Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiseres 1] ,
[eiser 2],
[eiser 3],
DE GEZAMENLIJKE ERFGENAMEN VAN DE HEER [erflater 2] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 september 2022,
- de akte overlegging aanvullende producties van de zijde van [eisers] ,
feitelijkerisico op handhaving onjuist dan wel te voorzichtig zou zijn geweest. Tussen partijen staat verder vast dat [erflater 2] steeds is blijven wijzen op het risico van feitelijk handhavend optreden door de gemeente. In zijn brief van 11 oktober 2012 stelt [erflater 2] met zoveel woorden dat men de mogelijkheid om zonder toestemming van de gemeente ter plaatse een supermarkt te vestigen heeft onderzocht. [erflater 1] zou daar echter van af hebben gezien, omdat het risico bestond dat de gemeente gelet op haar stellige overtuiging dat door de onthouding van goedkeuring zou moeten worden teruggegrepen op het oude bestemmingsplan, handhavend zou gaan optreden. Deze opmerking in de brief geeft duidelijk aan dat [erflater 2] in oktober 2012 nog van mening was dat [erflater 1] rekening moest houden met handhavend optreden door B&W als hij meer dan 250 m2 voor detailhandel zou gaan inrichten. Dat risico op feitelijk handhavend optreden is door [erflater 2] jarenlang aan [erflater 1] voorgehouden en daarom heeft [erflater 1] geen detaillist als huurder gezocht. Ter zitting heeft [erflater 2] ook nog eens bevestigd dat hij dit risico steeds aan [erflater 1] is blijven voorhouden.
feitelijkrisico op handhavend optreden ten tijde van de advisering van [erflater 2] echter niet en was de vrees dat er zonder juridische grondslag toch handhavend zou worden opgetreden niet reëel. [erflater 2] had richting de gemeente in dat kader kunnen aangeven dat haar beleidsmatig nagestreefde beperking tot 250 m² niet in het goedgekeurde bestemmingsplan was verankerd en dat om die reden zijn cliënt niet beperkt wilde worden in het gebruik van zijn gehele bedrijfsruimte voor detailhandel. Het college had dan vervolgens de kans van slagen van handhavend optreden moeten inschatten. Twijfel aan de juistheid van de door SAOZ gegeven uitleg aan het bestemmingsplan [bestemmingsplan] was er niet en om die reden was er geen reëel risico op handhavend optreden van B&W. Zou B&W er desondanks toe overgaan, dan zou [erflater 1] daartegen succesvol kunnen opkomen in een procedure. Er was immers geen juridische basis voor handhavend optreden tegen [erflater 1] indien hij meer dan 250 m2 voor detailhandel zou gaan gebruiken. Zoals hiervoor onder 4.14 is overwogen heeft [erflater 2] ook nog in 2012 [erflater 1] onjuist geadviseerd dat de gemeente handhavend zou kunnen optreden en dat daarmee grote risico’s gepaard gingen, zodat van verjaring van de vordering met betrekking tot dit ondeugdelijk advies geen sprake is, omdat respectievelijk in 2012 en 2013 [erflater 2] en [gedaagde 1] . aansprakelijk zijn gesteld. (…)
3.De vordering en het verweer
€ 2.395.076,02 bedraagt;
4.De beoordeling
€ 2.317.034,09 aan huur gederfd. Gesteld wordt dat als de beroepsfout niet was gemaakt, [erflater 1] de bebouwing op zijn perceel tot 928 m2 bruto vloeroppervlakte had uitgebreid en volledig voor detailhandel had gebruikt. Dit had er toe geleid dat [erflater 1] hogere huurinkomsten had verkregen, omdat voor detailhandel een hogere huurprijs kan worden verkregen dan voor overige bedrijfsruimte, aldus [eisers] . [eisers] stellen dat delen van het pand aan onder andere Gall & Gall (Ahold) en een fitnesscentrum verhuurd zijn geweest en dat het fitnesscentrum in 2003 een huurprijs van
€ 132,32 per m2 betaalde, terwijl Ahold een huurprijs van € 190,37 per m2 voldeed. Zij menen dan ook dat sprake is van huurderving die zij thans als schadevergoeding van de [gedaagde 2] en [gedaagde 1] wensen te vorderen. De schade berekenen [eisers] op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en over de periode 21 januari 2001 tot 1 maart 2022 [1] door een vergelijking te maken tussen de daadwerkelijk gerealiseerde huuropbrengsten en de huuropbrengsten die [erflater 1] had ontvangen als hij de gehele toegestane oppervlakte van 928 m2 als detailhandel had kunnen verhuren. Ook zijn in het gevorderde bedrag de huurindexeringen en de vertragingsrente ex artikel 6:119 BW verwerkt, aldus [eisers] .
€ 46.714,69 inclusief btw uit. Daarnaast vermeerderen zij dit bedrag nog met een bedrag van
€ 7.975,58 aan betaalde proceskostenveroordelingen aan de gemeente in eerste aanleg, hoger beroep en cassatie (€ 8.655,00 minus € 679,42 (dit bedrag is ook al in bovenstaand overzicht verwerkt)).
€ 1.428,00 (factuurnummer 20110989) door [erflater 1] zijn voldaan. Deze stelling lijkt te kloppen als gekeken wordt naar de inhoud van de brief van [erflater 2] van 11 oktober 2012 [11] , maar omdat deze stelling voor het eerst bij akte van 15 maart 2023 is ingenomen, zal de rechtbank [eisers] in de gelegenheid stellen zich hierover bij akte uit te laten.
5.De beslissing
23 augustus 2023voor akte uitlating aan de zijde van [eisers] zoals overwogen in 4.19., 4.28. en 4.31;