ECLI:NL:RBGEL:2023:4005

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
AWB_21_4349
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake handhaving bouwwerken en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [A] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe. Eiseres, vertegenwoordigd door gemachtigden [C] en [D], had een verzoek om handhaving ingediend met betrekking tot bouwwerken op een perceel in [plaats B]. Het college had eerder het verzoek om handhaving afgewezen, maar in de beslissing op bezwaar van 16 augustus 2021 werd het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond verklaard en werd een last onder dwangsom opgelegd aan een derde-partij. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar het college heeft op 5 april 2023 de last onder dwangsom ingetrokken, waardoor de situatie is gewijzigd.

De rechtbank heeft op 5 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en de derde-partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen procesbelang meer had, omdat het college in de beslissing op bezwaar en het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom aan het handhavingsverzoek van eiseres had voldaan. Eiseres had gekregen waar ze om vroeg, en er was geen reden om aan te nemen dat zij nog iets met het beroep kon bereiken. De rechtbank benadrukte dat de enkele omstandigheid dat eiseres ten aanzien van een aantal bezwaargronden niet-ontvankelijk was verklaard, hieraan niet afdeed.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroepschrift plaatsvond. Eiseres kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/4349

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2023

in de zaak tussen

Stichting [A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: [C] en [D] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe, het college

(gemachtigde: B.A. Straatman en L. van der Cozijnen).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
Boerderij [E], uit [plaats B] , en
[F] en [G]in hun hoedanigheid als directeur / eigenaar van het perceel (gemachtigde: mr. [I] ).

Inleiding

1. In het besluit van 15 februari 2021 heeft het college het verzoek om handhaving ten aanzien van bouwwerken op het [het adres J] te [plaats B] afgewezen.
1.1.
In de beslissing op bezwaar van 16 augustus 2021 heeft het college het bezwaarschrift van eiseres gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond verklaard. Het college heeft het besluit van 15 februari 2021 herroepen.
Daarnaast heeft het college op 16 augustus 2021 een last onder dwangsom opgelegd aan de derde-partij.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld.
1.3.
Bij besluit van 5 april 2023 heeft het college de last onder dwangsom van
16 augustus 2021 op verzoek van de derde-partij ingetrokken.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: Namens eiseres [D] . Namens de derde-partijen [F] met gemachtigde. Namens het college de gemachtigden.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 16 januari 2021 heeft eiseres verzocht om handhavend op te treden tegen overtredingen op [het adres J] te [plaats B] . Het gaat om de volgende overtredingen:
1. Het instandhouden van een recreatiehuisje ( [K] ) zonder omgevingsvergunning. Eiseres constateert dat de termijn van de tijdelijke omgevingsvergunning is verstreken.
2. Het illegaal oprichten en verhuren van in ieder geval één recreatiehuisje ( [L] ). Eiseres stelt vast dat dit huisje zonder vergunning is verplaatst op het perceel, terwijl dit op last van het college verwijderd diende te worden. Eiseres verzoekt daarom om effectuering van het eerder opgelegde dwangsombesluit.
2.1.
Het college heeft het verzoek van eiseres in het besluit van 15 februari 2021 afgewezen omdat er volgens het college geen sprake is van een overtreding. Volgens het college is voor het plaatsen van de huisjes geen omgevingsvergunning nodig. Daarnaast is het volgens het college op de bestemming “Agrarisch” toegestaan als nevenactiviteit 'bed en breakfast met maximaal 15 overnachtingsplaatsen aan te bieden.
2.2.
In de beslissing op bezwaar van 16 augustus 2021 heeft het college besloten om:
  • Eiseres niet aan te merken als belanghebbende bij het verzoek om handhaving ten aanzien van het strijdig gebruik van de bouwwerken en als gevolg daarvan de bezwaargronden 3, 4 en 6 niet-ontvankelijk te verklaren.
  • De overige bezwaargronden tegen de afwijzing handhaving ten aanzien van de drie bed and breakfast gebouwen gegrond te verklaren omdat er op de plankaart geen bouwvlak is ingetekend op de plaats van de huisjes zijn de huisjes in strijd met de planregels aanwezig.
  • Het bestreden besluit van 15 februari 2021 te herroepen.
  • Handhavend op te treden tegen de bed and breakfast gebouwen door een last onder dwangsom op te leggen ter verwijdering van de drie gebouwen.
  • Proceskosten te vergoeden aan eiseres ter hoogte van € 534,00.
2.3.
Bij besluit van 16 augustus 2021 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd aan de derde-partij waarbij de derde-partij is gelast om de drie bed and breakfast gebouwen binnen 16 weken na verzenddatum van dat besluit te verwijderen en verwijderd houden van het perceel aan [het adres J] in [plaats B] . Deze termijn is vervolgens verlengd tot 6 weken na de uitspraak in beroep.
2.4.
De last onder dwangsom is inmiddels op verzoek van de derde-partij ingetrokken omdat er geen sprake meer is van een overtreding omdat er intussen een correctieve herziening in werking is getreden van het bestemmingsplan, waarin aan het perceel een bouwvlak is toegevoegd. Door het toevoegen van een bouwvlak zijn de drie bed and breakfast gebouwen niet langer in strijd met het bestemmingplan. De gebouwen zijn daardoor als vergunningvrije bouwwerken aan te merken.

Beoordeling door de rechtbank

Is er sprake van procesbelang?
3. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang meer heeft. De rechtbank legt hierna uit waarom.
3.1.
Het college is in de beslissing op bezwaar en het besluit tot oplegging van een last onder dwangsom tegemoetgekomen aan het handhavingsverzoek van eiseres. Eiseres heeft hierdoor gekregen waar ze om gevraagd heeft. Daarom valt niet in te zien wat eiseres nog met het beroep kan bereiken, zodat eiseres geen procesbelang meer heeft.
De enkele omstandigheid dat eiseres ten aanzien van een aantal bezwaargronden niet-ontvankelijk is verklaard maakt dat niet anders. De rechtbank is er niet om uitspraak te doen in principiële kwesties die niet voorliggen. Verder merkt de rechtbank op dat voor zover eiseres zich niet kan vinden in de nadien genomen besluiten ter zake van deze huisjes, het op de weg van eiseres had gelegen om hiertegen op te komen.
Omdat eiseres geen procesbelang meer heeft is het beroep van eiseres niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet inhoudelijk op het beroepschrift van eiseres zal ingaan. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Dijkman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.