ECLI:NL:RBGEL:2023:3975

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
415089
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over dekking voor brandschade aan losse bouwmaterialen in agrarische onderneming

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Pluimveebedrijf The Golden Egg B.V. (hierna: Golden Egg) en Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelend onder de naam Interpolis (hierna: Interpolis). Golden Egg vorderde schadevergoeding van Interpolis op grond van een verzekeringsovereenkomst, na een brand die op 16 april 2020 had plaatsgevonden in haar pluimveestal. De brand resulteerde in de vernietiging van drie pluimveestallen, waarbij ook losse bouwmaterialen ten behoeve van een huisvestingssysteem voor leghennen verloren gingen. Golden Egg stelde dat deze materialen onder de dekking van de verzekering vielen, omdat zij als functionele inrichting konden worden aangemerkt. Interpolis daarentegen betwistte deze claim en stelde dat de losse bouwmaterialen niet onder de definitie van functionele inrichting vielen, aangezien zij zich niet in of aan het bedrijfsgebouw bevonden en niet ter uitoefening van het agrarisch bedrijf werden gebruikt ten tijde van de brand.

De rechtbank oordeelde dat de losse bouwmaterialen ten tijde van de brand geen functie hadden en dus niet als functionele inrichting konden worden aangemerkt. De rechtbank wees de vorderingen van Golden Egg af en veroordeelde haar in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat Interpolis op juiste gronden de schade-uitkering had geweigerd, omdat de voorwaarden voor dekking niet waren vervuld. Dit vonnis benadrukt het belang van duidelijke definities in verzekeringsvoorwaarden en de noodzaak voor verzekerden om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor dekking is voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/415089 / HZ ZA 23-43
Vonnis van 28 juni 2023
in de zaak van
PLUIMVEEBEDRIJF THE GOLDEN EGG B.V.,
gevestigd te Heythuysen,
eisende partij,
hierna te noemen: Golden Egg,
advocaat: mr. Th.S.A. Berkhout te Deurne,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., tevens handelend onder de naam INTERPOLIS,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Interpolis,
advocaat: mr. E.H. Verweij te Apeldoorn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 april 2023,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 mei 2023 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Golden Egg exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met het opfokken en/of houden van leghennen en de handel in eieren en eiproducten.
2.2.
Golden Egg heeft ten behoeve van de onderneming een Bedrijven Compact Polis (hierna: de verzekeringsovereenkomst) afgesloten bij Interpolis. Deze verzekering dekt, voor zover relevant, schade aan bedrijfsgebouwen, waartoe ook wordt gerekend de functionele inrichting. Brand is als verzekerd evenement opgenomen in de verzekeringspolis.
2.3.
Op de verzekeringsovereenkomst zijn de verzekeringsvoorwaarden van toepassing (versie 5.8 januari 2019). In de begrippenlijst van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden is bepaald wat onder functionele inrichting wordt verstaan. Voor zover relevant:
“Alle zaken die zich in of aan het bedrijfsgebouw bevinden ter uitoefening van het agrarische bedrijf, die naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven. (…). De functionele inrichting kan zich tijdelijk in een van de andere bedrijfsgebouwen op het risicoadres bevinden. (…)”
2.4.
Op 16 april 2020 is brand uitgebroken bij Golden Egg. Als gevolg van deze brand zijn drie pluimveestallen volledig teniet gegaan.
2.5.
Ten tijde van de brand bevonden zich deels in en voor een groot deel buiten de derde pluimveestal losse bouwmaterialen ten behoeve van een huisvestingssysteem voor leghennen.
2.6.
De schade die Golden Egg als gevolg van de brand heeft geleden is door twee experts ( [expert 1] optredende als expert van Golden Egg en [expert 2] optredende als expert van Interpolis) beoordeeld en in een op 9 en 5 februari 2021 ondertekende akte van taxatie vastgesteld op een bedrag van € 10.609,421,00 exclusief btw. In de akte van taxatie is onder meer het navolgende opgenomen:
“Opmerkingen:
Aanwezige bouwmaterialen zijn niet in deze akte van taxatie opgenomen.”

3.Het geschil

3.1.
Golden Egg vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Interpolis op grond van de met Golden Egg bestaande verzekeringsovereenkomst gehouden is om polisdekking te verlenen met betrekking tot de schade die Golden Egg heeft geleden als gevolg van het niet meer kunnen toepassen van de materialen die onderdeel uitmaakten van de functionele inrichting van de pluimveestal en zich ten tijde van de brand in april 2020 deels in en deels naast de afgebrande stal bevonden;
II. Interpolis veroordeelt om over te gaan tot afwikkeling van de schade die Golden Egg heeft geleden als gevolg van het niet meer kunnen toepassen van de materialen die onderdeel uitmaakten van de functionele inrichting van de pluimveestal en zich ten tijde van de brand in april 2020 deels in en deels naast de afgebrande stal bevonden, een en ander op de wijze zoals dit in de tussen Golden Egg en Interpolis bestaande verzekeringsovereenkomst is bepaald, althans op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen wijze;
III. Interpolis veroordeelt om aan Golden Egg tegen behoorlijk bewijs van kwijting te vergoeden de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand ter hoogte van twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, althans ter hoogte van een in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. Interpolis veroordeelt in de kosten van deze procedure, inclusief de gevorderde nakosten, met uitdrukkelijke bepaling dat Interpolis de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd zal zijn als zij de proceskoten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het ten deze te wijzen vonnis zal hebben betaald.
3.2.
Golden Egg legt nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de met Interpolis gesloten verzekeringsovereenkomst aan deze vorderingen ten grondslag. Golden Egg stelt dat Interpolis in eerste instantie vergoeding van de schade heeft afgewezen, omdat de onderdelen niet duurzaam met het bedrijfsgebouw waren verbonden, terwijl de afwijzingsgrond daarna werd gebaseerd op het standpunt dat de onderdelen niet gekwalificeerd kunnen worden als functionele inrichting Het wijzigen van de afwijzingsgrond is niet toegestaan, aldus Golden Egg. Golden Egg stelt voorts dat Interpolis niet tot afwijzing van de dekking van de schade kon komen, nu de onderdelen gezamenlijk een huisvestingssysteem vormden en aangemerkt dienen te worden als functionele inrichting van het bedrijfsgebouw. De functionele inrichting van het bedrijfsgebouw is verzekerd op grond van de verzekeringsovereenkomst. Golden Egg stelt dat een redelijke uitleg van de verzekeringsvoorwaarden tot de conclusie moet leiden dat de diverse losse onderdelen als functionele inrichting moeten worden aangemerkt. Tot slot wijst Golden Egg er op dat het naar maatstaven van redelijkheid in billijkheid onaanvaardbaar is om niet tot uitkering van de schade over te gaan.
3.3.
Interpolis concludeert tot afwijzing van de vorderingen en veroordeling van Golden Egg in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad. Inhoudelijk voert Interpolis primair aan dat de bouwmaterialen die zich naast of los in de stal bevonden niet onder het dekkingsbereik van de verzekeringsovereenkomst vallen, nu deze niet aangemerkt kunnen worden als functionele inrichting. De losse bouwmaterialen bevonden zich niet in of aan het bedrijfsgebouw en werden ten tijde van de brand evenmin ter uitoefening van het agrarisch bedrijf gebruikt, nu de bouwmaterialen nog geen huisvestingssysteem vormden. Aan de voorwaarden van een functionele inrichting, zoals bepaald in de verzekeringsovereenkomst is derhalve niet voldaan. De definitie van de functionele inrichting is niet voor meerderlei uitleg vatbaar, zodat aan uitleg van de overeenkomst niet toegekomen wordt. Subsidiair stelt Interpolis zich op het standpunt dat geen sprake is van brandschade. Als er al sprake is van schade aan de bouwmaterialen is die veroorzaakt door verhitting en dergelijke schade is uitgesloten in de verzekeringsovereenkomst. Interpolis stelt voorts dat het aan de verzekerde is om kenbaar te maken op welke dekkingsgrond zij aanspraak maakt. Golden Egg heeft zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat de losse bouwmaterialen als gebouw verzekerd waren. Daarna heeft Golden Egg het standpunt ingenomen dat de bouwmaterialen onder de functionele inrichting zouden vallen. Golden Egg maakte daarmee aanspraak op een nieuwe dekkingsgrond. Interpolis heeft gereageerd op beide dekkingsgronden waar namens Golden Egg aanspraak op werd gemaakt en beide afwijzingsgronden zijn juist, aldus Interpolis.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat brand is ontstaan in de bedrijfsgebouwen van Golden Egg. Verder staat tussen partijen vast dat de brand een verzekerd evenement is op basis van de verzekeringsovereenkomst. De vraag die aan de rechtbank ter beantwoording voorligt is of Interpolis op juiste gronden de schade-uitkering, voor zover betrekking hebbend op de losse bouwmaterialen ten behoeve van het huisvestingssysteem, heeft geweigerd. Nu Golden Egg nakoming vordert van de verplichtingen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst en daartoe aanvoert dat deze specifieke schade op grond van die verzekeringsovereenkomst onder de dekking valt, rusten de stelplicht en de bewijslast van die stelling ingevolge artikel 150 Rv op Golden Egg.
Gewijzigde afwijzingsgrond
4.2.
Golden Egg stelt dat, nadat zij Interpolis heeft verzocht haar afwijzende dekkingsstandpunt toe te lichten, Interpolis haar heeft bericht dat geen dekking bestond omdat de betreffende materialen niet duurzaam met het gebouw waren verbonden en daarom niet onder de dekking van het gebouw vielen. Later heeft Interpolis het standpunt ingenomen dat geen dekking zou bestaan omdat geen sprake was van een functionele inrichting en deze zich bovendien niet in of aan het gebouw bevond, aldus Golden Egg. Golden Egg stelt dat het Interpolis niet vrijstaat haar dekkingsstandpunt te wijzigen en reeds om die reden zou Interpolis tot uitkering van de schade moeten overgaan, aldus Golden Egg. Golden Egg verwijst daarbij naar een arrest van de Hoge Raad van 3 februari 1989 (ECLI:NL:HR:1989:AB8306).
4.3.
Interpolis voert aan dat voornoemd arrest niet analoog kan worden toegepast, omdat zij nimmer het vertrouwen bij Golden Egg heeft gewekt dat de losse bouwmaterialen verzekerd zouden zijn. Het is, aldus Interpolis, aan de verzekerde om kenbaar te maken op welke dekkingsgrond zij aanspraak maakt. Naar aanleiding daarvan neemt de verzekeraar een standpunt in. Nadat namens Golden Egg aanspraak op dekking was gemaakt, omdat de losse bouwmaterialen als gebouw zouden moeten worden aangemerkt en nadat Interpolis dekking afwees, stelde Golden Egg zich bij e-mailbericht van 13 december 2021 op het standpunt dat de bouwmaterialen onder de functionele inrichting vallen. Golden Egg maakte dus aanspraak op een nieuwe dekkingsgrond. Interpolis heeft slechts gereageerd op de beide dekkingsgronden waar namens Golden Egg aanspraak op werd gemaakt. Beide afwijzingsgronden zijn juist.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. In het arrest waar Golden Egg een beroep op doet, overweegt de Hoge Raad -voor zover relevant- als volgt:
“De aard van de verzekeringsovereenkomst brengt in beginsel mee dat de verzekeraar een verzoek om dekking niet dan na behoorlijk onderzoek dient af te wijzen en dat hij de afwijzing duidelijk behoort te motiveren. Tegen deze achtergrond moet worden aangenomen dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid kan voortvloeien dat wanneer de verzekeraar zijn afwijzing op een bepaalde grond heeft doen steunen, hij daarop niet kan terugkomen door haar nadien, wanneer die grond onjuist is gebleken, op een andere grond te baseren.”
4.5.
De situatie van dit arrest doet zich in onderhavige zaak niet voor. Gesteld noch gebleken is dat Interpolis het vertrouwen heeft gewekt bij Golden Egg dat de losse bouwmaterialen onder de verzekeringsdekking vallen. Op het moment dat Golden Egg aanspraak maakte op een nieuwe dekkingsgrond, namelijk dat de losse bouwmaterialen aangemerkt dienden te worden als functionele inrichting, heeft Interpolis ook hierover aan Golden Egg haar dekkingsstandpunt kenbaar gemaakt. Interpolis heeft aangevoerd dat beide dekkingsstandpunten valide zijn. Van een gewijzigd dekkingsstandpunt, zoals door Golden Egg is gesteld, is geen sprake.
4.6.
Golden Egg stelt dat de bouwmaterialen die zich in en naast de derde pluimveestal bevonden aangemerkt moeten worden als functionele inrichting. Voor dit standpunt draagt Golden Egg de volgende argumenten aan:
- de onderdelen gezamenlijk vormen een huisvestingssysteem voor leghennen;
- zonder een dergelijk systeem verliest de stal zijn functie als pluimveestal;
- het systeem dient ter huisvesting van de leghennen en de eierproductie en het is evident dat het systeem bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven;
- het huisvestingssysteem wordt gevormd door het geheel van diverse losse onderdelen, zodat het nog niet gemonteerd zijn van de losse onderdelen niet tot de conclusie kan leiden dat geen sprake is van een functionele inrichting;
- er is geen sprake van de aanschaf van losse onderdelen door Golden Egg, maar van de aanschaf van een huisvestingssyteem;
- uit de definitiebepaling van functionele inrichting volgt dat de functionele inrichting zich in of aan het bedrijfsgebouw moet bevinden. Onder het woord ‘aan’ moet mede worden verstaan: in de buurt van;
- uit de verzekeringsvoorwaarden blijkt dat de functionele inrichting zich tijdelijk in een ander bedrijfsgebouw mag bevinden, zonder de definitie van functionele inrichting te verliezen. Hieruit volgt dat het zich tijdelijk naast de pluimveestal bevinden van de onderdelen, niet tot de conclusie kan leiden dat de onderdelen daarom niet onder de dekking vallen;
- een redelijke uitleg van de verzekeringsvoorwaarden moet volgens Golden Egg tot de conclusie leiden dat de losse onderdelen van de pluimveestal aangemerkt moeten worden als functionele inrichting en dientengevolge onder de verzekeringsdekking bij brandschade vallen. Dat de definitie voor meer dan één uitleg vatbaar is, blijkt uit het feit dat partijen er in deze procedure over van mening verschillen, aldus Golden Egg.
4.7.
Interpolis voert aan dat de losse bouwmaterialen ten behoeve van het huisvestingssysteem niet vallen onder het begrip functionele inrichting. Volgens Interpolis is zo duidelijk in de verzekeringsvoorwaarden gedefinieerd wat onder een functionele inrichting moet worden verstaan, dat voor een uitleg daarvan geen ruimte is. In de verzekeringsvoorwaarden is opgenomen dat het moet gaan om:
zaken die zich ten tijde van het verzekerde evenement in of aan het bedrijfsgebouw ter uitoefening van het agrarisch bedrijf bevinden, en:
deze zaken naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven.
Aan beide voorwaarden is niet voldaan, nu de bouwmaterialen ten tijde van de brand niet gebruikt werden ter uitoefening van het agrarisch bedrijf (het materiaal had dus nog geen functie) en de bouwmaterialen zich buiten en niet in of aan het bedrijfsgebouw bevonden. Interpolis voert aan dat een geheel van losse bouwmaterialen pas een functionele inrichting kan vormen door arbeid en materiaal te combineren, derhalve na de montage ervan.
Golden Egg was hiervan ook op de hoogte, aldus Interpolis, zij liet zich immers bijstaan door een assurantietussenpersoon. Dat Golden Egg vervolgens ervoor heeft gekozen om geen montageverzekering af te sluiten, komt voor haar rekening en risico, aldus Interpolis.
4.8.
De rechtbank begrijpt het standpunt van Interpolis dat er geen ruimte is voor uitleg van de verzekeringsvoorwaarden aldus dat de tekst van deze voorwaarden voldoende duidelijk is. Uit het standpunt van Golden Egg volgt echter dat zij die tekst anders leest of begrijpt dan Interpolis. De rechtbank komt daarom wel toe aan uitleg van de bepaling en doet dat als volgt.
4.9.
Ten aanzien van het standpunt van Golden Egg dat uitleg van de verzekeringsovereenkomst niet tot een andere conclusie kan leiden dan dat de losse bouwmaterialen ten behoeve van het huisvestingssysteem tot de functionele inrichting behoren overweegt de rechtbank als volgt. Golden Egg wijst in dit kader op het arrest van de Hoge Raad van 16 mei 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2793:Chubb/Dagenstaed). De rechtbank zal de overwegingen uit dit arrest als uitgangspunt nemen bij de beoordeling van onderhavig geschil. In dit arrest heeft de Hoge Raad -onder meer- overwogen dat bij verzekeringsvoorwaarden waarover niet tussen partijen pleegt te worden onderhandeld (en ook niet onderhandeld is), de uitleg daarvan -anders dan bij de Haviltex-maatstaf- met name afhankelijk is van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van een eventuele bij de polisvoorwaarden behorende toelichting. Het uitgangspunt voor de objectieve uitleg is dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij -op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van voormelde objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is- binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten of omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen. De rechtbank zal in onderhavige zaak bij de uitleg van de verzekeringsovereenkomst deze geobjectiveerde uitlegmaatstaf hanteren. Hierbij zal de rechtbank acht slaan op de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling uit de polis is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en een eventuele bij de polisvoorwaarden behorende toelichting.
4.10.
In de verzekeringsvoorwaarden is opgenomen dat de functionele inrichting alle zaken behelst die zich in of aan het bedrijfsgebouw bevinden ter uitoefening van het agrarische bedrijf, die naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven. De toetsing vindt, zoals door Interpolis ook is aangevoerd, plaats aan de hand van de situatie op het moment waarop het verzekerd evenement zich voordoet. De functionele inrichting moet derhalve als functionele inrichting kunnen worden aangemerkt ten tijde van de brand.
4.11.
Om van een functionele inrichting te kunnen spreken moet sprake zijn van zaken die ten tijde van de brand ter uitoefening van het agrarisch bedrijf werden gebruikt. De losse bouwmaterialen zouden de functie van een huisvestingssysteem voor leghennen pas krijgen, na montage daarvan. Nu die montage (nog) niet had plaatsgevonden ten tijde van de brand, staat vast dat de losse onderdelen op het moment van de brand nog geen functie hadden. De vraag of de losse bouwmaterialen ter uitoefening van het agrarisch bedrijf werden gebruikt ten tijde van de brand beantwoordt de rechtbank dan ook ontkennend.
4.12.
Dat de pluimveestal, zonder de functionele inrichting, zijn functie als pluimveestal verliest, zoals door Golden Egg gesteld, maakt dit niet anders. Immers, tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van de brand de stal ook niet gebruikt werd als pluimveestal vanwege het ontbreken van een huisvestingssysteem.
4.13.
De overige stellingen van Golden Egg behoeven geen bespreking, nu uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een functionele inrichting. De definitie daarvan wordt immers door cumulatieve voorwaarden bepaald. Aan alle voorwaarden van de definitiebepaling moet worden voldaan om van een functionele inrichting te kunnen spreken en dat is niet het geval.
4.14.
Dit leidt tot het oordeel dat ten tijde van het verzekerd evenement zich geen functionele inrichting bevond in het bedrijfsgebouw, zodat geen grond voor verzekeringsdekking voor de functionele inrichting bestaat.
Redelijkheid en billijkheid
4.15.
Golden Egg stelt dat het standpunt van Interpolis dat de losse bouwmaterialen niet hebben te gelden als functionele inrichting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De definitie van de functionele inrichting bepaalt dat het verzekerde bedrag daarvan is begrepen in het verzekerde bedrag voor het bedrijfsgebouw. Het verzekerde risico is derhalve afgestemd op het aanwezig zijn van een functionele inrichting. Bij het niet uitkeren van de schade, heeft Interpolis daarom een niet gerechtvaardigd voordeel, aldus Golden Egg.
4.16.
Interpolis heeft aangevoerd dat van een ongerechtvaardigd profiteren geen sprake is. Het polisbedrag was niet afgestemd op het nieuwe huisvestingssysteem, maar nog op het oude huisvestingssysteem dat veel minder kostbaar was. Alleen omdat Golden Egg verzekerd was tegen onderverzekering heeft Interpolis tevens bedragen uitgekeerd ten aanzien van de nieuwe huisvestingssystemen in de eerste twee pluimveestallen. Dat na montage van de losse bouwmaterialen wel tot uitkering van de schade zou zijn gekomen, is niet relevant volgens Interpolis.
4.17.
Ingevolge artikel 6:248 lid 2 BW is een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel niet van toepassing, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Bij de toepassing van de aan te leggen maatstaf in het kader van artikel 6:248 lid 2 BW, is bepalend of het vasthouden aan de gemaakte afspraak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dat is een strenge maatstaf, die terughoudend dient te worden toegepast. Partijen mogen immers in beginsel nakoming van de tussen hen gemaakte afspraken verlangen.
4.18.
Zoals in randnummer 4.8 door de rechtbank reeds is benoemd, dient aan de hand van objectieve factoren te worden vastgesteld of Interpolis tot vergoeding van de gestelde schade zou moeten overgegaan. De rechtbank heeft aan de hand van de tekst en de daarop ter zitting gegeven toelichting van de verzekeringsvoorwaarden geoordeeld dat op het moment van de brand van een functionele inrichting geen sprake was. De rechtbank stelt daarmee vast dat op grond van de verzekeringsovereenkomst geen verplichting tot schade-uitkering bestaat. Het enkele feit dat mogelijk wel sprake zou kunnen zijn van uitkering van schade indien het verzekerd evenement zich had voorgedaan eerst na montage van het huisvestingssysteem, maakt niet dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om geen dekking te verlenen voor beschadigde losse bouwmaterialen.
4.19.
Nu de rechtbank tot het oordeel komt dat van een functionele inrichting geen sprake is, zodat Interpolis niet op onjuiste gronden tot een afwijzing van de schade-uitkering van de losse onderdelen van het huisvestingssysteem is gekomen, kan het standpunt van Interpolis dat van schade niet is gebleken, onbesproken blijven.
4.20.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de vorderingen van Golden Egg afwijzen.
4.21.
Golden Egg is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Golden Egg als volgt vastgesteld op € 1.196,00 (2,00 punten x € 598,00). Deze veroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Golden Egg af,
5.2.
veroordeelt Golden Egg in de proceskosten, aan de zijde van Interpolis tot dit vonnis vastgesteld op € 1.196,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Oosterbaan-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.
WO/AW