ECLI:NL:RBGEL:2023:3644

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
10515880
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkte toewijzing van het gebruik van de gezamenlijke woning na relatiebeëindiging met belangenafweging

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft de kantonrechter op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee voormalige partners, [eiser] en [gedaagde]. De vordering van [eiser] betreft het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning na het beëindigen van hun relatie. De partijen hebben van november 2004 tot oktober 2022 een relatie gehad en hebben samen twee kinderen. Na de relatie heeft [gedaagde] in een vakantiewoning verbleven, terwijl [eiser] in de gezamenlijke woning bleef wonen. De vordering van [eiser] is beperkt toegewezen, waarbij zij het uitsluitend gebruik van de woning is toegekend met uitzondering van één weekend om de veertien dagen, zodat de kinderen [gedaagde] kunnen zien in zijn eigen woning.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang voor [eiser], omdat zij niet langer bij haar ouders kan logeren in de weekends dat [gedaagde] in de woning verblijft. De belangen van de kinderen zijn zwaarwegend, en het is onwenselijk dat zij naar het vakantiepark van [gedaagde] moeten reizen. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van [eiser] en de kinderen om in de woning te blijven zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om vaker in de woning te verblijven. De vordering van [gedaagde] in reconventie is afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10515880 \ VV EXPL 23-73
Vonnis in kort geding van 27 juni 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. I.P. Rietveld,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 13 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] en [eiser] hebben een relatie gehad van november 2004 tot oktober 2022. Uit hun relatie zijn twee kinderen geboren, te weten [kind 1] ( [geboortedatum] ) en [kind 2] ( [geboortedatum] ).
2.2.
Partijen hebben op 1 augustus 2006 een woning gekocht aan [adres] te [woonplaats] voor € 282.500,00. Op 26 februari 2009 hebben partijen de grond onder de woning gekocht voor € 48.787,20. Op de woning rust een hypotheek bij Allianz van circa
€ 403.330,10. De hypotheeklasten bedragen € 923,00 per maand.
2.3.
Omstreeks eind mei 2022 hebben partijen bij Allianz een bouwrekening (een zogeheten bouwdepot) gekregen van € 55.000,00 voor de duur van een jaar. Partijen hebben van deze bouwrekening geen gebruik gemaakt.
2.4.
Partijen hebben een samenlevingsovereenkomst gesloten op 24 juni 2009, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
Artikel 3 lid 2
Partijen verplichten zich naar evenredigheid van hun inkomen bij te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
Artikel 4 lid 3
Indien ter financiering van de door partijen gezamenlijk te bewonen woning en van zaken aangeschaft voor de gemeenschappelijke huishouding een geldlening is aangegaan, zal de rente worden gerekend tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
Artikel 10
Ingeval de overeenkomst eindigt anders dan door overlijden van een van de partijen, heeft ieder van partijen het recht zich tot de kantonrechter te wenden met het verzoek uit te spreken dat deze partij – met uitsluiting van de andere partij – nog zes maanden mag blijven wonen in de laatstelijk door beiden bewoonde woning. De kantonrechter zal daarbij afwegen de belangen die partijen hebben in de woning te blijven en de mogelijkheid andere woonruimte te vinden.
Indien de woning toebehoort aan beide partijen of toebehoort aan de partij die er niet in blijft wonen, dient de partij die blijft wonen over gemelde periode een redelijke vergoeding te betalen. De kantonrechter kan overeenkomstig het hiervoor bepaalde de partij die blijft wonen gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van het betalen van vergoeding.
De vergoeding zal worden vastgesteld door partijen in onderling overleg. Indien partijen het over de vergoeding niet eens kunnen worden, zullen zij deze laten bepalen door een door de kantonrechter te benoemen deskundige.
2.5.
[gedaagde] woont sinds oktober 2022 in een vakantiewoning van Topparken, het bedrijf waar hij werkzaam is. Partijen hebben, nadat zij hun relatie beëindigd hebben, afgesproken dat [gedaagde] een weekend per twee weken in de woning verblijft en dan voor de kinderen zal zorgen. [eiser] logeert in dat weekend bij haar ouders.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser] vordert - samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
te bepalen dat [eiser] met uitsluiting van [gedaagde] de woning aan [adres] te [woonplaats] kan bewonen en gebruik kan maken van de zich daarin bevindende inboedel met ingang van de dag van het wijzen van het vonnis;
[gedaagde] te gebieden de woning te verlaten en deze niet meer te betreden zonder toestemming van [eiser] op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per keer dat hij handelt in strijd met dit gebod met een maximum van € 25.000,00;
te bepalen dat [eiser] voor het uitsluitend gebruik van de woning een gebruiksvergoeding verschuldigd is van € 315,00 per maand met ingang van de dag dat [eiser] het uitsluitend gebruik van de woning heeft gekregen én een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen ontvangt;
te bepalen dat [gedaagde] moet meewerken aan het opheffen van het bouwdepot op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag dat hij na betekening van dit vonnis hier niet aan meewerkt dan wel vervangende toestemming te verlenen voor het opheffen van het bouwdepot;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Partijen hebben afgesproken dat [eiser] vooralsnog in de woning blijft wonen, met dien verstande dat [gedaagde] eens per twee weken het weekend in de woning verblijft en voor de kinderen zorgt. [eiser] logeert dan bij haar ouders. [eiser] ging er bij het maken van deze afspraken van uit dat zij op korte termijn andere woonruimte zou kunnen vinden. Dat lukt echter niet door haar beperkte inkomen. Haar ouders gaan verhuizen waardoor zij daar in de weekends niet langer terecht kan. Evenmin kan ze in de weekends dat [gedaagde] in de woning verblijft elders terecht. Daartegenover staat dat [gedaagde] op een vakantiepark woont en eventueel bij zijn vriendin kan intrekken. Daarnaast is het zo dat [gedaagde] in de weekends dat hij voor de kinderen zorgt nauwelijks aanwezig is. De kinderen hebben aangegeven dat zij hun vader liever korter zien en dan ook echt zijn aandacht kunnen krijgen. Dat kan ook in het vakantiehuisje. [eiser] voelt zich niet veilig in de woning wetend dat [gedaagde] ieder moment in de woning kan komen (en dat ook doet) en zij heeft last van het gebrek aan privacy.
[eiser] realiseert zich dat zij - op enig moment - een redelijke vergoeding voor het gebruik van de woning verschuldigd is. Zij is gelet op haar inkomen (ca. € 1.300,- netto per maand) pas in staat deze te betalen als [gedaagde] kinderalimentatie betaalt, ervoor zorgt dat [eiser] de kinderbijslag ontvangt en hij zich uitschrijft uit de woning zodat [eiser] een Kindgebonden budget aan kan vragen. Volgens [eiser] is in dat geval een redelijke vergoeding de netto hypotheekrente. De hypotheek bestaat voor een deel uit een bouwdepot waarover rente verschuldigd is. [eiser] wil dat het bouwdepot wordt opgeheven, zodat deze rente niet langer verschuldigd is. [gedaagde] en zijn advocaat reageren niet op verzoeken om medewerking daartoe. De hypotheekrente van het aflossingsvrije gedeelte bedraagt € 535,00 per maand. Zonder bouwdepot bedraagt de hypotheekrente van het annuïtaire gedeelte 2,28% van € 49.386,00 = € 1.126,00 per jaar = € 93,83 per maand. De maandlasten bedragen dus ca € 629,00 bruto, zijnde ca € 315,00 netto per maand. [eiser] is van mening dat dit een passende vergoeding is zodra zij beschikt over kinderalimentatie.
[eiser] is van mening dat van haar gelet op de spanningen tussen partijen niet kan worden verwacht dat zij de woning samen met de man in gebruik heeft. Zij heeft als hoofdverzorger van de kinderen gelet op het voorgaande het meeste belang bij voorlopige toewijzing van het uitsluitend gebruikt van de woning. Zodra zij andere woonruimte vindt, zal zij verhuizen en kan de woning worden verkocht.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] voert het volgende aan.
[gedaagde] betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang.
Partijen hebben weliswaar afgesproken dat [eiser] vooralsnog in de gezamenlijke woning kon blijven, maar de bedoeling was dat [eiser] binnen afzienbare tijd een eigen woonruimte zou realiseren en [gedaagde] de woning dan zou kopen en daarin zou gaan wonen. Ook [gedaagde] heeft er behoefte aan om in de woning te kunnen verblijven. Allereerst zodat hij daar tijd kan doorbrengen met zijn kinderen, maar ook omdat het zijn vertrouwde omgeving is en hij daar rust kan vinden. Dat hij nauwelijks aanwezig is en zich niet aan de gemaakte afspraken houdt betwist [gedaagde] . Hij betwist ook dat er sprake is van een dreigende houding en hij de woning betreedt zonder voorafgaand overleg met [eiser] . Daar komt bij dat [gedaagde] sinds het uiteengaan van partijen zowel alle kosten van de gezamenlijke woning als van zijn tijdelijk onderdak op het vakantiepark, waar hij ook werkt, betaalt.
Indien aan [eiser] het uitsluitend gebruik wordt toegekend dient zij daarvoor een redelijke vergoeding te betalen. [gedaagde] acht een vergoeding van € 624,95 per maand redelijk, eventueel aan te passen indien sprake is van gedeeltelijk gebruik.
Het bouwdepot is komen te vervallen, aangezien de looptijd daarvan is verstreken en zonder dat daarvan gebruik is gemaakt.
Aangezien [gedaagde] zijn afspraken nakomt en dat ook in de toekomst zal doen, bestaat er geen reden voor het opleggen van een dwangsom.
In reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis te bepalen dat:
primair partijen om de week (van maandag tot en met zondag [gedaagde] en de week erop van maandag tot en met zondag [eiser] ) met uitsluiting van de andere partij kunnen verblijven in de woning aan [adres] te [woonplaats] , subsidiair partijen de huidige regeling met betrekking tot het woongenot van [adres] te [woonplaats] handhaven met dien verstande dat [gedaagde] om de week het weekend van vrijdag 18.00 uur tot en met maandag 9.00 uur in de woning mag verblijven en [eiser] de woning de overige tijd kan gebruiken;
[eiser] voor het gedeeltelijk gebruik van de woning een gebruiksvergoeding verschuldigd is van € 624,95 per maand met ingang van de datum van dit vonnis;
[eiser] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie direct met elkaar samenhangen, bespreekt de voorzieningenrechter deze gezamenlijk.
4.2.
Nu partijen niet gehuwd zijn geweest en de vorderingen onbepaalde waarde hebben is op grond van de wet niet de kantonrechter maar de handelsrechter in kort geding bevoegd. De bevoegdheid van de kantonrechter als voorzieningenrechter volgt evenwel uit artikel 10 van de samenlevingsovereenkomst.
4.3.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] (in conventie) bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Als daarvan sprake is moet beoordeeld worden of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.4.
[eiser] heeft, met de verklaring van haar ouders, onderbouwd gesteld dat haar ouders haar niet langer meer stelselmatig in de weekends dat [gedaagde] in de woning verblijft onderdak willen en kunnen verlenen. Aangezien onbetwist vast staat dat partijen bij het aangaan van de regeling uitgingen van de mogelijkheid van [eiser] om bij haar ouders te logeren en dit thans niet langer meer het geval is, is daarmee naar het oordeel van de kantonrechter de spoedeisendheid gegeven. Het ter zake gevoerde verweer van [gedaagde] wordt verworpen.
4.5.
Bij de beoordeling van de vorderingen in zowel conventie als reconventie dienen de belangen van partijen tegen elkaar te worden afgewogen.
Niet in geschil is dat partijen er destijds voor hebben gekozen dat [gedaagde] (fulltime) zou werken en [eiser] , naast een baan van beperkte omvang, (in overwegende mate) voor de kinderen zou zorgen. Die rolverdeling bestond nog steeds toen partijen uit elkaar gingen en bestaat ook feitelijk nog steeds.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het onwenselijk is dat de kinderen voor de omgang met [gedaagde] naar het vakantiepark waar [gedaagde] verblijft, moeten afreizen. Hierbij spelen de leeftijd (pubertijd) van de kinderen, hun baantjes en hun sociale leven een belangrijke rol. Verder blijkt uit de verklaring van de zoon van partijen ( [kind 2] ) dat hij graag thuis is. Dit belang van de kinderen weegt zwaarder dan het belang van [eiser] om doorlopend het uitsluitend gebruik van de woning te hebben. [gedaagde] moet eens per veertien dagen de kinderen in de eigen woning kunnen zien.
Voorts meent de voorzieningenrechter dat het belang van [eiser] om samen met haar kinderen een zo stabiel mogelijk verblijf in de woning te hebben, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om vaker en langduriger in de woning te verblijven. [gedaagde] heeft elders onderdak en kan dat voor zichzelf, mede indachtig zijn financiële positie ook eenvoudiger organiseren. Het verschil in de financiële positie tussen partijen is het gevolg van de keuze die partijen destijds in het samenlevingscontract gemaakt hebben. Consequentie daarvan is dat de mogelijkheden elders onderdak te vinden voor [eiser] en de kinderen vele malen ingewikkelder is dan dat dit voor [gedaagde] is. Hoezeer de voorzieningenrechter oog heeft het feit dat wonen op het park waar [gedaagde] ook werkt en de beperkte ruimte negatieve impact op hem hebben, weegt dat niet op tegen de belangen van [eiser] en de kinderen zoals die hiervoor zijn genoemd.
4.6.
Deze belangen afgewogen tegen het belang van [eiser] op privacy en het niet kunnen vinden van een andere woning, maken dat de voorzieningenrechter de vordering in conventie van [eiser] beperkt zal toewijzen in die zin dat aan [eiser] het uitsluitend gebruik van de woning zal worden toegekend met uitzondering van een weekend om de veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 20.00 uur. Dit maakt dat de kinderen [gedaagde] in de eigen woning kunnen zien, terwijl [eiser] nog slechts voor één nacht per veertien dagen onderdak elders dient te zoeken. Nu de bevoegdheid van de kantonrechter in artikel 10 lid 1 van de samenlevingsovereenkomst is beperkt tot zes maanden, zal dit gebruik voor deze periode worden toegekend. De vordering van [gedaagde] in reconventie ten aanzien van het gebruik van de woning wordt aldus afgewezen.
4.7.
Aangezien aan [eiser] het hiervoor beperkte uitsluitende gebruik van de woning wordt toegekend, mag [gedaagde] buiten de regeling met de kinderen één weekend om de veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 20.00 uur de woning enkel betreden na overleg met en toestemming van [eiser] . De voorzieningenrechter ziet vooralsnog geen reden om aan te nemen dat [gedaagde] zich hier niet aan zal houden. De gevorderde dwangsom wordt om die reden afgewezen.
4.8.
Aangezien de vordering in conventie beperkt wordt toegewezen, [eiser] beperkte financiële mogelijkheden heeft, partijen geen gebruiksvergoeding waren overeengekomen en [gedaagde] op dit moment nog geen (kinder-)alimentatie betaalt en wel de kinderbijslag ontvangt, ziet de voorzieningenrechter geen reden om, anders dan partijen tot op heden hebben afgesproken, op dit moment al een gebruiksvergoeding toe te kennen. De daartoe strekkende vorderingen (voorwaardelijk) in conventie en in reconventie worden daarom afgewezen.
4.9.
[eiser] vordert medewerking van [gedaagde] aan het opheffen van het bouwdepot, dan wel vervangende toestemming voor het opheffen daarvan. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat er nog sprake is van een bouwdepot. [gedaagde] voert daartoe aan dat het bouwdepot voor de duur van een jaar en deze termijn is inmiddels ongebruikt verstreken, zodat het bouwdepot daarmee is komen te vervallen. [eiser] heeft haar vordering in het licht van deze gemotiveerde betwisting onvoldoende onderbouwd. De gevorderde medewerking dan wel vervangende toestemming wordt daarom afgewezen.
4.10.
Aangezien partijen voormalige partners zijn en de vordering ziet op deze relatie worden de proceskosten zowel in conventie als in reconventie gecompenseerd in die zin dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten.

5.De beslissing

De kantonrechter,
in conventie
5.1.
bepaalt dat [eiser] voor de duur van zes maanden na de dag waarop dit vonnis is gewezen, met uitsluiting van [gedaagde] de woning aan [adres] te [woonplaats] kan bewonen en gebruik kan maken van de zich daarin bevindende inboedel met ingang van heden, met uitzondering van één weekend om de veertien dagen van
zaterdag 10.00 uur tot zondag 20.00 uur;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] behoudens tijdens de hiervoor onder 5.1. genoemde uitzondering voornoemde woning enkel mag betreden na overleg met en toestemming van [eiser] ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af;
5.5
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2023.
498 \ 918