In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 19 juni 2023 een verzoek tot wraking van mr. F.M.T. Quaadvliet, rechter in een civiele procedure, afgewezen. Verzoekster had verzocht om wraking omdat de rechter geen uitstel voor haar conclusie van antwoord had verleend. De procedure begon met een huurkwestie waarbij verzoekster was gedagvaard om op 15 maart 2023 te verschijnen. Na twee eerdere uitstelverzoeken, werd op de rolzitting van 10 mei 2023 door de rechter geen verder uitstel verleend, wat leidde tot het wrakingsverzoek van verzoekster. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 mei 2023 heeft verzoekster haar gronden voor de wraking toegelicht, stellende dat de rechter partijdig was door het niet verlenen van uitstel, wat haar recht op een eerlijk proces zou schenden.
De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij niet in de wraking berustte en dat zijn beslissing om geen uitstel te verlenen conform het landelijk procesreglement was. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. Volgens de wrakingskamer is er geen objectieve grond voor de vrees dat de rechter vooringenomen zou zijn. De beslissing om geen uitstel te verlenen is een procesbeslissing en valt niet onder de beoordeling van de wrakingskamer, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die wijzen op partijdigheid.
De wrakingskamer concludeert dat verzoekster niet voldoende feiten heeft aangedragen die de vrees voor partijdigheid zouden rechtvaardigen. De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af, waarbij wordt opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.