ECLI:NL:RBGEL:2023:3938

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
05-333849-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een 17-jarige collega door een 25-jarige man in Duiven met een celstraf en schadevergoeding

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man uit Zevenaar, die werd beschuldigd van de verkrachting van een 17-jarige collega. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft een bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke deel van de straf verbonden, namelijk dat de man het slachtoffer een schadevergoeding moet betalen. De feiten vonden plaats op 25 februari 2022 in Duiven, waar de verdachte de aangeefster onder druk zette tot seksuele handelingen, ondanks haar herhaalde verzoeken om te stoppen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer consistent en betrouwbaar waren, en dat er voldoende steunbewijs was om de verkrachting te bewijzen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische gevolgen voor het slachtoffer, die PTSS heeft ontwikkeld als gevolg van de verkrachting. De rechtbank heeft de vordering van het slachtoffer tot schadevergoeding toegewezen, inclusief materiële schade en smartengeld, en heeft de verdachte verplicht om deze bedragen te betalen. De uitspraak benadrukt de ernst van de zaak en de impact op het slachtoffer, evenals de verantwoordelijkheid van de verdachte voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/333849-22
Datum uitspraak : 11 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] .
Raadsman: mr. J.W.M. Soentjens, advocaat in 's-Heerenberg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 februari 2022 te Duiven,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid,
[slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
[slachtoffer] ,
te weten
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn vingers in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer] en/of
- het betasten van de vulva en/of de borsten en/of de billen van die [slachtoffer] ,
waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging
met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan
dat verdachte
- (meermaals) bovengenoemde seksuele handelingen onverhoeds heeft verricht
en/of die [slachtoffer] hiermee heeft overrompeld en/of
- (meermaals) die [slachtoffer] vast en/of tegen heeft gehouden toen zij weg wilde
gaan en/of
- die [slachtoffer] voorover heeft geduwd en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij zou stoppen als zij hem zou pijpen,
althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] vast heeft gehouden en/of zijn penis in de mond
van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- (meermaals) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van
die [slachtoffer] en/of
- (meermaals) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- (hierdoor) een bedreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] zich
niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon of durfde te onttrekken;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Naar de mening van de officier van justitie zijn de verklaringen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) betrouwbaar. Ze heeft consistent verklaard over de seksuele handelingen die zijn verricht en de daarbij door verdachte uitgeoefende dwang. Ook bevat het dossier voldoende steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij, kort gezegd, aangevoerd dat van seksueel binnendringen enkel blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer] , die daarover op verschillende momenten op verschillende manieren heeft verklaard. Haar verklaringen zijn niet consistent, wat van belang is voor de betrouwbaarheid daarvan. Van gedrag dat kan worden gekwalificeerd als seksueel binnendringen blijkt verder uit het dossier niet, ook niet uit de transcripties van de geluidsopnamen die zijn gemaakt. Daarin wordt veel gesproken, maar wordt geen enkel detail benoemd. Wat er die avond is gebeurd is niet duidelijk. En omdat de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] hierover zo uiteen lopen is er meer dan een gerede grond tot twijfel.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft op 7 maart 2022 tijdens het informatief gesprek zeden verklaard dat zij op 25 februari 2022 bij [naam bedrijf] in Duiven aan het werk was. Verdachte vroeg aan haar of zij tijdens haar pauze met hem een sigaretje ging roken. Zij gingen de trap achter het bedrijf op en gingen op het trapgedeelte van de "buurman" zitten. [slachtoffer] ging daar zitten en verdachte ging tegenover [slachtoffer] staan en raakte haar bovenbenen aan. Hij vroeg haar op te staan, dat deed zij en daar begon verdachte haar te knuffelen. [slachtoffer] zei dat verdachte aan zijn vriendin [naam 1] moest denken. Verdachte deed de ritssluiting van de jumpsuit van [slachtoffer] naar beneden en pakte haar borsten vast. [slachtoffer] wilde weglopen en daarbij trok verdachte haar panty kapot. Zij kon niet wegkomen en verdachte vingerde haar. Dat deed hij, omdat de jumpsuit een korte broek heeft. [slachtoffer] trok zijn handen weg en zij knuffelden elkaar. Zij had haar armen om zijn nek. Zijn hand ging naar haar billen. Zij ging daarop zitten en zei tegen verdachte dat hij ermee op moest houden. Hij ging daarop met zijn vingers via de binnenkant van haar broekje in haar vagina. Daar zat een tampon in. Hij drukte met zijn vingers dwars door de tampon heen. Verdachte zei dat hij in het andere gat, de anus wilde. [slachtoffer] zei meerdere keren “
nee” en dat mensen het konden zien. Verdachte pakte haar vast, zodat zij niet weg kon. Verdachte deed de riem van zijn broek los en deed zijn broek omlaag. Hij zei tegen haar dat, als zij hem zou pijpen, hij zou stoppen. Verdachte haalde zijn hand bij haar vagina weg. Daarop pijpte [slachtoffer] hem. Zij wist niet meer wat zij moest doen. Ze was bang en had gezegd dat ze dit niet wilde. Verdachte pakte tijdens het pijpen haar hoofd vast. Zij duwde tegen de buik van verdachte en zei “
nee, kappen”. Op dat moment kwam collega [getuige] eraan. [slachtoffer] is daar ongeveer een half tot driekwart uur met verdachte geweest. [2]
Op 16 maart 2022 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan en het volgende verklaard. Zij dacht dat verdachte rond 23:30 uur vroeg om samen een sigaretje te roken. Verdachte liep naar buiten, naar de trap direct aan het pand van [naam bedrijf] . [slachtoffer] kwam daar vijf minuten later. Verdachte gaf haar een sigaretje en begon haar meteen aan te raken en aan haar te hangen. [slachtoffer] zei dat ze maar vijf minuten pauze had en dan verder wilde. Verdachte bleef aandringen en zat aan haar billen. [slachtoffer] raakte geïrriteerd. Verdachte zei dat ze moest staan, maar ze bleef zitten. Verdachte ging met zijn hand langs de binnenkant van haar been naar haar liezen. [slachtoffer] zei dat ze dat niet wilde. Zij heeft zijn hand weggeduwd en gezegd dat ze aan het werk was en dit niet wilde. Verdachte luisterde niet, hij is toch sterker. [slachtoffer] kon zijn handen wegduwen wat ze wilde, maar verdachte bleef doorgaan. Ze zei dat ze ongesteld was en dat zij niet kon. Verdachte wilde toen dat zij haar tampon uit deed. Dat zei hij letterlijk tegen haar, dat zij de tampon eruit moest halen. [slachtoffer] zei dat ze dat niet ging doen. Verdachte gaf aan dat hij dat niet leuk vond en dat zij normaal moest doen. Hij ging weer met zijn handen langs de binnenkant van haar been. Hij vingerde haar, terwijl haar tampon er nog in zat. Hij duwde er doorheen. [slachtoffer] kon niet weg, want haar hand lag op haar been en verdachte hield die hand vast en hield haar tegen. Toen heeft ze best wel hard zijn handen weggeduwd. Zij wilde omdraaien op de trap en naar beneden lopen. Toen heeft verdachte haar vastgepakt en voorover geduwd, met haar rug voorover. Ze stond nog op haar benen, maar moest haar rug voorover bukken. Toen ging verdachte aan haar billen zitten en heeft hij haar panty kapotgetrokken. [slachtoffer] heeft zich toen omgedraaid en ging weer zitten. Ze had een jumpsuit aan met een ritsje. Verdachte deed haar rits open en ging aan haar tieten zitten, op haar blote huid. Hij ging via de bovenkant haar bh in. Toen heeft [slachtoffer] zijn handen weggeduwd en haar rits dichtgedaan. Ze zei dat hij moest opdonderen. Dit alles heeft verdachte twee tot drie keer herhaald, haar rits opendoen en aan haar tieten zitten. Toen heeft zij hem half gesmeekt om te stoppen. Zij voelde zich niet goed. Ze hadden toen een lange discussie over dat [slachtoffer] weg wilde. Ze zei
“laat me alsjeblieft weg”. Hij zei “
nee, dan blijf ik doorgaan met dingen die je echt niet wilt.” Hij deed zijn broek en onderbroek naar beneden. Hij pakte haar bij haar hoofd bij de achterkant vast, waardoor ze niet naar achteren kon. Verdachte stond voor [slachtoffer] en zij zat. Toen moest zij hem pijpen. Zij heeft hem een aantal keren weggedrukt, maar hij was sterker en ging door. Toen is hij betrapt door een collega, die haar zocht. [3]
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van [slachtoffer] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en dus voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [slachtoffer] consistent zijn. Zowel in het informatieve gesprek als in de aangifte is de verklaring op de kernpunten eensluidend. Weliswaar beschrijft zij in haar aangifte niet alle handelingen in dezelfde volgorde als tijdens het informatief gesprek zeden, maar dit doet niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. De rechtbank kijkt naar het geheel van beide verklaringen en stelt vast dat [slachtoffer] op belangrijke onderdelen hetzelfde heeft verklaard. Haar verklaringen zijn daarnaast gedetailleerd over de plaats waar het zich afspeelde, wat de handelingen van verdachte en haarzelf waren en wat er over en weer is gezegd. Dit maakt dat de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar vindt en bruikbaar voor het bewijs.
Het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd kan, gelet op het bepaalde in artikel 342, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), niet uitsluitend worden gebaseerd op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ertoe de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechtbank verbiedt tot een bewezenverklaring te komen indien de feiten en omstandigheden waarover een aangever verklaart op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Volgens de Hoge Raad betekent de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 Sv in zedenzaken, waarin het in de kern vaak gaat om het woord van aangever tegen dat van de verdachte, niet dat vereist is dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer die verklaring op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De bewijsmiddelen dienen voldoende steun te geven aan de verklaring van aangever (getuige). Dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Als het aanvullend bewijsmateriaal alleen is aan te merken als een onderbouwing van de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster, geeft deze daaraan in het licht van artikel 342, lid 2, Sv onvoldoende steun. Dat geldt bijvoorbeeld als het aanvullend bewijs bestaat uit een ‘de auditu’-verklaring, inhoudende een weergave van wat de ‘bron’ aan de betrokken getuige heeft verteld. Indien een verklaring van een getuige daarentegen (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezenverklaarde.
De rechtbank zal dus moeten beoordelen of de verklaringen van [slachtoffer] in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daarbij is niet vereist dat elk onderdeel van de tenlastelegging steun vindt in meerdere bewijsmiddelen.
Er is geen getuige die de vermeende seksuele handelingen heeft waargenomen. Ook bevat het dossier geen forensisch bewijs.
[getuige] , een collega van verdachte en [slachtoffer] , heeft verklaard wat zij heeft gezien op
25 februari 2022. [slachtoffer] was met pauze, maar het duurde lang voordat zij terugkwam. Ze zou alleen een sigaretje gaan roken. [naam 2] (de bedrijfsleidster) zocht haar en [getuige] hielp haar met het zoeken naar [slachtoffer] . [getuige] ging naar de trappen toe. Toen zij naar links ging, zag zij verdachte en [slachtoffer] . Zij zag dat [slachtoffer] aan het huilen was. Verdachte stond en [slachtoffer] zat op het trapje. Zij zaten heel dicht bij elkaar. [getuige] zag dat verdachte zijn gulp en broek een beetje open stonden. Zijn riem had hij afgedaan. Ze merkte wel dat er een spanning was toen ze [slachtoffer] en verdachte zag. [slachtoffer] was heel erg verdrietig. Verdachte was wat lacherig. Op het moment dat [getuige] naar boven liep richting verdachte en [slachtoffer] , hoorde zij haar tegen hem zeggen
“houd op”. Na het incident zijn [getuige] en [slachtoffer] op een bank gaan zitten in het restaurant. [slachtoffer] heeft haar toen verteld dat ze van verdachte dingen moest doen, die zij niet wilde. [getuige] zag dat het been van [slachtoffer] rood was en dat haar panty kapot was. [4]
De rechtbank constateert dat de verklaringen van [slachtoffer] op meerdere punten steun vinden in de waarnemingen van [getuige] , te weten de open broek en gulp van verdachte, de riem die los was, de woorden van [slachtoffer] “houd op” en de panty die kapot was. Daarbij komt dat de emoties die [getuige] bij [slachtoffer] heeft waargenomen passen bij de verklaring van [slachtoffer] dat zij is gedwongen tot seksuele handelingen. [getuige] merkte spanning tussen [slachtoffer] en verdachte en heeft gezien dat [slachtoffer] huilde en erg verdrietig was. Het dossier bevat geen concrete aanknopingspunten om aan te nemen dat deze door [getuige] bij [slachtoffer] waargenomen emotie zich laat verklaren door een andere oorzaak dan de door [slachtoffer] beschreven gebeurtenissen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [getuige] zodanige steun biedt aan de verklaringen van [slachtoffer] dat tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde kan worden gekomen. Daarvoor is voldoende wettig bewijs aanwezig. Ook heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] . In die overtuiging wordt de rechtbank nog gesterkt door het navolgende.
[naam 3] , de werkgever van verdachte en [slachtoffer] , heeft de dag na het incident een gesprek gehad met verdachte. In de woordelijke uitwerking van het gesprek (waarbij verdachte wordt aangeduid als [verdachte] en [naam 3] als “ [naam 3] ”) staat onder andere het volgende:

[verdachte] : Het is begonnen als een grapje, maar dan komt er wat alcohol bij en dan gaat het grapje over een grens. En ja, het is te ver over de grens gegaan.”
[naam 3] : Had je nergens het besef dat, ga ik niet te ver, was ik daar boven niet iets aan het doen wat niet helemaal door de beugel kan?[verdachte] : Ik had niet het besef dat het zo voor haar voelde, want wij doen dat weleens vaker, maar dan niet zo hardhandig, maar het gebeurde wel vaker.” [5]
Later op de dag heeft [naam 3] (“ [naam 3] ”) met verdachte (“ [verdachte] ”) en [slachtoffer] (“ [slachtoffer] ”) een gesprek gehad. In de woordelijke uitwerking van het gesprek staat onder andere het volgende:

[naam 3] : heb je op enig moment gedacht van, dit kan niet wat ik nu doe?[verdachte] : Ja
[naam 3] : Heb je wel gedacht. Zo eerlijk ben je wel?[verdachte] : Ja.[slachtoffer] : Wanneer dan?[verdachte] : Vanochtend, toen ik het allemaal besefte. En ook tijdens het gesprek met jou. Mijn excuus en ik heb het niet in de gaten gehad, dat het zo hardhandig en zo vervelend voor jou overkwam. We hebben weleens vaker een lolletje gehad[slachtoffer] : Hm...hm.[verdachte] : Nou het is ook niet altijd zachtjes geweest.[slachtoffer] : Nee.[verdachte] : Ik had het niet in de gaten.[slachtoffer] :(onverstaanbaar)...maar ik heb wel vaker ?nee? gezegd.[verdachte] : Ja dat klopt.
(…)
[slachtoffer] : Ik heb het ook vaker geprobeerd (onverstaanbaar)[verdachte] : Dat heb ik niet?niet?dat heb ik niet, niet meegekregen, niet gezien. Als ik iets had gezien, dan was ik direct gestopt.[naam 3] : Ah?ik denk dat er iets in jou niet?überhaupt niet ziet.[verdachte] : Ik heb het niet gezien. En als ik het had gezien had en beseft op dat moment, was ik er direct mee gestopt. Ik weet dondersgoed dat het niet kan en niet mag en niet hoort. En ik heb er ook heel veel spijt van. Dat mag je best weten. Ik heb heel veel spijt van, van wat er is gebeurd. Het hoort niet, het mag niet en het kan gewoon niet.[slachtoffer] : (fluistert)?nee. Maar je zegt, ik heb het niet gezien. Maar je hebt het wel gehoord.[verdachte] : Ik heb het wel gehoord, maar het kwam niet bij mij binnen.” [6]
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat de gesprekken tussen hem, [naam 3] en (in het laatste geval ook) [slachtoffer] enkel ging over een collegiaal tikje tegen de arm en het been van [slachtoffer] , wat maximaal 3 à 4 seconden duurde, ongeloofwaardig. Verdachte beschrijft de tikjes als collegiaal contact zonder aanleiding en als iets wat hij wel vaker deed. Uit het gesprek volgt echter dat verdachte zegt dondersgoed te weten dat het (
dat is: dat wat hij gedaan heeft, toevoeging rechtbank) niet kan en mag. Twee korte tikjes tegen het lichaam van [slachtoffer] laten zich niet rijmen met deze uitlating van verdachte, noch met de uitlating “we doen dat weleens vaker, maar dan niet zo hardhandig”. Daarnaast past de opmerking van verdachte dat hij, als hij het in de gaten had gehad, was gestopt niet bij een handeling die maar 3 à 4 seconden duurt. Deze opmerking wijst erop dat er iets gedurende langere tijd gaande is geweest. Ook de opmerking van verdachte in het eerste gesprek met [naam 3] dat hij als gevolg van alcohol te ver over de grens is gegaan, past niet bij louter collegiaal contact.
Aan de verdediging kan worden toegegeven dat in de uitwerking van de gesprekken geen concrete handelingen worden benoemd en dat het daarom niet duidelijk is waarover concreet werd gesproken. Naar het oordeel van de rechtbank mag echter, gezien de uitlatingen die verdachte in de gegeven context heeft gedaan, worden aangenomen dat het ging over de beschuldiging van [slachtoffer] aan het adres van verdachte en dat dat is waarvoor verdachte spijt betuigde.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat kan worden uitgegaan van de verklaringen van [slachtoffer] en dat verdachte met dwang de handelingen heeft verricht zoals beschreven in de tenlastelegging. Het brengen van de penis in de mond van [slachtoffer] en het brengen van de vingers in haar vagina levert zonder meer op het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] .
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] .

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks25 februari 2022 te Duiven,
door geweld
of een andere feitelijkheiden
/of bedreiging met geweld ofeen andere
feitelijkheid,
[slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit
of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
[slachtoffer] ,
te weten
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en
/of- het brengen van zijn vingers in de vagina en
/oftussen de schaamlippen van die
[slachtoffer] en
/of- het betasten van de vulva en
/ofde borsten en
/ofde billen van die [slachtoffer] ,
waarbij dat geweld en
/ofdie
één of meerandere feitelijkheden
en/of die bedreigingmet geweld en/of met één of meer andere feitelijkhedener in
heeft/hebben bestaan
dat verdachte
-
(meermaals
)bovengenoemde seksuele handelingen onverhoeds heeft verricht
en
/ofdie [slachtoffer] hiermee heeft overrompeld en
/of-
(meermaals
)die [slachtoffer] vast en
/oftegen heeft gehouden toen zij weg wilde
gaan en
/of- die [slachtoffer] voorover heeft geduwd en
/of- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij zou stoppen als zij hem zou pijpen
,althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekkingen
/of- het hoofd van die [slachtoffer] vast heeft gehouden en
/ofzijn penis in de mond
van die [slachtoffer] heeft gebracht en
/of-
(meermaals
)misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van
die [slachtoffer] en
/of-
(meermaals
)voorbij is gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer] en
/of-
(hierdoor
)een bedreigende situatie heeft gecreëerd waarin die [slachtoffer] zich
niet aan bovengenoemde seksuele handelingen kon of durfde te onttrekken;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het feit:
verkrachting

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
3 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf dient als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] te worden verbonden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] . Hij heeft haar buiten op een trapje betast. Hoewel zij meermaals heeft aangegeven dit niet te willen, is verdachte (mogelijk onder invloed van alcohol) steeds een stap verder gegaan in zijn hardhandige en fors grensoverschrijdende handelen en heeft hij haar gevingerd en gedwongen om hem te pijpen. Het handelen van verdachte is pas gestopt toen een andere collega haar vond, omdat zij zo lang weg was met verdachte. [slachtoffer] moet zich enorm machteloos en angstig hebben gevoeld. De rechtbank meent dan ook dat sprake is van een zeer ernstig feit en rekent dit verdachte zwaar aan.
Feiten zoals deze hebben bij slachtoffers veelal psychische klachten tot gevolg waarvan zij lang last kunnen blijven houden. Dit is ook in het geval van [slachtoffer] gebeurd. Bij haar is immers PTSS vastgesteld. Ook de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring heeft indringend duidelijk gemaakt dat de verkrachting een enorme impact heeft gehad op [slachtoffer] en dat zij met de gevolgen daarvan nog altijd hevig worstelt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 15 mei 2023. Hieruit volgt dat geen van de leefgebieden instabiel is. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag en er wordt, los van het contactverbod, geadviseerd om geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Uit het strafblad van verdachte blijkt verder dat hij zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden zonder meer passend zijn. De rechtbank houdt echter in vergaande mate, en mogelijk meer dan de officier van justitie heeft gedaan, rekening met de nog jonge leeftijd van verdachte. Die brengt echter niet mee dat van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden afgezien. Dat zou onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor [slachtoffer] .
Alles afwegende acht de rechtbank passend een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer] verbinden. Het gevoel van veiligheid van [slachtoffer] is daarbij voor de rechtbank een belangrijke overweging. De voorwaardelijke gevangenisstraf strekt ertoe zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal begaan.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 557,36 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Ten aanzien van het gevorderde eigen risico, de twee nog niet geheel vergoede consulten met de psycholoog en de reiskosten naar de psycholoog overweegt de rechtbank dat deze schadeposten niet, dan wel onvoldoende inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Daarom is de rechtbank van oordeel dat deze schadeposten geheel kunnen worden toegewezen.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De reiskosten die zien op het gesprek met de advocaat en het slachtoffergesprek met de officier van justitie, waarbij – naar mag worden aangenomen – ook de vordering zal zijn besproken, vormen wat de rechtbank betreft buiten rechte gemaakte kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade, zoals bedoeld in art. 6:96 van het Burgerlijk Wetboek, waarvoor verdachte aansprakelijk is. Ook deze kosten komen voor toewijzing in aanmerking.
De rechtbank overweegt dat voor de gevorderde reiskosten voor het bezoek aan de rechtbank ten behoeve van de zitting geen wettelijke grondslag bestaat nu [slachtoffer] procedeert met een advocaat. [7] Daarom zal zij dit deel van de vordering afwijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor het materiële deel tot een hoogte van € 550,10 kan worden toegewezen en zal het overige deel van de vordering afwijzen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter onderbouwing van de vordering naar voren is gebracht, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde op andere wijze in de persoon is aangetast. Blijkens een bij de vordering gevoegd bericht is de benadeelde partij sinds oktober 2022 in behandeling bij een psycholoog en lijken er sterke aanwijzingen te zijn voor een posttraumatische stress stoornis. Nog afgezien van dit (mogelijke) geestelijke letsel, brengen de aard en de ernst van de bewezenverklaarde verkrachting naar het oordeel van de rechtbank mee dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zozeer voor de hand liggen dat van een aantasting in de persoon kan worden gesproken. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 5.000,- vaststellen.
Verdachte is over de toegewezen bedragen wettelijke rente verschuldigd vanaf 25 februari 2022.
De rechtbank ziet verder aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf,
te weten 8 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaar niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] , geboren op 4 januari 2005, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
 beveelt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 550,10 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade voor het overige af;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 5.550,10 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 62 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. L.F. Bögemann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2023.
mrs. K.A.M. van Hoof en B. de Rooij zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022089100, gesloten op 20 december 2022, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 5-6.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 9.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , p. 46-47.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 42.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 35-37.