ECLI:NL:RBGEL:2023:3667

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
C/05/419136 / KG RK 23-419
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure wegens niet verlenen van uitstel voor conclusie van antwoord

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 19 juni 2023 een verzoek tot wraking van mr. F.M.T. Quaadvliet, rechter in een civiele procedure, afgewezen. Verzoekster had verzocht om wraking omdat de rechter geen uitstel voor haar conclusie van antwoord had verleend. De procedure begon met een huurkwestie waarbij verzoekster was gedagvaard om op 15 maart 2023 te verschijnen. Na twee eerdere uitstelverzoeken, werd op de rolzitting van 10 mei 2023 door de rechter geen verder uitstel verleend, wat leidde tot het wrakingsverzoek van verzoekster. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 mei 2023 heeft verzoekster haar gronden voor de wraking toegelicht, stellende dat de rechter partijdig was door het niet verlenen van uitstel, wat haar recht op een eerlijk proces zou schenden.

De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij niet in de wraking berustte en dat zijn beslissing om geen uitstel te verlenen conform het landelijk procesreglement was. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. Volgens de wrakingskamer is er geen objectieve grond voor de vrees dat de rechter vooringenomen zou zijn. De beslissing om geen uitstel te verlenen is een procesbeslissing en valt niet onder de beoordeling van de wrakingskamer, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die wijzen op partijdigheid.

De wrakingskamer concludeert dat verzoekster niet voldoende feiten heeft aangedragen die de vrees voor partijdigheid zouden rechtvaardigen. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af, waarbij wordt opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/419136 / KG RK 23-419
Beslissing van 19 juni 2023
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [adres],
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. F.M.T. Quaadvliet,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van antwoord van de kantonrolzitting van 10 mei 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 24 mei 2023
  • de schriftelijke reactie van verzoekster van 30 mei 2023
  • het proces-verbaal van de zitting van de wrakingskamer, gehouden op 31 mei 2023.
1.2.
Bij laatstgenoemde mondelinge behandeling bij de wrakingskamer is verzoekster verschenen. Ook de rechter is verschenen.
1.3.
Tijdens de zitting van de wrakingskamer heeft verzoekster de voorzitter van de wrakingskamer gewraakt. Dat verzoek tot wraking is op 12 juni 2023 door een andere wrakingskamer behandeld.
1.4.
Bij mondelinge beslissing van eveneens 12 juni 2023 (zaaknummer C/05/420033 / KG RK 23-453) is het verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer afgewezen.
1.5.
Thans zal op het verzoek tot wraking van de rechter worden beslist.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in een civielrechtelijke procedure bij de kantonrechter met zaaknummer 10385474 CV EXPL 23-1848. In die procedure (een huurkwestie) is verzoekster gedagvaard om op de zitting van de kantonrechter van 15 maart 2023 te verschijnen. Aan verzoekster is een eerste uitstel voor antwoord verleend tot 12 april 2023. Daarna is aan verzoekster op haar verzoek een tweede uitstel voor antwoord tot 10 mei 2023 verleend met de mededeling “
laatste uitstel voor antwoord”. Bij brief van 9 mei 2023 heeft verzoekster wederom een uitstel gevraagd. Op de kantonrolzitting van 10 mei 2023 is verzoekster verschenen en heeft zij dringend verzocht om uitstel omdat zij meer tijd nodig heeft om haar antwoord te onderbouwen. Nadat de rechter heeft meegedeeld dat geen verder uitstel wordt verleend omdat op 12 april 2023 een laatste uitstel is gegeven, heeft verzoekster de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoekster meent dat de rechter vanwege het niet verlenen van nader uitstel partijdig is. Tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer op 31 mei 2023 heeft verzoekster nader toegelicht dat zij heeft begrepen dat uitstel altijd wordt toegekend en dat zij het recht heeft om op een redelijke termijn haar antwoord te formuleren. Volgens verzoekster zijn er door een situatie van overmacht klemmende redenen waardoor zij nog niet heeft kunnen antwoorden. Dat verzoekster niet toelicht wat die redenen zijn, is volgens haar geen reden om het uitstel niet te verlenen omdat een eerlijk proces een mensenrecht is. De rechter heeft niet beslist op basis van internationale verdragen en wetten. Als geen uitstel wordt gegeven, krijgt verzoekster geen kans om schriftelijk verweer te voeren en wordt haar recht op een eerlijk proces niet geëerbiedigd wat voor haar nadelig is, aldus verzoekster.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Volgens de rechter valt niet in te zien dat de rechterlijke onpartijdigheid schade heeft geleden door het niet verlenen van uitstel. Op de diverse uitstelverzoeken van verzoekster is conform het landelijk procesreglement beslist en is niet anders gehandeld dan in andere zaken waarin voor de derde keer uitstel is gevraagd. De rechter heeft tijdens de rolzitting niet van verzoekster vernomen wat de klemmende reden was voor uitstel en omdat niet duidelijk gemotiveerd werd waarom voor een derde keer uitstel zou moeten worden verleend, is het verzoek afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dat is het geval als de rechter tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Het uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoekster vindt de rechter vooringenomen omdat deze een onjuiste beslissing heeft genomen door geen nader uitstel te verlenen. De beslissing over het wel of niet verlenen van uitstel in een procedure is een procesbeslissing. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van een procesbeslissing en evenmin tegen de motivering van een procesbeslissing, ook indien het gaat om een door verzoekster onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering (zie Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Alleen als deze beslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden.
3.3.
Dat daarvan in deze zaak sprake zou zijn, is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken. Uit het feit dat de rechter geen nader uitstel heeft verleend blijkt geen vooringenomenheid. Verzoekster heeft vanaf ontvangst van de dagvaarding de mogelijkheid gekregen om binnen de wettelijke termijnen te antwoorden. Op de eerste kantonrolzitting is conform het procesreglement uitstel verleend van vier weken. Daarna is nog een termijn van vier weken gegeven. Ook na die termijn heeft verzoekster niet geantwoord. Tijdens de kantonrolzitting van 10 mei 2023 heeft verzoekster te kennen gegeven dat zij meer tijd nodig heeft om haar antwoord te onderbouwen. Dit is verder niet toegelicht. Uit het handelen van de rechter blijkt naar objectieve maatstaven gemeten niet dat de rechter door de procesbeslissing te nemen dat geen nader uitstel wordt verleend, vooringenomen is jegens verzoekster.
3.4.
Aangezien concrete feiten ontbreken waaruit de rechtbank de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor jegens de persoon van verzoekster kan afleiden, wordt het wrakingsverzoek afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.J. Peerdeman, voorzitter, mr. R.M.H. Pennings en mr. G. Edelenbos, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.A.C. Modderman en in openbaar uitgesproken op 19 juni 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.