ECLI:NL:RBGEL:2023:4151

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
AWB _ 21 - 904
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een natuurvergunning voor een veehouderij met betrekking tot intern salderen en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eisers, [A] U.A. en Vereniging [C], tegen de natuurvergunning die op 5 januari 2021 door het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland aan de vergunninghouder is verleend. De rechtbank concludeert dat de vergunning niet had mogen worden verleend, omdat de vergunningplicht voor intern salderen inmiddels is vervallen en er geen overgangsrecht van toepassing is. De rechtbank vernietigt het besluit van 5 januari 2021 en wijst de aanvraag alsnog af.

Daarnaast hebben eisers verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de behandeling van het beroep meer dan twee jaar heeft geduurd, wat in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank kent eisers een schadevergoeding toe van € 500,00.

De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt het bestreden besluit, wijst de aanvraag af en bepaalt dat het college het griffierecht van € 360,- aan eisers moet vergoeden. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eisers. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 24 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/904
uitspraak van de meervoudige kamer van24 juli 2023
in de zaak tussen
[A] U.A., uit [plaats B] , en
Vereniging [C], uit [plaats B] , eisers
(gemachtigde: [D] )
en
het college van Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland, het college.
Als derde-partij neemt deel:
[E] h.o.d.n. [F] ,uit [plaats G] , de vergunninghouder.
Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de natuurvergunning die het college op 5 januari 2021 aan de vergunninghouder heeft verleend.
1.2. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. Eisers hebben op 27 april 2023 verzocht om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 9 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers; namens het college: mr. C.F. Geerdes, R.L. Borkes, C. Donker en C.C. Bosselaar en namens de vergunninghouder: [E] en [H] .
1.5. De zaak is op dezelfde dag behandeld als de volgende zaken: 20/6149, 20/6157, 20/6201, 20/6236, 20/6237 en 21/1303.
Totstandkoming van het besluit
2.1. De vergunninghouder houdt vleeskalveren aan [het adres I] in [plaats G] . Op 26 juni 2020 heeft de vergunninghouder een vergunning aangevraagd op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor het vastleggen van 158 vleeskalveren zoals is vergund op basis van de Hinderwet (31 januari 1989). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Veluwe ligt op een afstand van 3,56 kilometer.
2.2. Op de aanvraag is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing. Het ontwerpbesluit is van 23 september 2020 en eisers hebben daarop op 5 oktober 2020 een zienswijze ingediend. Het college heeft de vergunning op 5 januari 2021 verleend.
Beoordeling door de rechtbank
3.1. De rechtbank beoordeelt de natuurvergunning en het verzoek om schadevergoeding. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3.2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding toe. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

I. Natuurvergunning

De geldende regels voor intern salderen
4.1.
In de Wnb staat dat het verboden is om zonder natuurvergunning van het college een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied (artikel 2.7, tweede lid, Wnb).
Een natuurvergunning kan alleen worden verleend als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten (artikel 2.7, derde lid, en artikel 2.8 van de Wnb).
4.2.
Hier heeft het college een natuurvergunning verleend op 5 januari 2021 met intern salderen. Intern salderen betekent dat het project niet leidt tot meer stikstofdepositie dan ten opzichte van de referentiesituatie. Als intern kan worden gesaldeerd, is volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat een project significante gevolgen heeft.
4.3.
Vroeger gold voor intern salderen nog een vergunningplicht, waarbij deze vergunning kon worden verleend op basis van een belangenafweging (= de verslechteringsvergunning). Een passende beoordeling was niet nodig. Later, in de Logtsebaan-uitspraak van 20 januari 2021, heeft de Afdeling geoordeeld dat voor intern salderen niet langer een vergunning is vereist sinds de wetswijziging van de Wnb op 1 januari 2020. Er is niet voorzien in overgangsrecht. [1]
Intern salderen?
5. Eisers stellen ten eerste dat hier ten onrechte intern is gesaldeerd en dat daarom een vergunningplicht geldt waarvoor een passende beoordeling moet worden gemaakt. Subsidiair stellen eisers dat als wel intern kan worden gesaldeerd, dat dan ten onrechte een vergunning is verleend, nu er niet langer een vergunningplicht geldt voor intern salderen. De rechtbank zal hierna eerst in gaan op de vraag of sprake is van intern salderen.
Depositie meer dan 0,00 mol per hectare per jaar?
6.1.
Eisers stellen dat in de natuurvergunning ten onrechte staat dat de depositie uitkomt op “0,00 mol/ha/j of lager”. Uit de AERIUS-berekening volgt namelijk dat het project leidt tot een stikstofdepositie van 0,25 mol per hectare per jaar op Natura 2000-gebied De Veluwe.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat uit de natuurvergunning duidelijk blijkt dat is bedoeld dat het project niet leidt tot meer stikstofdepositie dan in de referentiesituatie. Daar gaat het bij intern salderen om. [2] Dat de natuurvergunning op dit punt ietwat ongelukkig is geformuleerd, maakt het besluit op zichzelf nog niet onjuist. De beroepsgrond slaagt niet.
Referentiesituatie
7.1.
Eisers hebben op de zitting hun beroepsgrond over het ontbreken van meitelgegevens ingetrokken. Zij handhaven hun beroepsgrond dat de Hinderwetvergunning van 31 januari 1989 niet als referentiesituatie kan worden genomen, nu deze vergunning ontbreekt in het dossier.
7.2.
Op de zitting heeft het college alsnog een vergunningtekening overgelegd aan eisers, de vergunninghouder en de rechtbank. Op die vergunningtekening staan de vergunde dierenaantallen. De tekening is gestempeld met de datum en het kenmerk van de Hinderwetvergunning en maakt daarmee onderdeel uit van het besluit. De rechtbank acht hiermee voldoende aannemelijk geworden dat de Hinderwetvergunning van 31 januari 1989 is verleend. De beroepsgrond slaagt niet.
Geen vergunningplicht?
8.1.
De beroepsgronden over intern salderen slagen niet. Dat betekent dat hier intern kan worden gesaldeerd. De subsidiaire beroepsgrond van eisers over het vervallen van de vergunningplicht voor intern salderen slaagt wel. Nu er sinds 1 januari 2020 geen vergunningplicht meer geldt voor intern salderen en er geen overgangsrecht van toepassing is, was het college op 19 januari 2021 niet meer bevoegd om een vergunning te verlenen en had het college de aanvraag moeten afwijzen. [3] De beroepsgrond slaagt.
8.2.
De rechtbank zal daarom het besluit van 19 januari 2021 vernietigen en zelf in de zaak voorzien door de aanvraag alsnog af te wijzen en deze uitspraak in de plaats te stellen van het vernietigde besluit.

II. Schadevergoeding

9.1.
Eisers hebben verzocht om schadevergoeding door overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
9.2.
In procedures als deze waarin het besluit is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, mag de behandeling van het beroep ten hoogste twee jaar duren. [4] De redelijke termijn start op het moment dat beroep is ingesteld tegen het besluit. In beginsel is de schadevergoeding dan € 500,00 per half jaar of gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn is overschreden.
9.3.
Het beroep is ingediend op 12 februari 2021. Omdat de rechtbank meer dan twee jaar later uitspraak heeft gedaan, kent de rechtbank aan eisers schadevergoeding toe. De rechtbank zal de Staat der Nederlanden daarom veroordelen tot een vergoeding van € 500,00.
Omdat het bedrag onder de € 5.000,00 blijft, geeft de rechtbank uitvoering aan de Beleidsregel van de Minister van Veiligheid en Justitie van 8 juli 2014 (Staatscourant 2014, 20210) en ziet de rechtbank geen aanleiding om de Staat in het geding te betrekken.
Conclusie en gevolgen
10.1.
Het beroep is gegrond, omdat het college niet bevoegd was om een natuurvergunning te verlenen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
10.2.
De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht nu zelf een beslissing en wijst de aanvraag af.
10.3.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.
Het college heeft verzocht om de proceskosten te matigen, omdat op dezelfde zitting meerdere beroepen van eisers tegen verleende natuurvergunningen zijn behandeld en deze zaken deels over dezelfde problematiek gaan. De rechtbank volgt dat standpunt niet. Hoewel er inderdaad overeenkomsten tussen de behandelde zaken zijn aan te wijzen, gaat het steeds om verschillende natuurvergunningen. De overeenkomst tussen de zaken is niet zodanig groot dat het aanleiding geeft tot matiging van de proceskosten.
10.4.
Verder kent de rechtbank aan eisers een schadevergoeding toe van € 500,00 in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 5 januari 2021;
- wijst de aanvraag alsnog af en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 360,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eisers;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van € 500,- aan schadevergoeding aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Duifhuizen, voorzitter, en mr. M.J.M. Verhoeven en mr. S.H. Koopmans, leden, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2023
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:71, r.o. 17 en volgende.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:71.
3.Vergelijk ECLI:NL:RVS:2021:71.
4.Zie bijvoorbeeld ABRvS 27 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2157, r.o. 12.1.