De Kernen vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor recht dat, althans vast te stellen dat:
primair
I) de huurcommissie onbevoegd was om kennis te nemen van het verzoek van [gedaagde sub 1] van 27 september 2021 tot het beoordelen van de eindafrekening van de energiekosten over het jaar 2019, althans dat de huurcommissie onbevoegd was om daarover uitspraak te doen.
II) de huurcommissie onbevoegd was om kennis te nemen van het verzoek van [gedaagde sub 1] van 27 september 2021 tot het beoordelen van de eindafrekening van de energiekosten over het jaar 2020, althans dat de huurcommissie onbevoegd was om daarover uitspraak te doen.
III) de huurcommissie onbevoegd was om kennis te nemen van het verzoek van [gedaagde sub 2] van 28 september 2021 tot het beoordelen van de eindafrekening van de energiekosten over het jaar 2019, althans dat de huurcommissie onbevoegd was om daarover uitspraak te doen.
IV) de huurcommissie onbevoegd was om kennis te nemen van het verzoek van [gedaagde sub 2] van 28 september 2021 tot het beoordelen van de eindafrekening van de energiekosten over het jaar 2020, althans dat de huurcommissie onbevoegd was om daarover uitspraak te doen.
V) de huurcommissie onbevoegd was om kennis te nemen van het verzoek van [gedaagde sub 3] van 29 september 2021 tot het beoordelen van de eindafrekening van de energiekosten over het jaar 2019, althans dat de huurcommissie onbevoegd was om daarover uitspraak te doen, althans dat [gedaagde sub 3] in zijn verzoek niet-ontvankelijk was, althans dat het verzoek van [gedaagde sub 3] moest worden afgewezen.
VI) de huurcommissie onbevoegd was om kennis te nemen van het verzoek van [gedaagde sub 3] van 29 september 2021 tot het beoordelen van de eindafrekening van de energiekosten over het jaar 2020, althans dat de huurcommissie onbevoegd was om daarover uitspraak te doen, althans dat [gedaagde sub 3] in zijn verzoek niet-ontvankelijk was, althans dat het verzoek van [gedaagde sub 3] moest worden afgewezen.
subsidiair
I) de betalingsverplichting van [gedaagde sub 1] voor energiekosten over het jaar 2019 € 1.471,43 bedraagt, althans dat deze betalingsverplichting € 616,16 bedraagt, althans dat deze betalingsverplichting een bedrag bedraagt in goede justitie te bepalen.
II) de betalingsverplichting van [gedaagde sub 1] voor energiekosten over het jaar 2020 € 1.562,11 bedraagt, althans dat deze betalingsverplichting € 646,77 bedraagt, althans dat deze betalingsverplichting een bedrag bedraagt in goede justitie te bepalen.
III) de betalingsverplichting van [gedaagde sub 2] voor energiekosten over het jaar 2019 € 1.510,07 bedraagt, althans dat deze betalingsverplichting € 623,43 bedraagt, althans dat deze betalingsverplichting een bedrag bedraagt in goede justitie te bepalen.
IV) de betalingsverplichting van [gedaagde sub 2] voor energiekosten over het jaar 2020 € 1.477,60 bedraagt, althans dat deze betalingsverplichting € 530,07 bedraagt, althans dat deze betalingsverplichting een bedrag bedraagt in goede justitie te bepalen.
V) de betalingsverplichting van [gedaagde sub 3] voor energiekosten over het jaar 2019 € 1.209,47 bedraagt, althans dat deze betalingsverplichting € 322,85 bedraagt, althans dat deze betalingsverplichting een bedrag bedraagt in goede justitie te bepalen.
VI) de betalingsverplichting van [gedaagde sub 3] voor energiekosten over het jaar 2020 € 1.283,97 bedraagt, althans dat deze betalingsverplichting € 335,45 bedraagt, althans dat deze betalingsverplichting een bedrag bedraagt in goede justitie te bepalen.
zowel primair als subsidiair
met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], des dat de één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten en de nakosten.