ECLI:NL:RBGEL:2023:4177

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
410141
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opleggen van procedeerverbod aan advocaat en vordering tot schadevergoeding afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. [Eiser], een schuldhulpverlener en voorzitter van de Coöperatieve Vereniging Bewindvoeringskantoor Velp U.A., vorderde onder andere een verbod voor [gedaagde] om hem in rechte te betrekken en schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen. [Gedaagde] was advocaat van de Coöperatie en [X1 N.V.] en had in het verleden meerdere procedures tegen [eiser] aangespannen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] in zijn rol als advocaat handelde voor verschillende partijen met tegenstrijdige belangen, maar oordeelde dat dit niet automatisch leidt tot misbruik van procesrecht. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen, omdat niet is aangetoond dat [gedaagde] misbruik van procesrecht heeft gemaakt of dat zijn vorderingen evident ongegrond waren. De rechtbank heeft [eiser] in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.301,00 aan griffierecht en € 2.366,00 aan advocaatkosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van terughoudendheid bij het aannemen van misbruik van procesrecht, vooral gezien het recht op toegang tot de rechter.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/410141 / HA ZA 22-466 / 397 / 560
Vonnis van 19 juli 2023
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente])
eisende partij
hierna te noemen: [eiser]
advocaat: mr. L.T. Lonis te Woudenberg
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente])
gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde]
advocaat: mr. H. Dulack te Utrecht

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 januari 2023
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 april 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is schuldhulpverlener. Hij heeft gewerkt als bewindvoerder in wettelijke schuldsaneringstrajecten voor de rechtbank Gelderland en de rechtbank Oost-Brabant.
2.2.
[eiser] voerde zijn praktijk uit in de coöperatie Coöperatieve Vereniging Bewindvoeringskantoor Velp U.A (verder te noemen: ‘de Coöperatie’). Hij is daarvan lid en voorzitter. Het andere lid is de besloten vennootschap Fiscale en Financiële Advocatuur B.V. (verder te noemen: ‘FFA’). In FFA voerden [persoon A], [persoon B] en [persoon C] de advocatenpraktijk en wel door middel van hun houdstervennootschappen. Dat deden zij gezamenlijk tot 2016. Vanaf 1 januari 2016 hebben [persoon A] en [persoon B] hun advocatenpraktijk voortgezet als vennoten van de naamloze vennootschap [X1 N.V.] (op enig moment genaamd [X2 N.V.]; verder te noemen: ‘[X1 N.V.]’). [gedaagde] is of was als managing partner en advocaat aan [X1 N.V.] verbonden.
2.3.
Bij deurwaardersexploot van 11 januari 2019 heeft [gedaagde] een brief van 10 januari 2019 van hem aan [eiser] laten betekenen. In die brief staat: [1]
Hiermee bericht ik u, dat ik optreed voor [X2 N.V.] (voorheen [X1 N.V.]), Leemkuil Beheer B.V., De Lentse Beheer B.V., [2] Fiscale en Financiële Advocatuur Velp B.V., (FFA) en de Coöperatieve Vereniging Bewindvoeringskantoor Velp U.A.. Tevens treed ik op voor de [persoon A] en [persoon B] in persoon. Dat betekent dat ik ter zake van alle geschillen, in welke hoedanigheid dan ook, als advocaat optreed voor de partijen die met u een geschil hebben.
Hieronder loop ik die geschillen langs.
Gemakshalve wordt hierna nog steeds gesproken van [X1 N.V.].
Coöperatieve Vereniging Bewindvoeringskantoor Velp U.A. (Bewindvoeringskantoor)
Verplichtingen
De [persoon A] en [persoon B] hebben als bestuurders van FFA met u als vertrekkend bestuurder van het bewindvoeringskantoor afspraken gemaakt op 22 september 2016 die bij wijze van vaststellingsovereenkomst zijn vastgelegd in een brief van [persoon B] aan uw raadsman mr. Vermeer van 2 november 2016 en diens antwoord van 16 november 2016, u bekend.
Onderdeel van de vaststellingsovereenkomst is de wijze van vaststelling van het bedrag dat het bewindvoeringskantoor verschuldigd was, c.q. is aan [X1 N.V.].
Op grond van de door [Bewindvoerdster] en [persoon A] opgemaakte berekening is de meest actuele vordering van [X1 N.V.] op het Bewindvoeringskantoor ter zake de afwikkeling van de Gelderse WSNP-zaken een bedrag van € 16.323,00 inclusief BTW. (...)
Volgens art. 319, tweede lid Fw was u gehouden om waar het ging om de Gelderse WSNP-dossiers rekening en verantwoording af te leggen aan de opvolgend bewindvoerster, [Bewindvoerdster], in dienst bij [X1 N.V.]. U hebt dat nagelaten, respectievelijk geweigerd.
Zowel [persoon A] als [Bewindvoerdster] hebben vervolgens een aanzienlijk aantal uren moeten besteden aan het uitzoeken van een en ander, werkzaamheden die derhalve ten laste zijn gekomen van [X1 N.V.]. [X1 N.V.] maakt jegens het Bewindvoeringskantoor aanspraak op vergoeding hiervan.
(...)
(...) Dit komt neer op een door u te betalen schadevergoeding van € 8.625,49 inclusief btw.
(...)
Voorts is vastgesteld, dat achteraf bezien blijkens de opgemaakte concept-jaarstukken van het Bewindvoeringskantoor FFA een aanzienlijk bedrag te veel aan winstuitdeling heeft ontvangen en dat FFA verplicht is om dat aan het Bewindvoeringskantoor terug te betalen. Dit betreft een bedrag van € 17.048,00 (...) Dit bedrag is voldaan door FFA aan het Bewindvoeringskantoor en met de daarmee verkregen liquiditeit is door het Bewindvoeringskantoor de schuld aan [X1 N.V.] zo veel mogelijk voldaan, naast de hierna nog te benoemen fiscale boete.
Uit de declaratie van [X1 N.V.] ter zake de afrekening van de Gelderse WSNP-dossiers zal mogelijk nog een BTW-restitutie aan het Bewindvoeringskantoor plaatsvinden. De daaruit vrijkomende middelen zullen ook worden aangewend tot betaling aan [X1 N.V.]. Naar verwachting resteert dan nog een te betalen post waarvoor het Bewindvoeringskantoor geen middelen ter beschikking zal hebben.
Zogenaamde corporate opportunity
[persoon C], daarbij optredend namens Duin en Daal Beheer B.V., mede-bestuurder en aandeelhouder in FFA, heeft de stelling geponeerd, dat aan de Coöperatieve Vereniging een
corporate opportunityzou zijn ontnomen, doordat [X1 N.V.] [Bewindvoerdster] heeft voorgedragen als bewindvoerster bij de rechtbank Gelderland om op te volgen in de dossiers waarin u als bewindvoerder bent ontslagen. Uit correspondentie zou kunnen worden opgemaakt, dat u dit standpunt ondersteunt.
Het samenvattende standpunt van de [persoon A] en [persoon B], hun praktijkvennootschappen en [X1 N.V.] is, dat uw ontslag door de Gelderse rechtbank de facto tot beëindiging van de samenwerking in de Coöperatieve Vereniging leidde en de vereniging van de leden [eiser] en FFA derhalve geen bestaansgrond meer had. U heeft nog vóór 1 juni 2016 uw Bossche dossiers meegenomen naar uw woonadres en bent daar met een eigen kantoor verder gegaan. Vanwege uw weigering als bestuurder van het Bewindvoeringskantoor huur te betalen aan [X1 N.V.] was al aan het Bewindvoeringskantoor – onafhankelijk van bedoeld ontslag – ontruiming aangezegd tegen 1 juli 2016.
Gelet op het feit dat FFA vanaf 1 januari 2016 geen advocatenpraktijken meer in huis had, [persoon C] zelf het voornemen had uitgesproken om op termijn de praktijk neer te leggen en daardoor ook geen vennoot meer was geworden van [X1 N.V.] (hij wilde komen en gaan naar believen), oefende FFA geen actieve onderneming meer uit.
De [persoon A] ten [persoon B] hebben tijdig en onmiskenbaar uitgesproken, dat zij – in welke hoedanigheid dan ook – niet voornemens waren om de samenwerking met u in de Coöperatieve Vereniging voort te zetten, voor zover dat al mogelijk zou zijn geweest op de smalle basis van enkel de bewindvoeringszaken uit Den Bosch.
Verder bent u bekend met de historische resultaten van het Bewindvoeringskantoor die er op duiden dat er tegenover het ondernemingsrisico dat FFA liep als lid van de Coöperatieve Vereniging maar een magere beloning stond, zodat ook om die reden van enige
corporate opportunityniet gesproken kan worden.
Tot slot wijs ik erop, dat [persoon C] geen besluit van mr. [persoon B] en/of [persoon A] als bestuurder van FFA of het Bewindvoeringskantoor aanwijst waar enig tegenstrijdig belang aan de orde zou zijn. Uit correspondentie met [persoon C] valt ook op te maken dat deze de [persoon A] en [persoon B] in feite verwijt in hun capaciteit van FFA-bestuurder geen besluiten te hebben genomen. Daarbij kan per definitie geen sprake zijn van tegenstrijdig belang. Het betreft bovendien onderwerpen waar [persoon C] zelf als zelfstandig bevoegd bestuurder van FFA, resp. u als bestuurder van het bewindvoeringskantoor actie had kunnen ondernemen wanneer dat geboden zou zijn geweest.
Aangifte vennootschapsbelasting
(...)
Verrekening
(...)
Verhaal
(...)
Op grond van het bovenstaande stel ik u in de eerste plaats in gebreke namens de verschillende partijen waarvoor ik optreed, respectievelijk stel ik u aansprakelijk voor de door hen geleden schade.
(...)
In de tweede plaats sommeer ik u bij deze om binnen twee weken na heden de schadeposten ter zake de werkzaamheden van [persoon A] en [Bewindvoerdster] ad € 9.427,12 te voldoen aan [X2 N.V.] door storting op rekening (...)
Bij gebreke daarvan acht ik mij vrij u in rechte te betrekken, zowel namens het Bewindvoeringskantoor als namens [X1 N.V.].
(...)
2.4.
Op 11 februari 2019 heeft [eiser] [gedaagde] per e-mail bericht: [3]
(...)
Omdat de Coöperatie een vordering heeft op [X1 N.V.] NV (...) lijkt het mij dat u helemaal niet als [X1 N.V.] NV (of opvolger daarvan) voor de Coöperatie kunt optreden als advocaat. Als u al advocaat van Coöperatie bent (en ik heb de opdracht al ingetrokken) dient u na te gaan of [X1 N.V.] NV alle Gelderse zaken van de Coöperatie (op naam van [eiser] en [naam Q]) om niet mocht overnemen. Aan die vraag willen [persoon B] en [persoon A] alsook u niet meewerken om te laten vaststellen. Dat is obstructie van het recht door u allen samen. Daarom bent u niet integer en onafhankelijk want de Coöperatie zelf heeft natuurlijk helemaal geen belang bij het betalen aan [X1 N.V.] U bent bestuurder en winstdelend aandeelhouder van [X1 N.V.]/[X2 N.V.], maar niet van de Coöperatie. Hoe weet u nou echt wat goed en juist is voor de Coöperatie? Uw collegae [persoon A] en [persoon B] hebben al meer dan eens blijk gegeven dat zij dat besef ontberen. U weet alleen wat goed is voor u zelf. U(w kantoor) staat eenvoudigweg niet vrij om als advocaat voor de Coöperatie op te treden. Dat is ook van uw kantoor obstructie van de rechtsgang.
Uit uw brief d.d. 10 januari 2019, de daaruit volgende emailwisseling en de door u opgestelde concept-dagvaarding blijkt mij dat u de [eiser] in zijn hoedanigheid van (voormalig) bewindvoerder Wsnp welke werkzaamheden verrichtte ten behoeve van de Cooperatie Bewindvoeringskantoor Velp U.A. aanspreekt als advocaat van (onder andere) de Cooperatie. Ik heb gereageerd op de correspondentie, steeds uit hoofde van mijn lidmaatschap van de Cooperatie en als voorzitter (bestuurder) van de Cooperatie. Ik merk nogmaals op dat u en de overige personen en vennootschappen die menen een vordering te hebben op de [eiser], nimmer op enigerlei wijze contact met mij (...) op hebben genomen ten einde mij als lid en voorzitter van de Cooperatie te raadplegen over het voornemen jegens de [eiser] een vordering – al dan niet in rechte – in te stellen. Derhalve is er geen sprake geweest van een deugdelijk bestuursbesluit u als advocaat in de arm te nemen. Nogmaals wijs ik erop dat de Cooperatie niet over middelen beschikt om uw dienstverlening te kunnen bekostigen. Om die reden dien ik u ook te ontslaan. Het laten voorbestaan van deze overeenkomst zal namelijk kunnen leiden tot het faillissement van de Cooperatie. Het bestuur van de Cooperatie kan natuurlijk geen verplichtingen aangaan waarvan zij weet of behoort te weten dat zij deze verplichtingen niet na kan komen. (...)
Overigens laat de [eiser] weten dat hij geen verhaal zal kunnen bieden, hetgeen een gang naar de rechter niet zinvol zal maken. Daarbij heeft het mij verbaasd dat u niet eens de moeite hebt genomen om op een minnelijke wijze tot gedachtenuitwisseling te komen. (...)
(...)
Daarom;
- Schort ik betaling van de door u opgestelde vordering op,
- Voor zover betaling van de door u opgestelde beweerderlijke vordering reeds heeft plaatsgevonden roep ik de nietigheid van deze rechtshandeling in,
- Voor zover noodzakelijk vernietig ik de betaling van de Cooperatie aan uw kantoor,
- Daarnaast vorder ik de betaling gedaan door de Coöperatie aan [X1 N.V.] dan wel aan [X2 N.V.] op of omstreeks 10 januari 2019 terug op grond van het feit dat deze onverschuldigd is gedaan,
- Daarnaast laat ik u nogmaals weten dat de Coöperatieve vereniging Bewindvoeringskantoor Velp U.A. een vordering heeft op [X1 N.V.],
(...)
Voorts verzoek ik u nogmaals uw taken als advocaat van de Coöperatieve vereniging Bewindvoeringskantoor Velp U.A. neer te leggen. Uw collegae [persoon B] en [persoon A] zijn ook adocaat en voldoende in staat hun eigen zaken naar behoren te behartigen. De Coöperatie heeft bovendien geen geld u te betalen.
Een kopie van dit schrijven zend ik aan de deken in uw arrondissement met het verzoek de gang van zaken, bij het opstellen van de beweerdelijke vordering door u en de betaling verricht door de Coöperatie door uw collegae [persoon A] en [persoon B] aan uw gezamenlijke kantoor alsmede uw integriteit en onafhankelijkheid en het tegengestelde belang welke u dient, te onderzoeken. Separaat zullen ook klachten tegen uw collegae [persoon A] en [persoon B] worden ingediend.
2.5.
Op 14 februari 2019 heeft [gedaagde] als advocaat van de Coöperatie [eiser] laten dagvaarden voor de kantonrechter. De kantonrechter heeft de zaak, nadat de Coöperatie haar eis had gewijzigd, verwezen naar de handelsrechter. Daar heeft zich aan de zijde van [eiser] gevoegd Duin en Daal Beheer B.V. (verder: Duin en Daal). [4] FFA, met [gedaagde] als advocaat, is tussengekomen. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 13 april 2022 (rolnummer 20-92). [5] De dag daarvoor had [gedaagde] zich onttrokken als advocaat van de Coöperatie. De Coöperatie en FFA hebben een reeks vorderingen ingesteld, waaronder verklaringen voor recht en veroordelingen. [eiser] en [persoon D] en [persoon E] hebben van hun kant vorderingen ingesteld. De rechtbank heeft alle vorderingen afgewezen. Vijf bladzijden van het vonnis zijn gewijd aan vijf vragen over de positie van [gedaagde] als advocaat van de Coöperatie en van FFA.
2.6.
Op 11 mei 2020 heeft [gedaagde] als advocaat van de Coöperatie en [X1 N.V.] ([X2 N.V.]) [eiser] laten dagvaarden in kort geding. De Coöperatie heeft haar vordering ter zitting ingetrokken, zodat alleen [X1 N.V.] als eiseres overbleef. Zij vorderde in deze procedure dat de voorzieningenrechter [eiser] als bestuurder van de Coöperatie zou verbieden conservatoir beslag te laten leggen tot zekerheid van een vordering van de Coöperatie uit onrechtmatige daad inzake de overgang van de Wsnp-dossiers. [eiser] vorderde in reconventie dat de voorzieningenrechter [X1 N.V.] zou veroordelen om € 16.363,00 aan de Coöperatie terug te betalen op de grond dat [persoon A] en [persoon B] dat bedrag via de band van FFA eigenmachtig (en ten onrechte) vanuit de Coöperatie naar [X1 N.V.] hadden overgemaakt. De voorzieningenrechter heeft vonnis gewezen op 22 juli 2020. [6] Hij heeft de vorderingen van [X1 N.V.] in conventie afgewezen omdat deze naar zijn oordeel prematuur waren en er voor toewijzing op dat moment geen enkele grond bestond. De vordering van [eiser] in reconventie heeft hij toegewezen omdat naar zijn oordeel vooralsnog niet was gebleken dat [X1 N.V.] voldoende grond had om het bedrag van € 16.363,00 zonder instemming van [eiser] uit de Coöperatie weg te halen. De voorzieningenrechter heeft daarbij het volgende overwogen (rov. 4.14; ‘BK’ staat voor bewindvoeringskantoor ofwel de Coöperatie):
De slotsom is dat de eerste vordering van [eiser] zal worden toegewezen. Opmerking verdient nog dat [eiser] deze vordering heeft ingesteld als lid en bestuurder van BK, kennelijk ten behoeve van BK. De voorzieningenrechter begrijpt de vordering daarom aldus dat er betaling moet plaatsvinden aan BK. Om die reden zal [X2 N.V.] worden veroordeeld het bedrag van € 16.363,00 aan BK te voldoen.
Van dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.7.
Op 6 augustus 2020 heeft [gedaagde] als advocaat van [X1 N.V.] ([X2 N.V.]) [eiser] laten dagvaarden in een executiekortgeding. Inzet van deze procedure was het verkrijgen van een verbod voor [eiser] om het vonnis van 22 juli 2020 ten uitvoer te leggen. De voorzieningenrechter in het executiekortgeding heeft vonnis gewezen op 18 september 2020. [7] Zij heeft de vordering van [X1 N.V.] afgewezen en [X1 N.V.] veroordeeld in de werkelijke proceskosten omdat [X1 N.V.] had moeten begrijpen dat haar vordering jegens [eiser] in persoon geen kans van slagen had. De voorzieningenrechter heeft overwogen (rov. 5.7):
Dit een en ander brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter met zich dat [X2 N.V.] met het instellen van de onderhavige vordering jegens [eiser] in persoon misbruik van procesrecht maakt.
2.8.
Op 9 oktober 2020 heeft [gedaagde] als advocaat van [X1 N.V.] ([X2 N.V.]) hoger beroep ingesteld van het vonnis van 18 september 2020. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft arrest gewezen op 15 februari 2022. [8] Het heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en [X1 N.V.] veroordeeld in de werkelijke proceskosten in beide instanties omdat het [X1 N.V.] duidelijk had moeten zijn dat haar vordering tegen [eiser] zinloos en in elk geval prematuur was. Het hof heeft overwogen (rov. 4.13):
Daarbij is het belang van [eiser] dat hij gevrijwaard blijft van dit soort procedures tegen hem waarin de wederpartij (een advocatenkantoor) volhardt op een ingeslagen weg waarvan men had moeten begrijpen dat deze geen kans van slagen had en waardoor [eiser] onnodig op kosten wordt gejaagd.
2.9.
Op 16 november 2020 heeft [gedaagde] als advocaat van [X1 N.V.] ([X2 N.V.]) [eiser] laten dagvaarden in een bodemprocedure voor deze rechtbank. De inzet van deze procedure was het verkrijgen van schadevergoedingen: € 16.322,30 op de grond dat [eiser] als bestuurder van de Coöperatie aansprakelijk is voor schade die [X1 N.V.] lijdt doordat zij het bedrag van € 16.363,00 aan de Coöperatie heeft moeten terugbetalen, € 2.320,26 zonder toelichting en € 7.574,00 op de grond [eiser] als bestuurder van de Coöperatie aansprakelijk is voor schade die [X1 N.V.] lijdt doordat zij heeft betaald voor rechtsbijstand die mr. Robustella heeft verleend aan Stooker, die door [eiser] werd aangesproken omdat zij volgens hem een concurrentiebeding schond. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 13 april 2022 (rolnummer 20-660). [9] Zij heeft de vorderingen afgewezen en [X1 N.V.] veroordeeld in de werkelijke proceskosten. De rechtbank heeft overwogen (rov. 3.17):
Het had [X2 N.V.] duidelijk moeten zijn dat de geschillen tussen de partijen die betrokken zijn of waren bij de Coöperatie zien op de beëindiging van de Coöperatie en afrekening, dat die geschillen tussen de direct betrokken partijen nog niet zijn beslecht en dat aanspraken op de voorzitter van de Coöperatie onder die omstandigheden niet op hun plaats zijn. Door onder deze omstandigheden niettemin [eiser] opnieuw in rechte te betrekken, maakt [X2 N.V.] naar het oordeel van de rechtbank misbruik van procesrecht.
2.10.
Op 8 maart 2021 heeft [gedaagde] als advocaat van FFA [eiser], [persoon C] en Duin en Daal laten dagvaarden in een bodemprocedure voor deze rechtbank. Deze procedure ging over de beslissing van [eiser] als bestuurder van de Coöperatie om FFA als lid en bestuurder te ontzetten. Op 3 juni 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Nadat [gedaagde] zich had onttrokken als advocaat van FFA, is als advocaat van FFA ter zitting verschenen mr. H. Dulack te Utrecht. Het geschil is beëindigd door een schikking ter zitting. [10] Daarin is onder meer vastgelegd dat FFA proceskosten vergoedt aan [eiser], [persoon C] en Duin en Daal.
2.11.
[eiser] heeft acht klachten ingediend over [gedaagde] bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland. Op 9 augustus 2021 heeft de Raad van Discipline klacht c, inhoudende dat [gedaagde] als advocaat handelt met een tegenstrijdig belang, gegrond verklaard. De Raad heeft aan [gedaagde] de maatregel van waarschuwing opgelegd. [11] Hij heeft overwogen (rov. 6.1):
Verweerder heeft – in strijd met gedragsregel 15 – tegen zijn cliënt opgetreden. Dit handelen van verweerder raakt aan de kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid. In het nadeel van verweerder houdt de raad er rekening mee dat hij geen inzicht in het verwijtbare van zijn handelen heeft getoond. (...)
2.12.
Op 13 september 2021 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland aan [gedaagde], [persoon C] en [eiser] bericht: [12]
Bij beslissing van 9 augustus jl. heeft de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden een uitspraak gedaan naar aanleiding van een klacht van de heer [eiser] tegen mr. [gedaagde].
(...)
Op grond van het voorgaande adviseer ik mr. [gedaagde] dringend om zich op de kortst mogelijke termijn
volledigterug te trekken als advocaat in alle geschillen die kort gezegd zien op de rechtmatigheid van het handelen van mr. [gedaagde] c.s. met betrekking tot de overgang van Wsnp-zaken naar het kantoor van [X1 N.V.] Advocaten.
Mijn standpunt luidt dat dit betekent dat mr. [gedaagde] op grond van regel 15 voor geen enkele partij die bij die zaken betrokken is meer kan optreden.
Ik verzoek mr. [gedaagde] om mij binnen een week na heden schriftelijk te berichten of hij gehoor geeft aan mijn dringende advies. Bij gebreke hiervan zal ik mij beraden. (...)
2.13.
Op 29 oktober 2021 heeft de deken [gedaagde] bericht: [13]
Bij brief van 18 oktober jl. heb ik gereageerd op uw brief van 12 oktober jl., waarin u verschillende redenen heeft aangevoerd waarom u meent dat u zich (vooralsnog) niet zou hoeven terug te trekken uit de genoemde gerechtelijke procedures.
Ik heb vastgesteld dat de door u genoemde redenen een juridisch technische en strategische insteek hebben die zich niet verdraagt met het normatieve karakter van het tuchtrecht. Ik heb benadrukt dat de essentie is dat u 1) erkent dat u gedragsregel 15 overtreedt door voor al die partijen, die tegenstrijdige belangen hebben, op te treden en 2) dat u daar dan ook naar handelt door zich per direct terug te trekken voor al deze partijen. In mijn brief heb ik u verzocht om binnen vijf dagen alsnog bevestigend te reageren op de onder 1 en 2 genoemde punten. Bij brief van 20 oktober jl. hebt u om een uitstel van twee weken gevraagd voor een reactie, derhalve tot begin november a.s. De uitspraak van de Raad van Discipline dateert al van begin augustus jl. en de raad is zeer duidelijk over de overtreding van gedragsregel 15 uwerzijds. Ondertussen is uit een e-mail van de heer [eiser] van 21 oktober jl. gebleken dat u gewoon doorgaat met acties in de desbetreffende procedures.
Ik stel u hierbij een uiterlijke termijn tot 3 november a.s. voor uw reactie op de twee genoemde punten en ik ga er vanuit dat u in de gerechtelijke procedures geen acties meer onderneemt.
2.14.
Op 12 juli 2022 heeft [gedaagde] als advocaat van [X1 N.V.] en als advocaat van FFA hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank van 13 april 2022 (rolnummers 20-660 en 20-92). [14] In de zaak met rolnummer 20-92 heeft [gedaagde] [eiser] en Duin en Daal in hoger beroep laten dagvaarden en de Coöperatie niet in het appel betrokken. [15]
2.15.
[eiser] en [gedaagde] zijn allebei in hoger beroep gegaan van de beslissing van de Raad van Discipline van 9 augustus 2021. Op 1 april 2022 heeft het Hof van Discipline de beslissing van de Raad van Discipline vernietigd voor zover hij daarin klacht c geheel gegrond heeft verklaard en de maatregel van waarschuwing heeft opgelegd. Het Hof heeft klacht c gegrond verklaard voor zover die betrekking heeft op het verwijt dat [gedaagde] een tegenstijdig belang heeft door zowel voor de Coöperatie als voor [X1 N.V.] op te treden (en zich niet uit eigen beweging uit de zaak heeft teruggetrokken). Het Hof heeft [gedaagde] daarbij de maatregel van berisping opgelegd. [16] Het heeft over de op te leggen maatregel overwogen (rov. 5.13):
Anders dan de raad is het hof van oordeel dat niet met de maatregel van waarschuwing kan worden volstaan. Verweerder heeft geen tuchtrechtelijk verleden maar het gegrond te verklaren verwijt betreft een schending van een kernwaarde voor een advocaat, namelijk de kernwaarde partijdigheid. Het hof betrekt daarbij dat verweerder op ondeugdelijke gronden adviezen van de deken om zich geheel en uit eigen beweging uit de zaak terug te trekken in de wind heeft geslagen en tegen beter weten in heeft vastgehouden aan een (normatief) onhoudbaar standpunt. Die handelwijze acht het hof laakbaar. Om die reden kan niet worden volstaan met een waarschuwing. Het hof zal de maatregel daarom verhogen naar die van berisping. (...)
2.16.
Bij brief van 12 september 2022, betekend op 14 september 2022, heeft de advocaat van [eiser] aan [gedaagde] bericht: [17]
(...) U bent er ook meermaals op gewezen dat uw handelen, in uw diverse rollen als advocaat van diverse partijen, er kennelijk slechts op gericht was om [eiser] ‘financieel’ kalt te stellen en hem al doende monddood te maken.
Met slechts dat doel voor ogen immers heeft u zelfs gemeend om voor een schamel bedrag beslag te moeten leggen op zijn woning. Uit de overwegingen van de Raad van Discipline en het Hof van Discipline vloeit uiteraard voort dat u al geruime tijd wist of had behoren te weten dat uw positie als zelfbenoemd advocaat van de Coöperatie onhoudbaar was. Desondanks heeft u zich niet uit eigen beweging teruggetrokken. Niet alleen heeft u daarmee in strijd gehandeld met de gedragsregels, maar tevens heeft u jegens [eiser] in persoon,
ogenschijnlijk doelbewust, onrechtmatig gehandeld. U bent dan ook aansprakelijk te achten en verplicht de als gevolg van uw handelen geleden schade te vergoeden.
(...) Al met al is de nog niet voldane schade van cliënt thans te begroten op
€ 148.782,27(plus P.M.).
Niet tegenstaande herhaalde, stevige waarschuwingen, heeft u zich uiteindelijk pas één dag voordat het vonnis van 13 april jl. werd gewezen als advocaat van Coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp U.A. teruggetrokken. Het feit dat u zich alsnog heeft teruggetrokken als advocaat, vormt evenwel een onmiskenbare bevestiging door u zelf, dat u inmiddels wel het inzicht heeft verkregen en onderkent dat u in strijd met de advocatenwet en het tuchtrecht heeft gehandeld. Voor al de uit uw onrechtmatig handelen voortvloeiende schade wordt u hierdoor ten behoeve van cliënt (voor zover nodig nogmaals en uitdrukkelijk) persoonlijk aansprakelijk gesteld.
Ik verzoek u en waar nodig adviseer u om deze aansprakelijkstelling door te geleiden naar uw beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. (...)
2.17.
De deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland heeft op 25 juli 2022 een dekenbezwaar ingediend bij de Raad van Discipline. De Raad van Discipline heeft bij beslissing van 6 maart 2023 de klachten onder a, d en e gegrond verklaard en [gedaagde] voorwaardelijk geschorst voor de duur van twaalf weken. [18] De Raad van Discipline heeft onder meer de bijzondere voorwaarde gesteld dat [gedaagde] in geen enkele procedure die betrekking heeft op het feitencomplex van deze zaak als advocaat zal optreden, dat wil zeggen in elk geval niet voor FFA, de Coöperatie, [X1 N.V.], [persoon A] en [persoon B]. In de beslissing staat onder meer:

2.FEITEN

(...)
2.15
Bij brief van 13 september 2021 heeft de deken verweerder dringend geadviseerd om zich op de kortst mogelijke termijn volledig terug te trekken als advocaat in alle geschillen die kort gezegd zien op de rechtmatigheid van het handelen van verweerder c.s. met betrekking tot de overgang van de Wsnp-zaken naar het kantoor van W R advocaten. (...)
2.16
Bij brief van 12 oktober 2021 heeft verweerder een brief gezonden aan de deken met de volgende inhoud:
Hierbij kom ik terug op uw brief van 13 september jl. Voor een goed begrip van de situatie is het van belang te weten dat ik als advocaat optreed voor verschillende partijen in met elkaar verbonden procedures:
(...)
Wanneer ik in dit stadium mij zou terugtrekken als advocaat van de coöperatie in de procedure tegen [eiser], zal dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid tot gevolg hebben dat een nieuwe advocaat namens de coöperatie de vordering intrekt, waardoor het twijfelachtig wordt of de rechtbank nog uitspraak zal doen in de tussenkomst namens FFA. (...)
5.1
Gedragsregel 6 bepaalt dat een advocaat een doelmatige behandeling van de zaak nastreeft en in het oog houdt dat ook ten laste van een wederpartij (…) geen onnodige kosten worden gemaakt. Die gedragsregel houdt in dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij zich ten volle voor de belangen van zijn cliënt inzet, maar daarbij niet andere gerechtvaardigde belangen uit het oog verliest. Die verantwoordelijkheid brengt mee een zekere mate van beleid, tact, professionele distantie en waar nodig terughoudendheid waar het verdedigen van de belangen van de cliënt raakt aan de positie en rechten van anderen. De advocaat mag dus niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze de belangen van de wederpartij of anderen schenden. (…)
5.11 (…)
Verder is gebleken dat verweerder in totaal 11 procedures aanhangig heeft gemaakt en meer dan 72 verklaringen voor recht heeft gevraagd, terwijl het een relatief overzichtelijke zaak met een niet groot financieel belang betreft. Tegen R heeft verweerder geen enkele vordering toegewezen gekregen (…). Gelet op het voorgaande concludeert de raad dat verweerder in deze zaak de belangen van de wederpartij op ontoelaatbare wijze heeft geschonden en er dus sprake is van schending van gedragsregel 6. Dat betekent dat dit onderdeel van het dekenbezwaar gegrond wordt verklaard.
(…)
6. MAATREGEL
6.1
Verweerder heeft in verschillende procedures partijen met tegenstrijdige belangen bijgestaan en de meeste van die partijen staat hij nog steeds bij. Verweerder had in die procedures een eigen belang en uit verschillende rechterlijke uitspraken is gebleken dat verweerder in deze zaak de belangen van de wederpartij op ontoelaatbare wijze heeft geschonden. De raad acht dit handelen van verweerder zeer kwalijk. (...)

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na vermeerdering en vermindering van eis ter zitting dat de rechtbank:
voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld op de gronden als in de dagvaarding vermeld en dat [gedaagde] hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die daarvan het gevolg is,
primair:[gedaagde] verbiedt om [eiser] – namens welke partij dan ook – ooit nog in rechte te betrekken of betrokken te zijn bij enige procedure als door een derde jegens [eiser] opgestart, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 per overtreding, te vermeerderen met € 1.000,00 per dag of dagdeel dat een dergelijke overtreding voortduurt,
subsidiair:[gedaagde] verbiedt om [eiser] – namens welke partij dan ook – ooit nog in relatie tot aanspraken die samenhangen met of op enigerlei wijze zijn te relateren aan ontwikkelingen met betrekking tot de Coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp u.a. of (direct dan wel indirect) daaraan gelieerde (rechts)personen, in rechte te betrekken of anderszins betrokken te zijn bij enige procedure als door een derde jegens [eiser] opgestart, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,00 per overtreding, te vermeerderen met € 1.000,00 per dag of dagdeel dat een dergelijke overtreding voortduurt,
[gedaagde] veroordeelt tot betaling aan hem van € 72.500,00 als voorschot op schadevergoeding, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
[gedaagde] veroordeelt in de buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten met rente.
3.2.
[eiser] legt de vaststaande feiten aan zijn vordering ten grondslag, in het bijzonder de bij de feiten genoemde civiele en tuchtrechtelijke procedures. Hij meent dat [gedaagde] bij herhaling procedures tegen hem heeft aangespannen waarvan duidelijk is dat zij geen kans van slagen hadden, en dat hij daarbij misbruik heeft gemaakt van rechtspersonen waar zijn kantoorgenoten als functionaris bij zijn betrokken. Voorts heeft [gedaagde] volgens [eiser] tegenstrijdige belangen behartigd. Dat alles is volgens [eiser] niet alleen een ervaren advocaat onwaardig, maar ook onrechtmatig. [eiser] heeft als gevolg van deze onrechtmatige daad schade geleden. Hij heeft veel kosten moeten maken om zich te verweren, niet alleen doordat [gedaagde] veel procedures tegen hem heeft aangespannen, maar ook doordat zijn processtrategie erop was gericht de kosten te laten oplopen. [eiser] heeft veel advocaatkosten gemaakt en ook zelf veel tijd aan zijn verdediging besteed. Deze kosten zijn niet allemaal gedekt door de proceskostenveroordelingen. Verder heeft [eiser] emotionele schade opgelopen. [eiser] maakt aanspraak op vergoeding van al deze schade. Hij beschouwt het optreden van [gedaagde] voorts als ‘juridische stalking’ en meent dat een procedeerverbod op straffe van een dwangsom gerechtvaardigd is. [19]
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij meent ten eerste dat hij ten onrechte in de procedure is betrokken omdat hij heeft gehandeld als advocaat ten behoeve van de Coöperatie, FFA en [X1 N.V.]. Voorts meent hij dat hij in redelijkheid voor deze partijen als advocaat heeft kunnen optreden zonder dat de verschillende belangen verstrengeld raakten. Hij heeft niet onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld door dat te doen. Volgens [gedaagde] is hij tot op grote hoogte vrij in de uitvoering van zijn taak als advocaat en heeft hij dat correct gedaan. Ten derde meent hij dat elke andere advocaat die de belangen van de Coöperatie, FFA en [X1 N.V.] zou hebben behartigd, dat op dezelfde manier zou hebben gedaan als hij. [gedaagde] voert voorts aan dat hoger beroep tegen de vonnissen van 13 april 2022 loopt en dat de beslissingen die zijn genomen in het kort geding en het executiekortgeding in twee instanties materieel onderwerp zijn van het hoger beroep in de bodemprocedure.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van [eiser] om [gedaagde] te verbieden tegen hem te procederen kan toewijsbaar zijn als [gedaagde] misbruik van procesrecht heeft gemaakt of als dreigt dat hij dat gaat doen. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, LJN BA3516, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. [20]
4.2.
[eiser] beroept zich bij dagvaarding op uitspraken van het hof van discipline en de raad van discipline. Zij hebben geoordeeld dat [gedaagde] als advocaat tegenstrijdige belangen heeft behartigd en zij hebben daaraan tuchtrechtelijke gevolgen verbonden. Als de rechtbank ook zou oordelen dat [gedaagde] als advocaat tegenstrijdige belangen heeft behartigd, dan kan daaruit niet worden afgeleid dat hij de vorderingen van zijn cliënten baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze niet juist waren of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Dat oordeel zou daarom geen grond geven voor het oordeel dat [gedaagde] misbruik van procesrecht heeft gemaakt en dat hem daarom moet worden verboden om tegen [eiser] te procederen. Ter zitting heeft [eiser] overigens verklaard dat het verwijt van belangenverstrengeling niet de grondslag van zijn vordering is. [21]
4.3.
[eiser] stelt dat [gedaagde] hem bij herhaling en ten onrechte in persoon heeft aangesproken. Ook hier beroept hij zich op de uitspraak van de Raad van Discipline. De Raad heeft geoordeeld dat [gedaagde] de belangen van [eiser] op ontoelaatbare wijze heeft geschonden. Daarmee is sprake van schending van gedragsregel 6. Daar waar ingevolge dat tuchtrechtelijke oordeel het instellen van vordering door [gedaagde] in verband met de belangen van [eiser] achterwege had behoren te blijven, leidt dat evenmin tot de gevolgtrekking dat [gedaagde] misbruik maakt van procesrecht. Een belangenafweging die anders uit had moeten vallen is immers niet gelijk te stellen aan het gronden van vorderingen op onjuiste feiten en omstandigheden dan wel op kansloze stellingen. Daarvoor acht de rechtbank ook hetgeen hierna wordt overwogen van belang.
4.4.
[eiser] beroept zich op uitspraken van de voorzieningenrechter, de executierechter en het gerechtshof. In het vonnis in kort geding van 22 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter de vordering afgewezen die [gedaagde] voor [X2 N.V.] in conventie had ingesteld, met veroordeling van [X2 N.V.] in de geliquideerde proceskosten. In reconventie heeft hij [X2 N.V.] veroordeeld tot betaling aan de Coöperatie van € 16.363,00 met compensatie van kosten. Van dat vonnis is geen hoger beroep ingesteld. Wel heeft [gedaagde] voor [X2 N.V.] een executiegeschil aanhangig gemaakt en wel tegen [eiser]. In dat geschil is [X2 N.V.] in twee instanties veroordeeld in de werkelijke proceskosten op grond van het oordeel dat zij misbruik van procesrecht heeft gemaakt doordat zij [eiser] in het executiegeschil heeft betrokken in plaats van de Coöperatie.
4.5.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat in de materiële verhoudingen [X2 N.V.] het bedrag van € 16.363,00 diende terug te betalen aan de Coöperatie. Hij heeft in het kort geding tussen [X2 N.V.] en [eiser] ruimte gezien om [X2 N.V.] bij vonnis te veroordelen tot betaling aan de Coöperatie. Daardoor was de vraag gerechtvaardigd wie in de processuele verhoudingen gerechtigd was tot executie van het vonnis en daarmee ook de vraag welke partij [X2 N.V.] in een executiegeschil zou moeten betrekken. [gedaagde] heeft die gerechtvaardigde vraag beantwoord door in het executiegeschil [eiser] te betrekken, als de partij die, mogelijk in hoedanigheid, beschikte over de executoriale titel strekkende tot betaling aan de Coöperatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] daarmee geen misbruik van procesrecht gemaakt, niettegenstaande de oordelen van de rechters in beide instanties in het executiegeschil.
4.6.
[eiser] beroept zich voorts op vonnissen van de rechtbank van 13 april 2022. In het vonnis gewezen in de zaak met rolnummer 20-92 heeft de rechtbank de vorderingen die [gedaagde] had ingesteld voor de Coöperatie en FFA afgewezen met hun veroordeling in de geliquideerde proceskosten. In het vonnis gewezen in de zaak met rolnummer 20-660 heeft de rechtbank de vordering die [gedaagde] had ingesteld voor [X2 N.V.] afgewezen met haar veroordeling in de werkelijke proceskosten op grond van het oordeel dat zij misbruik van procesrecht heeft gemaakt.
4.7.
[gedaagde] heeft als advocaat van FFA hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 13 april 2022 met rolnummer 20-92. Als advocaat van [X2 N.V.] heeft hij hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van die datum met rolnummer 20-660. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de eerstvolgende stap in deze procedures een gevoegde mondelinge behandeling is op 24 augustus 2023. [22] Het is nu dus aan het gerechtshof om te oordelen over de standpunten die [gedaagde] voor zijn cliënten FFA en [X2 N.V.] inneemt. In dat oordeel komen mogelijk ook aspecten aan de orde die in het kort geding en het executiegeschil aan de orde waren. Bij deze stand van zaken past het de rechtbank niet om te oordelen over de vraag of de standpunten die [gedaagde] heeft ingenomen en inneemt in de procedures die hij als advocaat tegen [eiser] voert niet alleen onjuist zijn, maar zelfs over de vraag of het kansloos is om deze standpunten in deze procedures te bepleiten, zodat dit onrechtmatig is. De vorderingen van [eiser] om [gedaagde] te verbieden nog verder tegen hem te procederen en om hem te veroordelen tot schadevergoeding kunnen daarom thans niet worden toegewezen.
4.8.
[eiser] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld. Hij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.301,00 aan griffierecht en € 2.366,00 aan salaris voor de advocaat (2 punten, tarief IV),
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.T. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken
op 19 juli 2023.

Voetnoten

1.productie 1 bij dagvaarding
2.houdstervennootschappen van [persoon A] en [persoon B]
3.productie 2 bij dagvaarding
4.Duin en Daal Beheer B.V. is de houdstervennootschap van [persoon C]
5.productie 3 bij dagvaarding
6.productie 4 bij dagvaarding
7.productie 5 bij dagvaarding
8.productie 6 bij dagvaarding
9.productie 7 bij dagvaarding
10.productie 8 bij dagvaarding
11.productie 10 bij dagvaarding
12.productie 11 bij dagvaarding
13.productie 11 bij dagvaarding
14.dagvaarding 11.VII
15.dagvaarding 17
16.productie 12 bij dagvaarding
17.productie 16 bij dagvaarding
18.productie 17 bij akte houdende nadere productie
19.dagvaarding 28
20.Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828
21.pleitaantekeningen 7
22.zaaknummers bij het hof: 200.313.370 en 200.313.370