ECLI:NL:RBGEL:2023:4108
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van servicekosten door verhuurder aan huurders met betrekking tot appartementencomplex
In deze zaak vordert de stichting Woonstichting De Kernen (hierna: De Kernen) betaling van servicekosten door de huurders [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voor het jaar 2020. De Kernen heeft in 2011 een appartementencomplex laten bouwen en heeft met beide huurders huurovereenkomsten gesloten. In deze overeenkomsten zijn bepalingen opgenomen over de servicekosten, waaronder een voorschot van € 53,00 per maand. De huurders hebben in mei 2021 de afrekening van de servicekosten over 2020 ontvangen, maar zijn het niet eens met het gevorderde bedrag van € 719,74 per huurder. Ze hebben zich tot de huurcommissie gewend, die in juni 2022 de betalingsverplichtingen van de huurders verlaagde naar € 642,92 per persoon.
De Kernen heeft de kantonrechter verzocht om de huurders te veroordelen tot betaling van het oorspronkelijke bedrag van € 719,74, terwijl de huurders zich op het standpunt stellen dat zij slechts € 642,92 verschuldigd zijn. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de huurders tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen de eindafrekening, en dat de huurcommissie in haar herziene uitspraken een lager bedrag heeft vastgesteld. De Kernen heeft niet voldoende onderbouwd waarom het door haar gevorderde bedrag zou moeten worden toegewezen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van De Kernen afgewezen en de betalingsverplichting van de huurders vastgesteld op € 642,92. De Kernen is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten dragen. De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. E. Horsthuis en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.