ECLI:NL:RBGEL:2023:4164

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
05-085853-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel in Zutphen

Op 13 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een taakstraf van 150 uren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 maart 2021, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd tegen een benadeelde partij. De benadeelde partij heeft verklaard dat hij door de verdachte en de medeverdachte meerdere keren in het gezicht is geslagen en dat zijn keel is dichtgeknepen, wat leidde tot lichamelijk letsel, waaronder bloeduitstortingen in het oogwit. De rechtbank heeft de verklaringen van de benadeelde partij en getuigen als overtuigend beschouwd en heeft geoordeeld dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tweede tenlastegelegde feit, namelijk de vernieling van een snorscooter, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de bestuurder van de auto was die de snorfiets had aangereden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen, met een toewijzing van € 1.000,- aan smartengeld en € 792,- aan proceskosten. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoedingsmaatregel aan de Staat te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/085853-21
Datum uitspraak : 13 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. M.A. Lubbers, advocaat in Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2021 te Zutphen openlijk, te weten op/aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij] door:
- voornoemde [benadeelde partij] meerdere malen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen, ten gevolge waarvan voornoemde [benadeelde partij] ten val is gekomen en/of
- ( terwijl voornoemde [benadeelde partij] op de grond lag) voornoemde [benadeelde partij] meerdere malen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- de keel van voornoemde [benadeelde partij] vast te pakken en/of dicht te knijpen en/of dicht te houden en/of
- duimen op de ogen van voornoemde [benadeelde partij] te plaaten en/of (hard) te drukken,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten bloeduitstortingen in het oogwit, voor voornoemde [benadeelde partij] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 26 maart 2021 te Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk een snorscooter (merk/type: Peugeot Vivacity), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie Eenheid Oost-Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit. Verdachte is immers enkel – zoals zijn broertje [naam] en medeverdachte [medeverdachte] ook verklaren – meegereden en heeft aangever en medeverdachte [medeverdachte] uit elkaar gehaald, aldus de raadsvrouw. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van het in vereniging plegen van geweld en een nauwe en bewuste samenwerking in dit verband.
De raadsvrouw heeft zich ook op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit. De herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 1] moet immers met terughoudendheid worden betracht omdat hij zelf betrokken was bij deze situatie, bezig was met een andere melding en er adrenaline en spanning was, terwijl het bovendien donker was. Door deze factoren staat vast dat de verbalisant niet met volledige zekerheid heeft kunnen vaststellen dat het verdachte was die reed. Bovendien hebben zowel verdachte als [naam] verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] reed, terwijl de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] bij die verklaringen past.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen
1.
Aangifte
Aangever heeft verklaard dat hij op 26 maart 2023 rond 20:20 uur in de [adres] vanuit zijn ooghoek zag dat hij benaderd werd en zag dat ‘ [bijnaam medeverdachte] ’ (een bijnaam van medeverdachte [medeverdachte] ) vlak voor hem stond. Er waren twee personen met [bijnaam medeverdachte] mee, één van deze personen bleef op afstand staan en deze persoon herkende aangever als [naam] . De andere persoon, die aangever herkende als [verdachte] [de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ], kwam ook vlak bij aangever staan. [2]
[bijnaam medeverdachte] ging met zijn gezicht vlak voor het gezicht van aangever staan. Toen aangever zag dat [bijnaam medeverdachte] weer een stap dichterbij wilde zetten, duwde hij [bijnaam medeverdachte] van zich af. [bijnaam medeverdachte] sloeg daarop direct met kracht met zijn linker vuist tegen het gezicht van aangever. Aangever werd op zijn rechteroog geraakt en viel door de klap op de grond, waardoor hij met zijn achterhoofd op de grond sloeg. Aangever kwam met zijn rug op de grond terecht en [bijnaam medeverdachte] pakte hem met twee handen om zijn keel en kneep zijn keel met kracht dicht. Aangever kon geen adem meer krijgen en [bijnaam medeverdachte] bleef zijn keel dichtknijpen.
Aangever zag dat [verdachte] zijn handen op de ogen van aangever plaatste en voelde dat hij met zijn duimen krachtig op zijn beide ogen drukte. Dit deed aangever pijn en zijn zicht werd volledig ontnomen. Aangever voelde dat [verdachte] zo hard drukte dat hij het gevoel kreeg dat hij hem blind zou maken. [bijnaam medeverdachte] bleef de keel van aangever dichtknijpen en het werd zwart voor de ogen van aangever. Ineens werd zijn keel losgelaten en werd niet meer in zijn ogen gedrukt. [bijnaam medeverdachte] drukte aangever nog wel op de grond en drukte zijn knie op de keel van aangever. Aangever zag en voelde dat [verdachte] hem meerdere malen met zijn platte hand met kracht in zijn gezicht sloeg. [verdachte] zei daarbij: “Dit is voor de pizza die ik door jou moest betalen.” Daarna lieten [bijnaam medeverdachte] en [verdachte] aangever los en liepen ze weg. [bijnaam medeverdachte] en [verdachte] stapten in een grijze Volkswagen Bora en reden weg. [3]
2)
Letselrapportage
In de letselrapportage over het letsel van aangever staat onder meer het navolgende vermeld:
OnderzoekLichaamsdeel: hoofd
1- Diverse builen(2) op het hoofd aan beide zijden van het hoofd en een bij het achterhoofd. Buil aan rechterzijde van het hoofd geschatte grootte 3 bij 2,5 cm pijnlijk bij aanraken; buil aan achterhoofd 5 cm bij 3 cm lang, pijnlijk. Buil boven linker oor grootte 3 bij 4 cm pijnlijk.
2- Het oogwit is van beide ogen sterk verkleurd door bloeduitstortingen aan beide zijden van de pupil.
De gemelde toedracht past goed bij dit letsel.
1- De builen passen goed bij het verhaal van betrokkene. De builen zijn mogelijk veroorzaakt door uitwendig toegepast geweld.
2- De bloeduitstortingen in het oogwit zijn goed te verklaren door uitwendige druk op de ogen.
Lichaamsdeel: hals
Soort: kraswond
Aan de hals is aan de linkerzijde zichtbaar een schram met opgedroogd bloed op de adamsappel, grootte 3 mm lang. Over de linkerzijde van de hals is vaag een huidverkleuring zichtbaar, de huid is donkerder, er is geen duidelijke rand van de huidverkleuring zichtbaar. Net boven het linker sleutelbeen zijn twee huidverkleuringen zichtbaar, in de vorm van twee vegen met een uiteinde breed en de andere meer in een punt. De huidverkleuring is rood getint met onderbrekingen.
De gemelde toedracht past goed bij dit letsel.
Aan de rechterzijde van de hals is mogelijke een iets donkerrode huidverkleuring zichtbaar met onduidelijke grenzen. Deze huidverkleuring is het best zichtbaar boven het sleutelbeen. Aan de achterzijde van de nek is zichtbaar een groter gebied met donkere verkleuring waarbij de huidplooien lichter zijn gebleven. Deze huidverkleuring is zichtbaar over bijna de gehele achterzijde van de nek van links naar rechts.
De gemelde toedracht past goed bij dit letsel. Door de getinte huid is het verschil in huidverkleuring matig, net boven het rechter sleutelbeen is wel een rodere verkleuring zichtbaar. [4]
3)
Getuigenverklaring [getuige]
Getuige [getuige] , wonende aan de [adres] , heeft verklaard dat zij op 26 maart 2021 rond 20:30 uur vanuit haar woonkamer zag dat een man door twee andere mannen tegen de grond werd gewerkt. Getuige zag dat er twee personen op de jongeman zaten die op de grond lag. [5]
Juridisch kader
Van het "in vereniging" plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage overigens zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De rechter zal moeten beoordelen of de door de verdachte geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De voor "medeplegen" vereiste nauwe en bewuste samenwerking geldt in vergelijkbare zin indien het medeplegen een bestanddeel vormt van de delictsomschrijving, zoals in art. 141 Sr het geval is met "in vereniging". De rechter zal derhalve moeten beoordelen of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk plegen van geweld tegen personen of goederen. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging zich, gelet op de aard van het delict, in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is mede toepasselijk op - en wordt ook frequent toegepast bij - openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende, tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen en dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen - soms moeilijk doorzichtige – dynamiek. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus zeker ook bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben (HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320). Het opzet van de dader op het groepsgeweld moet volgens de Hoge Raad blijken uit een eigen gedraging, die een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld (vgl. HR 2 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV7268).
Beoordeling
De verklaring van aangever, inhoudende dat verdachte met zijn duimen in de ogen van aangever heeft geduwd en hem tegen het hoofd heeft geslagen en dat medeverdachte [medeverdachte] aangever tegen het hoofd sloeg en zijn keel dichtkneep, vindt steun in de letselrapportage waaruit volgt dat het letsel goed past bij het door aangever beschreven geweld. Het past bovendien bij de verklaring van getuige [getuige] dat aangever door twee mannen werd bestookt.
De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij alleen aangever en medeverdachte [medeverdachte] uit elkaar heeft gehaald, kan niet het geconstateerde letsel – dat past bij de door aangever gemelde toedracht – verklaren en is ook niet in lijn met de verklaring van getuige [getuige] . De rechtbank gaat daarom aan de verklaring van verdachte voorbij en gaat uit van de lezing van aangever. De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] het geweld hebben toegepast zoals omschreven in de aangifte.
De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan het geweld, te weten het hard duwen in de ogen van aangever en het slaan tegen zijn hoofd, van voldoende gewicht is – in de hiervoor bedoelde zin – en dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Het opzet van verdachte op het groepsgeweld blijkt ook uit de eigen gedragingen van verdachte, die een voldoende significante of wezenlijke bijdrage leverden aan het geweld. Uit de verklaring van aangever volgt immers dat verdachte gelijktijdig met zijn medeverdachte de aangever benaderde en ook, nadat zijn medeverdachte aangever de eerste klap gaf, gelijktijdig geweld uitoefende op het hoofd en de hals van aangever. Bovendien zijn verdachte en diens medeverdachte na het door hen gepleegde geweld in dezelfde auto gevlucht.
De rechtbank acht op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd, terwijl dit geweld bloeduitstortingen in het oogwit voor aangever ten gevolge heeft gehad.
Feit 2
Een verbalisant reed op 26 maart 2021 op een onopvallende snorfiets van de politie. Rond 20:40 uur zag de verbalisant dat er een grijze auto in de [adres] stond. De verbalisant zette de snorfiets schuin voor de auto. Terwijl drie personen instapten zette hij de snorfiets op de standaard. De bestuurder trok de deur dicht en startte de motor. Eén persoon zat achter het stuur, één persoon zat daarnaast en één persoon zat achter in de auto. De verbalisant wilde naar het portier van de bestuurder lopen om deze open te trekken, maar de bestuurder reed naar achteren. De verbalisant had oogcontact met de bestuurder en dit duurde enkele seconden. De bestuurder gaf gas en reed richting de verbalisant. De afstand tussen de verbalisant en de auto was op dat moment ongeveer drie of vier meter. De verbalisant zette een stap opzij en zag dat de auto richting de snorfiets reed. De auto reed met de linker voorzijde de snorfiets omver en reed met hoge snelheid weg.
De verbalisant ging later naar de [adres] en zag, toen hij bij de voordeur stond, dat er een jonge man naar de voordeur liep. Hij herkende deze persoon direct als zijnde de persoon die achter in de auto was gestapt en wist dat het niet de bestuurder was. Er kwam vervolgens een tweede jongen naar de woning. De verbalisant herkende deze jongen, verdachte [verdachte] , direct als de bestuurder van de auto.
Verdachte en zijn broertje [naam] hebben verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] de auto bestuurde. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de autosleutel bij zich had en die sleutel bij de politie heeft ingeleverd.
De rechtbank constateert dat de verklaringen van verbalisant [verbalisant 1] en verdachte en diens medeverdachte uiteen lopen waar het gaat om de vraag wie de auto zou hebben bestuurd.
De rechtbank is van oordeel dat zij, mede in aanmerking genomen de omstandigheden waaronder de herkenning van verdachte tot stand is gekomen, de verklaring van [naam] dat medeverdachte [medeverdachte] de bestuurder was en het gegeven dat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de autosleutel had, niet met voldoende mate van zekerheid kan vaststellen dat verdachte de auto heeft bestuurd. De rechtbank heeft daarom niet de overtuiging gekregen dat het verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van de snorfiets. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit tenlastegelegde feit heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks26 maart 2021 te Zutphen openlijk, te weten op/aan de [adres]
, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij] door:
- voornoemde [benadeelde partij]
meerdere malen, althanseenmaal in/op/tegen het gezicht/hoofd
, althans op/tegen het lichaamte slaan en/of te stompen, ten gevolge waarvan voornoemde [benadeelde partij] ten val is gekomen en
/of
- ( terwijl voornoemde [benadeelde partij] op de grond lag) voornoemde [benadeelde partij] meerdere malen
, althans eenmaalin/op/tegen het gezicht/hoofd
, althans op/tegen het lichaamte slaan en/of te stompen en
/of
- de keel van voornoemde [benadeelde partij] vast te pakken en
/ofdicht te knijpen en
/ofdicht te houden en
/of
- duimen op de ogen van voornoemde [benadeelde partij] te plaatsen en
/of (hard
)te drukken,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten bloeduitstortingen in het oogwit, voor voornoemde [benadeelde partij] ten gevolge heeft gehad.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij bepaling van de strafmaat rekening gehouden dient te worden met de overschrijding van de redelijke termijn, met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Bovendien is geen sprake van een zogenoemd taakstrafverbod, aldus de raadsvrouw.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Het slachtoffer is onder meer meerdere malen tegen zijn hoofd geslagen, zijn keel is dichtgeknepen en verdachte heeft met zijn duimen hard in de ogen van het slachtoffer gedrukt. Dit alles moet voor het slachtoffer uiterst beangstigend zijn geweest. Uit het dossier komt naar voren dat het slachtoffer zelfs op enig moment dacht dat hij blind zou raken doordat verdachte zo hard in zijn ogen drukte. Openlijke geweldpleging begaan tegen personen en met lichamelijk letsel ten gevolg, rechtvaardigt gelet op de oriëntatiepunten een taakstraf van 150 uren. In dit geval gaat het echter om meer dan licht letsel en blijkens het dossier zijn de gevolgen van het geweld voor aangever groot.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van zijn strafblad, waaruit blijkt dat hij op 24 maart 2022 is veroordeeld wegens het medeplegen van zware mishandeling, welk feit op 25 oktober 2020 werd gepleegd. Dit betekent dat verdachte slechts enkele maanden na die zware mishandeling wederom een geweldsfeit heeft gepleegd. Anderzijds houdt de rechtbank in het kader van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met deze veroordeling.
Uit het reclasseringsadvies van 19 december 2022 volgt dat, indien verdachte in onderhavige zaak schuldig wordt bevonden, de reclassering een delictspatroon betreffende geweldsdelicten ziet. Verdachte woont bij zijn ouders en voor de reclassering is niet duidelijk wat zijn dagbesteding is. Hetgeen hij wenst te gaan doen, een opleiding en werken in de richting van de zorg, wordt bemoeilijkt vanwege het niet verkrijgen van een VOG. De financiële situatie is niet rooskleurig. Verdachte wordt door zijn ouders, die beiden een uitkering ontvangen, voorzien in het dagelijks levensonderhoud omdat hij zelf geen inkomen heeft. Hij heeft echter een forse schuld bij het CJIB ten gevolge van een maatregel schadevergoeding.
De reclassering heeft geschreven dat het vanuit reclasseringsoogpunt lastig is om op het moment van rapporteren een conclusie te trekken; zij weten niet welke factoren een rol hebben gespeeld in de totstandkoming van het delict. Het risico op recidive kan dan ook niet worden ingeschat. Het risico op onttrekking aan voorwaarden schatten zij in als hoog. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. De reclassering adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft een openstaande taakstraf van 90 uren en per 1 maart 2023 is hij in de gelegenheid gesteld de straf uit te voeren. De contacten om afspraken te maken verliepen niet volgens afspraak en de uitvoerbaarheid van de taakstraf bleek moeilijk, maar is door verdachte wel uitgevoerd.
De rechtbank stelt verder vast dat de redelijke termijn voor de behandeling van een strafzaak als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. Immers, verdachte is op 27 maart 2021 in verzekering gesteld, terwijl dit vonnis op 13 juli 2023 volgt. Gelet op de geringe overschrijding van de redelijke termijn en de aard en de hoogte van de op te leggen straf zal de rechtbank volstaan met de enkele vaststelling dat deze inbreuk is gemaakt.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van vier dagen, gelijk aan de tijd in voorarrest, plus een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, passend. De rechtbank legt een andere straf op dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd, mede omdat zij het onder feit 2 tenlastegelegde niet bewezen acht.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met het onder 1 tenlastegelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 11.212,25 aan materiële schade, € 3.500 aan smartengeld, en € 6.352,50 aan kosten van rechtsbijstand, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen wat betreft het verlies aan arbeidsvermogen, de reis- en parkeerkosten, de medische kosten, de kosten voor de kleding, de huursommen, de kosten van rechtsbijstand en het smartengeld, met toekenning van de wettelijke rente. Wat betreft de kosten van rechtsbijstand moet echter het liquidatietarief worden toegewezen en dat is € 1.116,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, primair omdat verdachte dient te worden vrijgesproken en subsidiair omdat de behandeling van de vordering – mede gelet op het feit dat de vordering laat is ontvangen – een te zware belasting van het strafproces oplevert.
De verdediging heeft meer subsidiair gesteld dat de vordering wat betreft de materiële schadeposten dient te worden afgewezen om de navolgende redenen.
Het vermeende verlies aan arbeidsvermogen is lastig te beoordelen op basis van de bijgevoegde stukken. Uit de bijlagen en het dossier blijkt niet dat sprake is van verlies aan arbeidsvermogen. De vordering is op dit punt onvoldoende onderbouwd, aldus de verdediging.
Wat betreft de medische kosten wordt in de bijlagen niet gesproken over rugklachten. Het is onvoldoende onderbouwd dat er causaal verband bestaat tussen het tenlastegelegde feit en de rugklachten. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat ook de overige medische kosten onvoldoende zijn onderbouwd en daarom afgewezen dienen te worden.
De verdediging heeft gesteld dat de reis- en parkeerkosten dienen te worden afgewezen, omdat die kosten ook zien op kosten die niet zijn gemaakt in verband met het tenlastegelegde feit.
De kosten voor de schade aan kleding en de telefoons zijn onvoldoende onderbouwd en er blijkt niet dat sprake is van een causaal verband met het tenlastegelegde feit. Deze kosten dienen daarom te worden afgewezen, aldus de verdediging.
De kosten voor herscholing en kosten zonder nut dienen te worden afgewezen omdat er geen causaal verband bestaat tussen deze kosten en het tenlastegelegde feit.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het bedrag aan smartengeld dient te worden gematigd tot 500 euro.
De kosten van rechtsbijstand dienen te worden afgewezen omdat het geen directe schade is, subsidiair moet hooguit het liquidatietarief worden toegewezen.
De verdediging heeft gesteld dat, indien de rechtbank toekomt aan toewijzing van schade, rekening dient te worden gehouden met eigen schuld van de benadeelde. Hij heeft immers duidelijk een eigen aandeel en heeft geweld gebruikt.
Overweging van de rechtbank
Formele verweren
De rechtbank overweegt dat de verdediging de vordering een dag voor de zitting heeft ontvangen en dat zij tijdens een korte onderbreking van het onderzoek ter terechtzitting ook de gelegenheid heeft gehad de vordering te bespreken. De verdediging heeft kennis kunnen nemen van de vordering en deze kunnen bespreken, zodat het primair gevoerde verweer wordt verworpen. De vordering is tijdig ingediend en de rechtbank zal dus overgaan tot een beoordeling van de vordering.
Materiële schade
Verlies aan arbeidsvermogen
Deze schadepost is gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank staat onvoldoende vast wat de omzet van de benadeelde partij was en is onvoldoende onderbouwd dat hij zijn werkzaamheden drie maanden niet heeft kunnen uitvoeren. Uit de overgelegde stukken blijkt daarnaast niet dat een arts heeft vastgesteld dat de benadeelde partij niet kon werken door het letsel. Om deze redenen zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren.
Medische kosten
Deze schadepost is gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is op dit moment onvoldoende onderbouwd dat er causaal verband bestaat tussen het tenlastegelegde feit en de rugklachten. De overige medische kosten zijn eveneens onvoldoende onderbouwd. Er zou daarom een nadere schriftelijke ronde en mogelijk bewijslevering nodig zijn om standpunten uit te wisselen, wat een onevenredige belasting is voor het strafproces. Om deze redenen zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren.
Reis- en parkeerkosten
Deze schadepost is ook gemotiveerd betwist. Er zou daarom een nadere schriftelijke ronde en mogelijk bewijslevering nodig zijn om standpunten uit te wisselen, wat een onevenredige belasting is voor het strafproces. Om deze reden zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren.
Schade aan kleding en telefoons
Uit het dossier blijkt niet dat schade is ontstaan aan de kleding en de telefoons. Om deze reden zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren.
Kosten herscholing
Deze schadepost is eveneens gemotiveerd betwist. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat een arts heeft vastgesteld dat de benadeelde partij niet meer als kapper kon werken ten gevolge van het letsel. Daarnaast is op dit moment onvoldoende onderbouwd wat vervolgens het causaal verband is tussen het tenlastegelegde feit en de kosten voor deze herscholing. Er zou daarom een nadere schriftelijke ronde en mogelijk bewijslevering nodig zijn om standpunten uit te wisselen, wat een onevenredige belasting is voor het strafproces. Om deze redenen zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren.
Kosten zonder nut
Deze schadepost is gemotiveerd betwist. Op dit moment is onvoldoende onderbouwd dat de benadeelde partij drie maanden zijn werkzaamheden niet heeft kunnen uitvoeren. Er zou daarom een nadere schriftelijke ronde en mogelijk bewijslevering nodig zijn om standpunten uit te wisselen, wat een onevenredige belasting is voor het strafproces. Om deze reden zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren.
Smartengeld
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht. Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de categorieën van artikel 6:106 BW valt. Door het feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen.
De benadeelde partij is door verdachte ernstig mishandeld, liep daarbij letsel op en is vanwege psychische klachten behandeld bij Mindfit. De feiten hebben op de benadeelde partij een grote impact gehad. De benadeelde partij heeft informatie van zijn huisarts en het Gelreziekenhuis overgelegd waaruit volgt dat hij is gediagnosticeerd met PTSS, een stoornis die is geclassificeerd in de DSM-5. De huisarts beschrijft dat de benadeelde partij in verband met deze stoornis EMDR-therapie heeft gevolgd bij Mindfit. Uit deze onderbouwing volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van geestelijk letsel in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld en een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij is door meerdere personen ernstig mishandeld, waarbij hij hard in zijn ogen werd geduwd en vreesde dat hij blind zou worden. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit een dusdanig ernstige normschending op dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de normschending, aannemelijk is dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen toe te wijzen, zal de rechtbank een schadebedrag van € 1.000,- toewijzen. Verdachte is vanaf 26 maart 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Voor het overige wordt benadeelde niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Kosten van rechtsbijstand
Het opstellen en indienen van een vordering in het strafproces door een advocaat en het ter zitting geven van een toelichting hierop betreffen kosten die proceskosten zijn.
De rechtbank begroot deze kosten aan de hand van de forfaitaire bedragen die in het civiele recht worden gehanteerd, het zogenoemde liquidatietarief, en zoekt aansluiting bij dat tarief voor kantonzaken voor vorderingen tot € 20.000. Iedere proceshandeling levert een puntenaantal op dat wordt vermenigvuldigd met het uit de tabel volgende tarief en dat levert dan de aan proceskosten toe te kennen vergoeding op. In het onderhavige geval gaat het om twee punten, zodat het bedrag aan proceskosten op € 792,- wordt begroot.
Eigen schuld
De geleden schade is het gevolg van het door verdachte in vereniging gepleegde geweld. De rechtbank is van oordeel dat de geleden schade niet voor een deel voor rekening van de benadeelde partij zou dienen te komen, zoals is aangevoerd. De aangever heeft immers geen eigen aandeel in de geweldshandelingen. Daarvan is niet gebleken.
Totaalbedrag
Het voorgaande maakt dat het totale bedrag aan schadevergoeding op € 1.000,- uitkomt en de proceskosten tot op heden op € 792,- worden begroot.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Verdachte is vanaf 26 maart 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan schadevergoeding verschuldigd.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn mededader ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn mededader de schade heeft vergoed.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan schadevergoeding aan de Staat te betalen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een taakstraf van 150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vier (4) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 792,-;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij] , een bedrag te betalen van € 1.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.A. Arts (voorzitter), mrs. A.M.P.T. Blokhuis en W.H.S. Duinkerke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021135856, gesloten op 25 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij] , p. 22-23 en proces-verbaal van bevindingen, p. 66.
3.Proces-verbaal aangifte [benadeelde partij] , p 24.
4.Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD, p. 35-36.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 44.