt om tot overeenstemming te komen en inmiddels is het voor [ged.conv./eis.reconv. 1] niet meer mogelijk om het geheel over te nemen. De woning is in slechte staat, de kosten lopen op, er zijn op dit moment potentiële kopers die duidelijkheid willen en de overige erfgenamen willen dat de nalatenschap afgewikkeld kan worden. Bovendien wordt [ged.conv./eis.reconv. 1] vermogensrechtelijk niet benadeeld door de verkoop. Na verkoop vloeit de opbrengst in de nalatenschap en kan deze verdeeld worden.
5.12.
Voorgaande in acht genomen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van de overige erfgenamen bij een spoedige verkoop van de onroerende zaak groter is dan het belang van [ged.conv./eis.reconv. 1] om toch weer opnieuw naar de wijze van verdeling te kijken.
5.13.
[eis.conv./gedn.reconv. 1 tm 30] vordert dat gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot medewerking aan het te koop zetten van de onroerende zaak. De aard van de vordering brengt echter mee dat alle gedaagden moeten meewerken. Het kan niet dat als één gedaagde meewerkt, de anderen van hun verplichtingen zijn bevrijd. Van hoofdelijkheid is dan ook geen sprake.
Vereffening
5.14.
De verkoop van de woning is niet noodzakelijk voor het voldoen van de schulden van de nalatenschap. De verkoop is daarom geen onderdeel van de vereffening (artikel 4:215 BW) maar van de verdeling van de nalatenschap. Er wordt in beginsel pas tot verdeling overgegaan nadat de vereffening is afgerond. Ter zitting is gebleken dat het nog niet duidelijk is of hiervan sprake is. De vordering wordt daarom toegewezen onder de voorwaarde dat de vereffening is voltooid.
5.15.
Voorgaande in acht genomen wordt de vordering in conventie toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen.
5.16.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De voorzieningenrechter
in conventie
5.17.
veroordeelt gedaagden, onder de voorwaarde dat de vereffening is afgerond, om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis hun volledige medewerking te verlenen aan het te koop zetten, althans het verstrekken van een verkoopopdracht, van de onroerende zaak bij [naam makelaar] en aan de verkoop van de onroerende zaak voor een door die makelaar in redelijkheid te bepalen prijs, bij gebreke waarvan dit vonnis in de plaatst treedt van de door gedaagden gegeven verkoopopdracht,
5.18.
verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad,
5.19.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.20.
wijst de vorderingen af,
5.21.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2023.
DB/LS